Een partij die schade lijdt aan haar kabels of leidingen als gevolg van graafwerkzaamheden, zal (in de regel) de grondroerder aanspreken voor die schade op grond van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
Iets is een onrechtmatige daad als, bijvoorbeeld, in strijd wordt gehandeld met een wettelijke plicht. De wettelijke plichten van partijen met betrekking tot kabel- en leidingschadekwesties zijn opgenomen in de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION).
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW dient er in ieder geval sprake te zijn van een causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en de schade. Hoe meer partijen er betrokken zijn bij een geschil, hoe moeilijker dit voor een benadeelde kan zijn om te bewijzen. Een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam weet dit goed te illustreren. In de uitspraak ging de discussie echter niet tussen de ‘klassieke’ partijen leidingeigenaar-grondroerder, maar tussen een hoogheemraadschap dat een grondroerder had ingeschakeld en een gemeente die op grond van een vergunning (verstrekt door het hoogheemraadschap) een leiding op een bepaalde diepte diende te leggen.
De casus
De feiten
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in het stroomgebied van de Amstel, de Vecht en het Gooi. Voor een verandering in voornoemd gebied dient bij AGV een vergunning te worden aangevraagd.
De gemeente Weesp en de gemeente Muiden hebben aan AGV een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een rioolvoorziening ten behoeve van de woonboten en woningen gelegen in en aan de Vecht (in voornoemde gemeenten). AGV heeft de vergunningen verleend waarbij AGV de voorwaarde heeft gesteld dat de leiding op een minimale diepte van NAP -4,70 m dient te worden gelegd met een minimale gronddekking van 1 m. Dit zodat AGV bij toekomstige baggerwerkzaamheden geen ‘last’ van de leiding hoeft te ondervinden.
De gemeente Weesp en de gemeente Muiden zijn samen opgetrokken en hebben BV X ingeschakeld om de leiding te leggen. BV X heeft verklaard te zullen en te kunnen handelen in lijn met de vergunningvereisten. BV X is aangevangen met de werkzaamheden waarbij een en ander uiteindelijk in december 2009 is opgeleverd.
In december 2010 heeft AGV aan BV Y opdracht gegeven om de bodem van de Vecht te saneren. In de overeenkomst tussen AGV en BV Y is opgenomen dat BV Y alle kabels en leidingen in het werkgebied dient aan te prikken, op te sporen en vast te leggen. Indien kabels en leidingen verlegd dienen te worden, moet BV Y rekening houden met 3 maanden tijd voor derden om over te gaan tot verlegging. BV Y is aan te merken als een grondroerder in de zin van de WION.
Begin 2011 is BV Y aangevangen met de baggerwerkzaamheden middels een ponton met daarop een grote kraan. Al vrij snel heeft BV Y met het schrapen van de bak van de kraan over de bodem van de Vecht, de leiding van de gemeente Weesp en de gemeente Muiden (meerdere malen) beschadigd.
Uiteindelijk heeft een onderzoeksbureau, ingeschakeld door AGV, vastgesteld dat de leiding van de gemeente Weesp en de gemeente Muiden nergens op een minimale diepte lag van NAP -4,70 m (maar veelal hoger) en dat de leiding ook horizontaal meters afweek van de opgegeven gegevens (en de vereisten zoals gesteld bij de vergunningverlening).
De vordering
AGV heeft in rechte de gemeente Weesp, de gemeente Muiden en BV X (hoofdelijk) aangesproken op grond van een onrechtmatige daad omdat, door het niet naleven van de vereisten zoals gesteld bij de vergunningverlening, de baggerwerkzaamheden vertraging heeft opgelopen met aanzienlijk meerwerk als gevolg.
