Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo)
Rechtbank Rotterdam 27 januari 2025 (datum publicatie: 3 maart 2025) (ECLI:NL:RBROT:2025:1037)
Samenvatting: verzoekster ontving een pgb voor zorg van een zorgaanbieder. Het college vindt na onderzoek dat deze zorg niet meer passend is en dat verzoekster meer gebaat is bij zorg in natura van een andere zorgaanbieder. Verzoekster staat op de wachtlijst voor de nieuwe zorgaanbieder. Voorlopig lijkt ze dus afhankelijk van zorg van de huidige zorgaanbieder. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om tijdelijke pgb daarom toe voor een kortere periode van ongeveer drie maanden.
Kernpunt: het college wijst het verzoek voor pgb voor de huidige zorgverlener toe, omdat verzoekster nog op de wachtlijst staat voor een nieuwe zorgaanbieder en dus op dit moment nog afhankelijk is van haar huidige zorgaanbieder
Rechtbank Gelderland 6 februari 2025 (datum publicatie: 14 maart 2025) (ECLI:NL:RBGEL:2025:981)
Samenvatting: het college heeft het verzoek om een duofiets rechtmatig afgewezen. Eiser heeft voldoende alternatieve vervoersmogelijkheden. Op grond van de Wmo geldt daarnaast wel een compensatieplicht voor recreatieve doeleinden, maar alleen voor zover deze recreatieve doeleinden bijdragen aan participatie in de samenleving, zoals het deelnemen aan activiteiten waardoor de betrokkene sociale verbanden aangaat en mensen elkaar kunnen ontmoeten. Voor wat betreft recreatieve doeleinden geldt hier dat er geen sprake is van recreatie die bijdraagt aan participatie in de samenleving, omdat het doel van de duofiets vooral lag in het krijgen van voldoende beweging en voldoende buitenlucht. Er geldt dan geen compensatieplicht voor de gemeente.
Kernpunt: er geldt voor de verstrekking van een duofiets voor de gemeente geen compensatieplicht op grond van de Wmo wegens recreatieve doeleinden, omdat geen sprake is van recreatie die bijdraagt aan participatie in de samenleving
Rechtbank Den Haag 27 februari 2025 (datum publicatie: 13 maart 2025) (ECLI:NL:RBDHA:2025:3186)
Samenvatting: de gemeente heeft bij de afwijzing van een verzoek om een scootmobiel op grond van de Wmo onvoldoende onderzoek gedaan naar welke problemen de eiser ondervindt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente verzuimd om eigen onderzoek te doen. Zeker nu er geen (duidelijke) diagnose is, had de gemeente onderzoek moeten doen naar de problemen en beperkingen van eiser bij het beoordelen van de vraag of, en zo ja, welke, ondersteuning eiser naar aard en omvang nodig heeft om een passende bijdrage te leveren aan zijn zelfredzaamheid en participatie.
Kernpunt: wanneer er geen (duidelijke) diagnose is, dient de gemeente bij een voorzieningenverzoek op grond van de Wmo zelf zorgvuldiger onderzoek uit te voeren naar de problemen en beperkingen van de betrokkene en welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een bijdrage te kunnen leveren aan zijn zelfredzaamheid en participatie
Rechtbank Den Haag 27 februari 2025 (datum publicatie: 13 maart 2025) (ECLI:NL:RBDHA:2025:3190)
Samenvatting: het college heeft een verzoek voor huishoudelijke hulp op grond van de Wmo afgewezen. De rechtbank laat deze afwijzing in stand. Eiser haar 25-jarige zoon woont nog thuis. Thuiswonende kinderen behoren het huishouden uit te voeren, waarbij als uitgangspunt geldt dat een volwassen huisgenoot van 23 jaar en ouder onder omstandigheden het huishouden geheel over zou moeten kunnen nemen. Het feit dat hij een druk leven heeft doet hier niet aan af. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van (dreigende) overbelasting van de zoon. De gemeente heeft op goede gronden kunnen concluderen dat de zoon gebruikelijke hulp verricht in de vorm van huishoudelijke taken.
