Graafwerkzaamheden worden meestal uitgevoerd door een keten van gravende partijen. Bovenaan de keten staat een opdrachtgever, onderaan de keten staat de grondroerder. Op de grondroerder rust, op grond van artikel 2 lid 3 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION), de plicht om een Klic-melding te doen en om zorgvuldig te graven. Bij nalaten van deze wettelijke plicht staat bij graafschade aansprakelijkheid van de grondroerder, behoudens uitzonderingen, vast. In sommige situaties kan de opdrachtgever (mede-)aansprakelijk zijn voor de schade.
Inleiding
In de WION zijn de zorgplichten van de diverse partijen die betrokken zijn bij graafwerkzaamheden vastgelegd. Zo wordt in de WION geregeld hoe een grondroerder aan zijn wettelijke zorgplicht moet voldoen en hoe een leidingbeheerder informatie aan moet bieden en moet actualiseren om graafschades te voorkomen. De WION regelt voor wat betreft de opdrachtgever in artikel 2 lid 1 dat deze er voor dient te zorgen dat de graafwerkzaamheden waartoe hij opdracht geeft, op zorgvuldige wijze kunnen worden verricht. De wetgever heeft in de memorie van toelichting op de WION aangegeven wat hiermee wordt bedoeld:
“Dat betekent dat de opdrachtgever, onder meer bij het vaststellen van de prijs van het te verrichten werk en de tijd die hij daarvoor geeft, rekening moet houden met het feit dat de grondroerder een melding moet doen en dat er mogelijk voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen”.
Het oriëntatieverzoek
De zorgplicht van de opdrachtgever komt mede voort uit de discrepantie die tussen opdrachtgevers en grondroerders is ontstaan door een overvloed aan aanbod van grondroerende partijen. Aan de ene kant wordt door opdrachtgevers van grondroerders verwacht dat er zo snel en goedkoop mogelijk wordt gegraven, terwijl aan de andere kant door de wetgever in de vorm van de WION een zorgvuldig graafproces wordt voorgeschreven. In de praktijk bijt dit elkaar.
Artikel 7 WION bepaalt dat een opdrachtgever voorafgaand aan het werk gebiedsinformatie bij het Kadaster kan opvragen (het oriëntatieverzoek). Zo wordt voor een opdrachtgever in een vroeg stadium duidelijk of er kabels of leidingen in het toekomstige graaftracé aanwezig zijn. Dit is van belang voor het ramen van de kosten en de tijd voor een project. Artikel 7 WION kleurt zodoende de zorgplicht van artikel 2 lid 1 WION in.
Artikel 7 WION is echter vrijblijvend. Er wordt geen verplichting voor de opdrachtgever opgenomen en de bepaling ontslaat de grondroerder niet van zijn eigen (onderzoeks)plichten. In de praktijk zal dus de invulling van artikel 2 lid 1 WION, bij het uitblijven van een oriëntatieverzoek, zeer casuïstisch zijn. Er kunnen echter wel handvatten worden gegeven. Zo zijn in het evaluatierapport van de WION als aanbevelingen opgenomen dat de zorgplicht van de opdrachtgever kan worden ingekleurd door:
Conclusie
De wetgever heeft in de WION opgenomen dat ook een opdrachtgever een taak heeft om graafschades te beperken. Het is aan een opdrachtgever om de werkzaamheden zo te plannen en te faciliteren dat de grondroerder tijd heeft om aan zijn plicht tot zorgvuldig graven te kunnen voldoen. Deze faciliterende rol kan worden ingevuld door het vooraf doen van een oriëntatieverzoek. De wet laat nog grote onduidelijkheden over de gevolgen voor een opdrachtgever bij het nalaten van zijn zorgplicht. Een casus waarbij het Agentschap Telecom (de toezichthoudende instantie die op grond van artikel 24 WION belast is met het toezicht op de naleving van de WION) handhavend tegen een opdrachtgever op grond van artikel 2 WION heeft opgetreden is nog niet bekend. Dat laat onverlet dat opdrachtgevers civielrechtelijk wel (mede-)aansprakelijk kunnen worden gehouden voor schade aan kabels en/of leidingen als gevolg van het schenden van de zorgplicht.
