Het komt met enige regelmaat voor dat werkzaamheden rondom wateren worden verricht vanaf drijvende voorwerpen, bijvoorbeeld vanaf een ponton.
Mocht er door of vanaf het ponton schade worden toegebracht aan in de buurt liggende kabels of leidingen, dan geldt er in veel gevallen een speciaal aansprakelijkheidsregime: die van de aanvaring.
Algemeen
In boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is in afdeling 1 van titel 11 geregeld dat er sprake is van aanvaring als een binnenschip schade toebrengt aan eigendommen van derden. Het begrip binnenschip wordt in artikel 8:1000 BW zo ruim uitgelegd dat daar ook (bijvoorbeeld) drijvende werktuigen en pontons onder vallen.
In het geval er vanaf een ponton werkzaamheden worden verricht met andere machines, denk daarbij aan bagger- of heiwerkzaamheden, kan er bij schade aan kabels- en leidingen ook sprake zijn van aanvaring.
De kwalificatie van aanvaring, en het aansprakelijkheidsregime wat dan van toepassing is (wat wordt beschouwd als een specialis van de onrechtmatige daad), kan voor partijen vergaande gevolgen hebben. Zo geldt er bijvoorbeeld bij aanvaring een kortere verjaringstermijn (twee jaren gerekend vanaf de dag na de aanvaring) en kan de eigenaar van het binnenschip zijn aansprakelijkheid in (soms) vergaande mate beperken.
Op grond van artikel 8:1004 BW dient voor aansprakelijkheid op grond van aanvaring de schade te zijn veroorzaakt door schuld. Artikel 8:1004 lid 1 BW regelt dat er een vermoeden van schuld aanwezig is in het geval het binnenschip een ‘vaste of een te bekwamer plaats vastgemaakte zaak’ beschadigd. Er rust echter geen risicoaansprakelijkheid op de eigenaar van een binnenschip. Over de schuldvraag ging de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2015.
De casus
Baggerbedrijf West-Friesland (hierna: “BWF”) had een ponton in het water gelaten met daarop een machine ten behoeve van het verrichten van baggerwerkzaamheden. Tijdens het aanmeren van de ponton is de onderkant van het ponton in het talud van de oever gedrukt. Op die plek lag een gasleiding van Liander (waarschijnlijk op slechts 70 centimeter diepte) die werd beschadigd. BWF had voorafgaand aan haar werkzaamheden een KLIC-melding gedaan en had de grond nog niet beroerd op enigerlei wijze (BWF was nog niet aangevangen met de baggerwerkzaamheden).
Liander heeft BWF aansprakelijk gesteld voor de schade aan de gasleiding op grond van ‘aanvaring’. De rechtbank heeft de vordering van Liander afgewezen. De rechtbank overweegt daarbij als eerste dat de gasleiding van Liander niet is aan te merken als een ‘vaste of een te bekwamer plaats vastgemaakte zaak’ zodat er geen vermoeden van schuld aanwezig is.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat de gasleiding van Liander op een dusdanige geringe diepte lag, op welke ligging BWF bij het aanmeren van haar ponton niet bedacht hoefde te zijn (gezien de diepte waar een dergelijke leiding zich normaliter bevindt). Daarnaast was BWF niet gehouden om de gasleiding daadwerkelijk te lokaliseren omdat zij op de schadelocatie niet had gebaggerd of anderszins de grond had beroerd.
Kortom, er kan niet worden vastgesteld dat BWF schuld heeft aan de aanvaring.
Conclusie
Zodra er (graaf)werkzaamheden worden verricht in de buurt van water, is de kans aanwezig dat er bij schade aan kabels of leidingen sprake is van een speciaal aansprakelijkheidsregime met bijbehorende afwijkende bepalingen. Partijen dienen hier goed op bedacht te zijn.
Sebastiaan van de Kant & Peter van Huizen
Algemeen
In boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is in afdeling 1 van titel 11 geregeld dat er sprake is van aanvaring als een binnenschip schade toebrengt aan eigendommen van derden. Het begrip binnenschip wordt in artikel 8:1000 BW zo ruim uitgelegd dat daar ook (bijvoorbeeld) drijvende werktuigen en pontons onder vallen.
In het geval er vanaf een ponton werkzaamheden worden verricht met andere machines, denk daarbij aan bagger- of heiwerkzaamheden, kan er bij schade aan kabels- en leidingen ook sprake zijn van aanvaring.
De kwalificatie van aanvaring, en het aansprakelijkheidsregime wat dan van toepassing is (wat wordt beschouwd als een specialis van de onrechtmatige daad), kan voor partijen vergaande gevolgen hebben. Zo geldt er bijvoorbeeld bij aanvaring een kortere verjaringstermijn (twee jaren gerekend vanaf de dag na de aanvaring) en kan de eigenaar van het binnenschip zijn aansprakelijkheid in (soms) vergaande mate beperken.
Op grond van artikel 8:1004 BW dient voor aansprakelijkheid op grond van aanvaring de schade te zijn veroorzaakt door schuld. Artikel 8:1004 lid 1 BW regelt dat er een vermoeden van schuld aanwezig is in het geval het binnenschip een ‘vaste of een te bekwamer plaats vastgemaakte zaak’ beschadigd. Er rust echter geen risicoaansprakelijkheid op de eigenaar van een binnenschip. Over de schuldvraag ging de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2015.
De casus
Baggerbedrijf West-Friesland (hierna: “BWF”) had een ponton in het water gelaten met daarop een machine ten behoeve van het verrichten van baggerwerkzaamheden. Tijdens het aanmeren van de ponton is de onderkant van het ponton in het talud van de oever gedrukt. Op die plek lag een gasleiding van Liander (waarschijnlijk op slechts 70 centimeter diepte) die werd beschadigd. BWF had voorafgaand aan haar werkzaamheden een KLIC-melding gedaan en had de grond nog niet beroerd op enigerlei wijze (BWF was nog niet aangevangen met de baggerwerkzaamheden).
Liander heeft BWF aansprakelijk gesteld voor de schade aan de gasleiding op grond van ‘aanvaring’. De rechtbank heeft de vordering van Liander afgewezen. De rechtbank overweegt daarbij als eerste dat de gasleiding van Liander niet is aan te merken als een ‘vaste of een te bekwamer plaats vastgemaakte zaak’ zodat er geen vermoeden van schuld aanwezig is.
Vervolgens overweegt de rechtbank dat de gasleiding van Liander op een dusdanige geringe diepte lag, op welke ligging BWF bij het aanmeren van haar ponton niet bedacht hoefde te zijn (gezien de diepte waar een dergelijke leiding zich normaliter bevindt). Daarnaast was BWF niet gehouden om de gasleiding daadwerkelijk te lokaliseren omdat zij op de schadelocatie niet had gebaggerd of anderszins de grond had beroerd.
Kortom, er kan niet worden vastgesteld dat BWF schuld heeft aan de aanvaring.
Conclusie
Zodra er (graaf)werkzaamheden worden verricht in de buurt van water, is de kans aanwezig dat er bij schade aan kabels of leidingen sprake is van een speciaal aansprakelijkheidsregime met bijbehorende afwijkende bepalingen. Partijen dienen hier goed op bedacht te zijn.
Sebastiaan van de Kant & Peter van Huizen
Gerelateerd
Energietransitie