Kernpunt: Uitgangspunt is dat een volwassen huisgenoot (bijvoorbeeld een thuiswonend kind) van boven de 23 jaar het huishouden geheel over kan nemen. De rechtbank wijst het verzoek voor huishoudelijke hulp op die grond af
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 19 maart 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:RBZWB:2025:1570)
Samenvatting: eiseres heeft hulp nodig bij toiletbezoek op locatie. Moeder verleent die hulp. Zij moet daarvoor met de taxi met eiseres meereizen om op locatie hulp te kunnen bieden. De reistijd van moeder is daarmee onlosmakelijk verbonden aan de hulp die eiseres nodig heeft bij activiteiten, voor zover deze meer dan twee uur duren. Het college moet daar rekening mee houden. Daarbij is wel van belang dat het college niet alle gewenste activiteiten hoeft te faciliteren en dat de Wmo is bedoeld voor participatie binnen de regio: het college hoeft dus geen voorziening te verstrekken voor activiteiten buiten de regio.
Kernpunt: het college moet onder omstandigheden bij een tijdsduurindicatie rekening houden met reistijd naar locatie binnen de regio waar (korte) begeleiding nodig is. Dit is in ieder geval vereist als de reistijd onlosmakelijk is verbonden aan de hulp die de betrokkene nodig heeft, voor zover deze activiteiten meer dan twee uur duren.
Centrale Raad van Beroep 27 maart 2025 (datum publicatie: 31 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:476)
Samenvatting: het college mag het HHM Normenkader 2019, voor zover dat ziet op het resultaat schoon en leefbaar huis, als uitgangspunt gebruiken bij het bepalen van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning. Ze kunnen het HHM Normenkader 2019 echter niet als uitgangspunt gebruiken bij het bepalen van de omvang van het resultaat wasverzorging, omdat anders dan bij het resultaat school en leefbaar huis bij het resultaat wasverzorging onduidelijk is hoe de normtijden tot stand zijn gekomen. Het college mag dus de omvang huishoudelijke ondersteuning voor wat betreft wasverzorging niet baseren op het HHM Normenkader 2019. De Raad voorziet zelf in de zaak op basis van de herberekende normtijden uit het HHM Normenkader 2025.
Kernpunt: het college mag de vaststelling van de omvang van huishoudelijke ondersteuning voor wat betreft wasverzorging in dit geval niet baseren op het HHM Normenkader 2019, omdat het bij wasverzorging onduidelijk is hoe de normtijden tot stand zijn gekomen
Jeugdwet
Raad van State 12 maart 2025 (datum publicatie: 12 maart 2025) (ECLI:NL:RVS:2025:1040)
Samenvatting: appellant is het niet eens met de uitspraak dat de gemeente de financiering voor zijn zoon heeft beperkt tot max. 2 jaar. Ook stelt hij dat het college ten onrechte voorziet in de financiering omdat de LKO dit moet doen. Afdeling oordeelt dat zij de toekenning mochten beperken tot een duur van 2 jaar en dat gezien de constatering door het LKO dat onderwijs voor zijn zoon niet mogelijk was, het college de financiering mocht overnemen.
Kernpunt: hoger beroep is ongegrond; het college heeft de duur van de financiering in acht met de Jeugdwet vastgesteld en heeft niet ten onrechte de financiering overgenomen van het LKO
Rechtbank Noord-Nederland 7 februari 2025 (datum publicatie: 13 maart 2025) (ECLI:NL:RBNNE:2025:930)
Samenvatting: de gemeente Hoogeveen weigert om jeugdhulp op basis van de Jeugdwet toe te kennen omdat een medisch rapport stelde dat de benodigde zorg onder de Zorgverzekeringswet viel en ze dus niet aan de Jeugdwet toekomen. De Verordening Jeugdhulp Hoogeveen op grond waarvan dit besluit was genomen berustte niet op een deugdelijke wettelijke grondslag. De rechtbank oordeelt dat het besluit daarmee niet rechtmatig is genomen en vernietigt het besluit.