De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van AGV af omdat het causaal verband tussen het niet naleven van de vereisten zoals gesteld bij de vergunningverlening en de schade van AGV ontbreekt. De rechtbank komt tot dit oordeel door de overweging dat BV Y een grondroerder is die op grond van de WION haar zorgplicht heeft geschonden, en jegens AGV wanprestatie heeft gepleegd. Vast staat immers dat BV Y de leiding niet feitelijk heeft gelokaliseerd. Op grond van de WION is zij hiertoe gehouden en op grond van de overeenkomst met AGV diende zij de leiding aan te prikken, op te sporen en vast te leggen. Onder 4.15 overweegt de rechtbank over dit alles:
“In dat verband is van belang dat de Gemeenten en [BV X] weliswaar enerzijds door het veronderstelde overtreden van de vergunningsvoorwaarde over de diepteligging van de leiding het gevaar in het leven hebben geroepen dat de leiding tijdens de baggerwerkzaamheden zou worden geraakt, maar dat die schade uiteindelijk alleen heeft kunnen ontstaan doordat [BV Y] vooraf onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke ligging van de leiding, hoewel [BV Y] zich ook nog eens in de aannemingsovereenkomst tegenover AGV had verplicht om de leidingen in het werk op te sporen. Het handelen van [BV Y] levert dus niet alleen schending van een op haar rustende zorgvuldigheidsnorm op, maar ook niet nakoming van een contractuele verbintenis. Omdat AGV als wederpartij van [BV Y] de mogelijkheid had om nakoming van die verbintenis te controleren en zonodig af te dwingen, dient dit handelen van [BV Y] in het onderhavige geschil te worden toegerekend aan AGV. Daar komt bij dat de schade ook veeleer in de sfeer van de contractuele relatie tussen AGV en [BV Y] ligt, nu het veelal gaat om meerkosten voor aanpassing en uitloop van het werk, die niet in rekening zouden zijn gebracht, althans in redelijkheid niet in rekening hadden kunnen worden gebracht, indien [BV Y] haar verbintenis tot het opsporen van de leiding deugdelijk was nagekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door AGV geleden vertragingsschade in dit geval in een zodanig nauw verband staat met de wanprestatie van [BV Y] dat zij, mede gezien de aard en ernst van het verwijt dat [BV Y] ter zake valt te maken (schending van zowel een zorgvuldigheidsnorm als een contractuele verbintenis) niet meer aan de onjuiste diepteligging van de leiding, en daarmee ook niet aan het veronderstelde onrechtmatig handelen van de Gemeenten en [BV X] , kan worden toegerekend.”
Tot besluit
Bij aansprakelijkheidskwesties waarbij kabels of leidingen zijn betrokken, komt het nog wel eens voor dat er meerdere partijen zijn die onrechtmatig hebben gehandeld (denk aan een grondroerder die niet voldoet aan haar zorgplicht en een netbeheerder die niet voldoet aan haar informatieplicht). In dat geval is het van belang om goed te kijken naar alle vereisten voor aansprakelijkheid en naar de feitelijke de invulling daarvan (ook ter afwering van aansprakelijkheid).
Sebastiaan van de Kant en Peter van Huizen
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW dient er in ieder geval sprake te zijn van een causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en de schade. Hoe meer partijen er betrokken zijn bij een geschil, hoe moeilijker dit voor een benadeelde kan zijn om te bewijzen. Een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam weet dit goed te illustreren. In de uitspraak ging de discussie echter niet tussen de ‘klassieke’ partijen leidingeigenaar-grondroerder, maar tussen een hoogheemraadschap dat een grondroerder had ingeschakeld en een gemeente die op grond van een vergunning (verstrekt door het hoogheemraadschap) een leiding op een bepaalde diepte diende te leggen.
De casus
De feiten
Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is verantwoordelijk voor het oppervlaktewater in het stroomgebied van de Amstel, de Vecht en het Gooi. Voor een verandering in voornoemd gebied dient bij AGV een vergunning te worden aangevraagd.
De gemeente Weesp en de gemeente Muiden hebben aan AGV een vergunning aangevraagd voor de aanleg van een rioolvoorziening ten behoeve van de woonboten en woningen gelegen in en aan de Vecht (in voornoemde gemeenten). AGV heeft de vergunningen verleend waarbij AGV de voorwaarde heeft gesteld dat de leiding op een minimale diepte van NAP -4,70 m dient te worden gelegd met een minimale gronddekking van 1 m. Dit zodat AGV bij toekomstige baggerwerkzaamheden geen ‘last’ van de leiding hoeft te ondervinden.
De gemeente Weesp en de gemeente Muiden zijn samen opgetrokken en hebben BV X ingeschakeld om de leiding te leggen. BV X heeft verklaard te zullen en te kunnen handelen in lijn met de vergunningvereisten. BV X is aangevangen met de werkzaamheden waarbij een en ander uiteindelijk in december 2009 is opgeleverd.
In december 2010 heeft AGV aan BV Y opdracht gegeven om de bodem van de Vecht te saneren. In de overeenkomst tussen AGV en BV Y is opgenomen dat BV Y alle kabels en leidingen in het werkgebied dient aan te prikken, op te sporen en vast te leggen. Indien kabels en leidingen verlegd dienen te worden, moet BV Y rekening houden met 3 maanden tijd voor derden om over te gaan tot verlegging. BV Y is aan te merken als een grondroerder in de zin van de WION.