Sebastiaan van de Kant
Peter van Huizen
Inleiding
In de WION zijn de zorgplichten van de diverse partijen die betrokken zijn bij graafwerkzaamheden vastgelegd. Zo wordt in de WION geregeld hoe een grondroerder aan zijn wettelijke zorgplicht moet voldoen en hoe een leidingbeheerder informatie aan moet bieden en moet actualiseren om graafschades te voorkomen. De WION regelt voor wat betreft de opdrachtgever in artikel 2 lid 1 dat deze er voor dient te zorgen dat de graafwerkzaamheden waartoe hij opdracht geeft, op zorgvuldige wijze kunnen worden verricht. De wetgever heeft in de memorie van toelichting op de WION aangegeven wat hiermee wordt bedoeld:
“Dat betekent dat de opdrachtgever, onder meer bij het vaststellen van de prijs van het te verrichten werk en de tijd die hij daarvoor geeft, rekening moet houden met het feit dat de grondroerder een melding moet doen en dat er mogelijk voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen”.
Het oriëntatieverzoek
De zorgplicht van de opdrachtgever komt mede voort uit de discrepantie die tussen opdrachtgevers en grondroerders is ontstaan door een overvloed aan aanbod van grondroerende partijen. Aan de ene kant wordt door opdrachtgevers van grondroerders verwacht dat er zo snel en goedkoop mogelijk wordt gegraven, terwijl aan de andere kant door de wetgever in de vorm van de WION een zorgvuldig graafproces wordt voorgeschreven. In de praktijk bijt dit elkaar.
Artikel 7 WION bepaalt dat een opdrachtgever voorafgaand aan het werk gebiedsinformatie bij het Kadaster kan opvragen (het oriëntatieverzoek). Zo wordt voor een opdrachtgever in een vroeg stadium duidelijk of er kabels of leidingen in het toekomstige graaftracé aanwezig zijn. Dit is van belang voor het ramen van de kosten en de tijd voor een project. Artikel 7 WION kleurt zodoende de zorgplicht van artikel 2 lid 1 WION in.
Artikel 7 WION is echter vrijblijvend. Er wordt geen verplichting voor de opdrachtgever opgenomen en de bepaling ontslaat de grondroerder niet van zijn eigen (onderzoeks)plichten. In de praktijk zal dus de invulling van artikel 2 lid 1 WION, bij het uitblijven van een oriëntatieverzoek, zeer casuïstisch zijn. Er kunnen echter wel handvatten worden gegeven. Zo zijn in het evaluatierapport van de WION als aanbevelingen opgenomen dat de zorgplicht van de opdrachtgever kan worden ingekleurd door:
- Bij het bestek een oriëntatiemelding mee te leveren aan de opdrachtnemer;
- Door in het bestek eisen te stellen voor de voorbereidingen;
- Door in het bestek te vragen naar door de opdrachtnemer te nemen maatregelen ter voorkoming van graafschades;
- Door bijvoorbeeld op te nemen hoe diep de proefsleuven moeten zijn;
- Door een maximum op te nemen aan het aantal keren dat het werk mag worden ‘doorverkocht’ aan onderaannemers.
Conclusie
De wetgever heeft in de WION opgenomen dat ook een opdrachtgever een taak heeft om graafschades te beperken. Het is aan een opdrachtgever om de werkzaamheden zo te plannen en te faciliteren dat de grondroerder tijd heeft om aan zijn plicht tot zorgvuldig graven te kunnen voldoen. Deze faciliterende rol kan worden ingevuld door het vooraf doen van een oriëntatieverzoek. De wet laat nog grote onduidelijkheden over de gevolgen voor een opdrachtgever bij het nalaten van zijn zorgplicht. Een casus waarbij het Agentschap Telecom (de toezichthoudende instantie die op grond van artikel 24 WION belast is met het toezicht op de naleving van de WION) handhavend tegen een opdrachtgever op grond van artikel 2 WION heeft opgetreden is nog niet bekend. Dat laat onverlet dat opdrachtgevers civielrechtelijk wel (mede-)aansprakelijk kunnen worden gehouden voor schade aan kabels en/of leidingen als gevolg van het schenden van de zorgplicht.
Sebastiaan van de Kant
Peter van Huizen
Gerelateerd
Energietransitie