Kernpunt: de verordening die ten grondslag lag aan het genomen besluit geen zorg toe te kennen via de Jeugdwet berustte op een ondeugdelijke grondslag; de rechtbank vernietigt het bestreden besluit
Rechtbank Noord-Nederland 24 februari 2025 (datum publicatie: 10 maart 2025) (ECLI:NL:RBNNE:2025:745)
Samenvatting: minderjarige vluchteling die beweert dat zij geen 14, maar 24 jaar oud is. Het LEC van de politie heeft informatie over het gezin. De Raad van de Kinderbescherming heeft aangevoerd dat ze die informatie niet mogen delen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de Raad zijn besluit tot kbs-maatregelen grondt op feiten die zij niet concreet noemen. Hierdoor kan de rechter ze immers niet toetsen. De kinderrechter wijst Raad en GI erop dat de waarheidsplicht uit de Jeugdwet zich hier uitdrukkelijk tegen verzet. (Zaak wordt 18 maart verder behandeld.)
Kernpunt: de waarheidsplicht uit de Jeugdwet verzet zich uitdrukkelijk tegen het geheimhouden van bepaalde informatie over een gezin bij besluitvorming door de Raad (en GI)
Centrale Raad van Beroep 6 maart 2025 (datum publicatie: 19 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:409)
Samenvatting: appellante gaat in beroep tegen een afwijzing aanvraag pgb voor extra begeleiding in de thuissituatie, te verlenen door de grootmoeder van appellante. CRvB komt tot oordeel dat de benodigde zorg specialistisch van aard is. Grootmoeder kan deze zorg redelijkerwijs niet leveren. Begeleiding in de thuissituatie is niet de jeugdhulp die de appellante nodig had. Betoog van appellante komt erop neer dat het College niet had moeten beoordelen welke hulp nodig is maar welke hulp feitelijk gegeven is. Dit is echter niet in overeenstemming met de Jeugdwet.
Kernpunt: conform de Jeugdwet moet het college voor een aanvraag van een pgb beoordelen welke zorg een jeugdige nodig heeft en wie die zorg zou kunnen bieden, ongeacht welke zorg - tijdens de aanvraag van het pgb - feitelijk is verleend
Centrale Raad van Beroep 6 maart 2025 (datum publicatie: 20 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:408)
De Verordening Jeugdhulp gemeente Súdwest-Fryslân 2018 voldoet niet aan de eisen van rechtszekerheid en voorspelbaarheid die artikel 2.9 van de Jeugdwet beoogt. De verordening bevat onvoldoende concrete normen over het aanbod, de toekenningsvoorwaarden en de afwegingsfactoren bij individuele voorzieningen, waardoor jeugdigen en hun ouders niet weten waarop zij recht hebben. Hierdoor is niet duidelijk op basis van welke afwegingscriteria de bestreden besluiten zijn genomen. Dit betekent dat deze besluiten een deugdelijke wettelijke grondslag ontberen en in strijd zijn met de wet.
Kernpunt: de Verordening Jeugdhulp moet op grond van de eisen van rechtszekerheid en voorspelbaarheid voldoende concrete normen bevatten over het jeugdhulpaanbod van de gemeente, de toekenningsvoorwaarden en de afwegingsfactoren bij de individuele voorzieningen
Participatiewet
Centrale Raad van Beroep 9 juli 2024 (datum publicatie: 12 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2024:2461)
Samenvatting: nadere invulling zwaarwegende reden om een huisbezoek te weigeren. Appellant weigerde in 2021 mee te werken aan een huisbezoek omdat er twee medewerkers aanwezig waren, en elk huishouden volgens de coronamaatregelen maar maximaal 1 bezoeker mocht ontvangen. De baby van appellant had een zwakke gezondheid en was op dat moment aanwezig in de woning. Appellant had voldoende reden om beducht te zijn voor de mogelijke gevolgen van het Coronavirus. Gelet hierop had hij een zwaarwegend belang dat de weigering van het huisbezoek rechtvaardigde.