Begin 2011 is BV Y aangevangen met de baggerwerkzaamheden middels een ponton met daarop een grote kraan. Al vrij snel heeft BV Y met het schrapen van de bak van de kraan over de bodem van de Vecht, de leiding van de gemeente Weesp en de gemeente Muiden (meerdere malen) beschadigd.
Uiteindelijk heeft een onderzoeksbureau, ingeschakeld door AGV, vastgesteld dat de leiding van de gemeente Weesp en de gemeente Muiden nergens op een minimale diepte lag van NAP -4,70 m (maar veelal hoger) en dat de leiding ook horizontaal meters afweek van de opgegeven gegevens (en de vereisten zoals gesteld bij de vergunningverlening).
De vordering
AGV heeft in rechte de gemeente Weesp, de gemeente Muiden en BV X (hoofdelijk) aangesproken op grond van een onrechtmatige daad omdat, door het niet naleven van de vereisten zoals gesteld bij de vergunningverlening, de baggerwerkzaamheden vertraging heeft opgelopen met aanzienlijk meerwerk als gevolg.
De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van AGV af omdat het causaal verband tussen het niet naleven van de vereisten zoals gesteld bij de vergunningverlening en de schade van AGV ontbreekt. De rechtbank komt tot dit oordeel door de overweging dat BV Y een grondroerder is die op grond van de WION haar zorgplicht heeft geschonden, en jegens AGV wanprestatie heeft gepleegd. Vast staat immers dat BV Y de leiding niet feitelijk heeft gelokaliseerd. Op grond van de WION is zij hiertoe gehouden en op grond van de overeenkomst met AGV diende zij de leiding aan te prikken, op te sporen en vast te leggen. Onder 4.15 overweegt de rechtbank over dit alles:
“In dat verband is van belang dat de Gemeenten en [BV X] weliswaar enerzijds door het veronderstelde overtreden van de vergunningsvoorwaarde over de diepteligging van de leiding het gevaar in het leven hebben geroepen dat de leiding tijdens de baggerwerkzaamheden zou worden geraakt, maar dat die schade uiteindelijk alleen heeft kunnen ontstaan doordat [BV Y] vooraf onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke ligging van de leiding, hoewel [BV Y] zich ook nog eens in de aannemingsovereenkomst tegenover AGV had verplicht om de leidingen in het werk op te sporen. Het handelen van [BV Y] levert dus niet alleen schending van een op haar rustende zorgvuldigheidsnorm op, maar ook niet nakoming van een contractuele verbintenis. Omdat AGV als wederpartij van [BV Y] de mogelijkheid had om nakoming van die verbintenis te controleren en zonodig af te dwingen, dient dit handelen van [BV Y] in het onderhavige geschil te worden toegerekend aan AGV. Daar komt bij dat de schade ook veeleer in de sfeer van de contractuele relatie tussen AGV en [BV Y] ligt, nu het veelal gaat om meerkosten voor aanpassing en uitloop van het werk, die niet in rekening zouden zijn gebracht, althans in redelijkheid niet in rekening hadden kunnen worden gebracht, indien [BV Y] haar verbintenis tot het opsporen van de leiding deugdelijk was nagekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door AGV geleden vertragingsschade in dit geval in een zodanig nauw verband staat met de wanprestatie van [BV Y] dat zij, mede gezien de aard en ernst van het verwijt dat [BV Y] ter zake valt te maken (schending van zowel een zorgvuldigheidsnorm als een contractuele verbintenis) niet meer aan de onjuiste diepteligging van de leiding, en daarmee ook niet aan het veronderstelde onrechtmatig handelen van de Gemeenten en [BV X] , kan worden toegerekend.”
Tot besluit
Bij aansprakelijkheidskwesties waarbij kabels of leidingen zijn betrokken, komt het nog wel eens voor dat er meerdere partijen zijn die onrechtmatig hebben gehandeld (denk aan een grondroerder die niet voldoet aan haar zorgplicht en een netbeheerder die niet voldoet aan haar informatieplicht). In dat geval is het van belang om goed te kijken naar alle vereisten voor aansprakelijkheid en naar de feitelijke de invulling daarvan (ook ter afwering van aansprakelijkheid).
Sebastiaan van de Kant en Peter van Huizen
Gerelateerd
Energietransitie