Kernpunt: de angst voor coronabesmetting door de aanwezigheid van twee medewerkers in plaats van de toegestane 1 is een voldoende zwaarwegend belang om huisbezoek te weigeren
Rechtbank Amsterdam 4 oktober 2024 (datum publicatie: 3 maart 2025) (ECLI:NL:RBAMS:2024:6244)
Samenvatting: college beoordeelt of verzoekers hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hebben. Een groot deel van de feiten die ze hierin hebben meegenomen ziet op de zorg die ze voor elkaar dragen en hun onderlinge (financiële) relatie. Dat is niet relevant. Naar het oordeel van de rechtbank moet de gemeente, in de situatie dat twee personen beschikking hebben over een woning en hier afwisselend in verblijven, van ieder afzonderlijk beoordelen of hun hoofdverblijf hier is op grond van feitelijke omstandigheden, wat erop aankomt in welke van die woningen het zwaartepunt van het persoonlijk leven van de betrokkene zich bevindt.
Kernpunt: vaststelling hoofdverblijf dient plaats te vinden naar aanleiding van de feitelijke situatie. De gemeente moet dit los van de onderlinge (financiële) relatie tussen betrokkenen beoordelen
Rechtbank Overijssel 8 januari 2025 (datum publicatie: 3 maart 2025) (ECLI:NL:RBOVE:2025:39)
Samenvatting: college heeft bijstandsverzekering ingetrokken en teruggevorderd wegens het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden. Rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal van de verklaring van eiser niet aan de besluitvorming ten grondslag had mogen worden gelegd, omdat er sterke twijfel bestaat of de verklaringen daadwerkelijk door eiser zijn gegeven. De waarnemingen van de Sociale Recherche die daarnaast aan het besluit ten grondslag lagen, zijn door het buiten beschouwing laten van de verklaring onvoldoende om te concluderen dat eiser op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht.
Kernpunt: de waarnemingen van de Sociale Recherche zijn hier, nu de rechtbank de verklaringen van eiser buiten beschouwing laat, onvoldoende grondslag voor het intrekkings- en terugvorderingsbesluit
Centrale Raad van Beroep 21 januari 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:387)
Samenvatting: zaak over de verhoging van het bedrag dat appellante maandelijks via inhouding op hun uitkering aflossen op hun schuld bij het college. Deze verhoging is het gevolg van de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbvv). Volgens appellanten mochten zij erop vertrouwen dat het aflossingsbedrag ongewijzigd zou blijven, ook na de invoering van de Wvbvv. Daarbij is volgens hen van belang dat het aflossingsbedrag jarenlang constant is gebleven, ondanks de indexatiebevoegdheid van het college. Dit beroep slaagt niet: het enkele stilzitten van het college kan op zichzelf geen grond zijn voor een in rechte te honoreren opgewekt vertrouwen bij appellanten dat het college zou afzien van verdere invordering.
Kernpunt: het eerder verhogen van het aflossingsbedrag (ondanks de indexatiebevoegheid) leidt op zichzelf niet tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel
Centrale Raad van Beroep 28 januari 2024 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:385)
Samenvatting: Appellanten hebben bijstand aangevraagd in aanvulling op hun uitkering van het UWV. Zij vorderen bijstand met terugwerkende kracht, omdat zij zo spoedig mogelijk na toekenning van de uitkering van het UWV een aanvraag hebben ingediend. Dat zou maken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstand met terugwerkende kracht volgens hen zouden rechtvaardigen. De Raad gaat hier niet in mee. Appellanten hebben niet zo spoedig mogelijk een aanvraag om aanvullende bijstand ingediend. Het enkele feit dat zij in de eerdere periode ook al in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerden, leidt niet tot een ander oordeel.
Kernpunt: enkel het verkeren in bijstandsbehoevende omstandigheden is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan bijstandsverlening met terugwerkende kracht gerechtvaardigd is. Om uit te gaan van bijzondere omstandigheden moet de betrokkene zich zo spoedig mogelijk hebben gemeld voor aanvullende bijstand. Dat is hier niet gebeurd
Centrale Raad van Beroep 11 februari 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:367)
Samenvatting: intrekking en terugvordering van bijstand van appellanten, met als grondslag dat zij de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet bij het college te melden dat zij sinds 2016 een gezamenlijke huishouding met elkaar voeren en inkomsten uit drugshandel hebben genoten. Raad is van oordeel dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellant Y zijn hoofdverblijf had op het adres van X, waardoor de Raad gezamenlijke huishouding niet vast kan stellen. Het college maakt ook de inkomsten uit drugshandel onvoldoende aannemelijk.
Kernpunt: het college heeft onvoldoende aangetoond dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, dan wel dat zij inkomsten genoten uit drugshandel, waardoor er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht
Centrale Raad van Beroep 18 februari 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:350)
Samenvatting: appellant voert aan dat de waarnemingen die ten grondslag liggen aan het intrekkings- en terugvorderingsbesluit een ongerechtvaardigde inbreuk maken op het respect voor haar privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM omdat het zou gaan om stelselmatige observaties. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bij het onderzoek om 86 hoofdzakelijk kortdurende waarnemingen gaat die zich hebben uitgespreid over 6 maanden. Hierbij was ook van belang dat de waarnemingen zijn gedaan na een concrete melding, die steun vindt in de bevindingen van het administratieve onderzoek dat daarna heeft plaatsgevonden. De aard en de inzet van de waarnemingen vormden een beperkte en aanvaardbare inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van de betrokkene. Gelet hierop is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Kernpunt: de veelal kortdurende observaties die in casus zijn uitgevoerd leveren geen schending op van artikel 8 EVRM, zeker niet nu de waarnemingen steun in de bevindingen van het administratieve onderzoek en gedaan zijn n.a.v. een melding
Centrale Raad van Beroep 18 februari 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:365)
Samenvatting: bij de beoordeling van het hoger beroep stelt de Raad vast dat het college de aanvraag van appellante om bijstand op grond van de Tozo 1 terecht heeft afgewezen, nu haar partner tijdens de te beoordelen periode studiefinanciering ontving en om die reden was uitgesloten van bijstand. Hierdoor gold voor appellante de norm, zijnde 50% van de gehuwdennorm, waarboven zij in de betreffende maanden inkomsten genoot. De Raad oordeelt voorts dat het college door toepassing van deze norm geen verboden onderscheid heeft gemaakt tussen ondernemers met een studerende partner of ondernemers met een partner in loondienst. Het gemaakte onderscheid heeft een redelijke en objectieve rechtvaardiging.
Kernpunt: het onderscheid tussen studerende partners enerzijds en partners in loondienst anderzijds is een gerechtvaardigd onderscheid dat geen inbreuk oplevert op het gelijkheidsbeginsel
Centrale Raad van Beroep 18 februari 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:381)
Samenvatting: College betoogt dat het macrobudget voor de gebundelde uitkering Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 voor 2017 bewust te laag was vastgesteld en dat het verdeelmodel onevenredig nadelig was voor het college. Gelet op het toetsingsverbod uit artikel 120 Gw is het de rechter niet toegestaan om te beoordelen of de wijze waarop de wetgever bij begrotingswet het macrobudget heeft vastgesteld, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Geen aanleiding voor contra-legemtoepassing van het evenredigheidsbeginsel, omdat geen sprake is van niet verdisconteerde omstandigheden. Het college is er daarnaast niet in geslaagd aannemelijk te maken dat en waarom hij door toepassing van het verdeelmodel 2017 onevenredig is benadeeld.
Kernpunt: de rechter is in het licht van het toetsingsverbod uit artikel 120 Gw niet bevoegd om te beoordelen of de manier waarop het macrobudget is vastgesteld, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel
Rechtbank Den Haag 19 februari 2025 (datum publicatie: 5 maart 2025) (ECLI:NL:RBDHA:2025:2470)
Samenvatting: beoordeling intrekkings- en terugvorderingsbesluit wegens schending van de inlichtingenplicht. College voert aan dat eiser meer uren heeft gewerkt dat hij heeft opgegeven. Rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser meer gewerkt heeft dan de opgegeven uren. De waarnemingen waren beperkt en de verklaringen van eiser en werkgevers tonen geen overschrijding van uren aan. Eiser werkte een wisselend aantal uren per week, wat niet betekent dat hij meer uren werkte dan hij opgegeven heeft. Rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht.
Kernpunt: geen schending van de inlichtingenplicht, want eiser had een wisselend aantal uren werk per week. De rechtbank kan niet vaststellen dat eiser in algemeenheid structureel meer werkte dan hij had opgegeven
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 februari 2025 (datum publicatie: 6 maart 2025) (ECLI:NL:RBZWB:2025:1054)
Samenvatting: College heeft een maatregel van inhouding van 100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand opgelegd aan eiser. In 2021 zette de gemeente zijn bijstandsuitkering stop omdat hij een erfenis had ontvangen. Vervolgens heeft hij in 2023 opnieuw bijstand aangevraagd. Rechtbank oordeelt dat de maatregel rechtmatig is opgelegd omdat hij een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond door de erfenis zo snel uit te geven. Er zijn hier geen omstandigheden op grond waarvan dit niet het geval zou zijn.
Kernpunt: de maatregel die aan betrokkene is opgelegd is rechtmatig, wegens zijn tekortschietend besef van verantwoordelijkheid door de erfenis zo snel uit te geven
Centrale Raad van Beroep 25 februari 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:380)
Samenvatting: het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft de bijstand van appellanten ingetrokken en teruggevorderd met als reden dat zij geen melding hadden gemaakt van stortingen en bijschrijvingen op hun bankrekening en van handel op Marktplaats en op rommelmarkten. Hierdoor kan de gemeente hun recht op bijstand niet vaststellen. Appellanten hebben aangevoerd dat dit wel kan. Hierin krijgen zij deels gelijk: de Raad oordeelt dat het recht op bijstand over de maanden waarin appellante op een rommelmarkt heeft gestaan niet is vast te stellen, maar dat dit wel kan over de periode waarin zij alleen inkomsten ontving uit handel op Marktplaats en stortingen op de bankrekening ontving. In deze periode is het recht op bijstand wel schattenderwijs vast te stellen.
Kernpunt: in de periode waarin de betrokkene werkzaam was op een rommelmarkt, is het niet mogelijk om schattenderwijs het recht op bijstand vast te stellen. Indien er echter enkel bijverdiensten zijn die wel traceerbaar zijn, kan de gemeente dit wel schattenderwijs vaststellen
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 maart 2025 (datum publicatie: 11 maart 2025) (ECLI:NL:RBZWB:2025:1242)
Samenvatting: eiser zou zijn inlichtingenplicht hebben geschonden omdat hij op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht die hij niet gemeld heeft. Ook indien de rechtbank mee was gegaan in de nuancering van de eiser, waarin hij verklaart dat hij alleen maar advies gaf waar hij niet voor betaald kreeg, zal hij de door eiser verrichte werkzaamheden aan moeten merken als op geld waardeerbare arbeid waartegenover een vergoeding staat, dan wel behoort te staan. Dat hij de werkzaamheden onbetaald heeft verricht doet hier niet aan af.
Kernpunt: op geld waardeerbare arbeid is al als dusdanig aan te merken indien er voor de betrokkene redelijkerwijs een vergoeding tegenover behoort te staat. Ook indien de betrokkene deze vergoeding niet heeft ontvangen is er sprake van op geld waardeerbare arbeid
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 maart 2025 (datum publicatie: 17 maart 2025) (ECLI:NL:RBZWB:2025:1342)
Samenvatting: Werkplein heeft ten onrechte de aanvraag van eiseres voor individuele inkomstentoeslag afgewezen. Werkplein heeft ten onrechte een hoger bedrag aangehouden door rekening te houden met de Regenboogrekening van haar zoon. Volgens Werkplein hadden zij dit wel gemogen, omdat er ten tijde van de peildatum nog geen BEM-clausule op de rekening rustte. De rechtbank gaat hieraan voorbij: het is feitelijk waar dat de BEM-clausule pas per 7 januari 2025 op de rekening stond, maar ook daarvoor kon zij redelijkerwijs niet over de rekening beschikken in verband met het feit dat zij onder beschermingsbewind stond.
Kernpunt: Werkplein had redelijkerwijs niet de Regenboogrekening van de zoon bij eiser haar vermogen op mogen tellen, omdat zij hier door haar beschermingsbewind hier redelijkerwijs niet over kon beschikken. Het feit dat de BEM-clausule pas later op de rekening stond doet hier dus niet aan af
Centrale Raad van Beroep 4 maart 2025 (datum publicatie: 26 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:419)
Samenvatting: intrekking van bijstand omdat appellant extra op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht die hij niet heeft doorgegeven. College gaat schattenderwijs het recht op bijstand bepalen. De Raad oordeelt dat het college bij de vaststelling van het fictief inkomen is uitgegaan van een te hoog uurloon. Het college dient bij deze beoordeling aansluiting te zoeken bij het uurloon uit de arbeidsovereenkomst.
Kernpunt: bij het schattenderwijs bepalen van het recht op bijstand dient de gemeente aansluiting te zoeken bij het uurloon zoals deze staat in de arbeidsovereenkomst
Centrale Raad van Beroep 11 maart 2025 (datum publicatie: 26 maart 2025) (ECLI:NL:CRVB:2025:420)
Appellant voert aan dat het college het medisch rapport van Argonaut niet had mogen gebruiken bij hun weigering van ontheffing van arbeidsverplichtingen, omdat hij geen toestemming had verleend voor de verstrekking en daarmee een blokkeringsrecht had. Doordat Argonaut toch het rapport naar het college heeft gestuurd, hebben zij in strijd met zijn blokkeringsrecht gehandeld. Dit verweer slaagt, maar hieraan gaat de Raad voorbij omdat aannemelijk is dat appellant door dit gebrek niet is benadeeld: ook als dit gebrek zich niet had voorgedaan was er een besluit met gelijke uitkomst genomen. Het is immers appellant die meent op grond van medische redenen in aanmerking te komen voor de ontheffing van de arbeidsverplichtingen, dus door het wegvallen van het rapport is er geen grond meer voor die ontheffing.
Kernpunt: appellant heeft een blokkeringsrecht ten aanzien van het medisch rapport, maar dit leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit omdat zonder rapport appellant überhaupt geen recht had op ontheffing van de arbeidsverplichtingen
Rechtbank Gelderland 18 maart 2025 (datum publicatie: 24 maart 2025) (ECLI:NL:RBGEL:2025:1999)
Samenvatting: ondeugdelijke verzendregistratie bij de gemeente. Van een deugdelijke verzendregistratie is sprake als van het betreffende poststuk op individueel niveau is geregistreerd dat het ter verzending is aangeboden. Niet ter discussie staat of het besluit aangetekend is verzonden. Door echter enkel te registreren dat het besluit aan de bodes is overhandigd, kan de gemeente niet aantonen of het besluit daadwerkelijk ter verzending is aangeboden bij de postbezorger. Er zijn geen contra-indicaties op grond waarvan hier zou blijken dat het besluit wel door de betrokkene is ontvangen. Daarmee is het besluit niet op de juiste manier bekendgemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op een nieuw besluit te nemen.
Kernpunt: doordat er bij de gemeente sprake was van een ondeugdelijke verzendregistratie kan de gemeente niet aantonen dat betrokkene het besluit heeft ontvangen. Daarmee is het besluit niet op juiste wijze bekendgemaakt