Wet zorg en dwang
Rb. Zeeland-West-Brabant 25-09-2024 (datum publicatie: 12-11-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7681
De rechtbank heeft een opvolgende machtiging voor de duur van een jaar verleend voor de opname van een cliënt op grond van artikel 24 van de Wzd. Hoewel er sprake is van regieverlies en gedragsproblemen door een persoonlijkheidsstoornis, is de Wzd van toepassing omdat de gevolgen van de stoornis vergelijkbaar zijn met die van een psychogeriatrische aandoening. Hetzelfde geldt voor de hieruit voortvloeiende zorgbehoefte van cliënt. Zo is er behoefte aan 24-uurs zorg om ernstige gezondheidsrisico's zoals verwaarlozing en ondervoeding te voorkomen. De machtiging geldt voor de duur van een jaar zodat de situatie na eventuele overplaatsing van cliënt opnieuw kan worden geëvalueerd.
Rb. Gelderland 1-11-2024 (datum publicatie: 21-11-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:8106
De rechtbank Gelderland heeft op verzoek van het CIZ een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend voor een periode van zes weken. Een eerder verzoek is afgewezen omdat betrokkene de kans kreeg om hulp in de thuissituatie te accepteren. De rechtbank is van oordeel van oordeel dat een nieuw verzoek kan worden gedaan omdat de gebeurtenissen nadien dit rechtvaardigen. Na nieuwe incidenten in de thuissituatie zijn er zorgen over het eten en drinken van betrokkene, de hygiëne in de woning, de verzorging van wondjes, alcoholgebruik en valgevaar. Hoewel de rechtbank het betrokkene gunt dat opnieuw bekeken wordt of zij met meer ondersteuning terug naar huis kan, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in duur te bekorten.
Rb. Zeeland-West-Brabant 11-10-2024 (datum publicatie: 11-11-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7558
De rechtbank Zeeland-West-Brabant buigt zich in deze zaak over een verzoek van het CIZ om een rechterlijke machtiging voor gedwongen opname af te geven. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat bij cliënt sprake zou zijn van een psychogeriatrische stoornis, te weten dementie, vermoedelijk van het type Alzheimer. Cliënt ontkent dat daarvan sprake is. De rechtbank wil de medische oordelen over een stoornis bij cliënt niet bestrijden, maar gelet op de wijze waarop cliënt zich thans verwoordt, dat haar situatie aanzienlijk verbeterd is, en de ingrijpendheid van een gedwongen opname en verblijf maken dat de rechtbank in het subsidiaire verzoek van de advocaat om een contra-expertise in te stellen, zal volgen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat indien eenmaal een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt is verleend, die situatie vaak onomkeerbaar blijkt. De rechtbank overweegt daarbij dat uit de contra-expertise moet blijken hoe de dementie zich manifesteert en of het gedrag van de cliënt als gevolg van deze psychogeriatrische aandoening ernstig nadeel oplevert en of een opname noodzakelijk is of dat volstaan kan worden met zorg op ambulante basis.
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
HR 22-11-2024 (datum publicatie: 22-11-2024), ECLI:NL:HR:2024:1721
De Hoge Raad heeft op 22 november 2024 de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant vernietigd in een zaak over een zorgmachtiging op grond van de Wvvgz. De rechtbank had vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was zich te laten horen, maar volgens de Hoge Raad was deze conclusie onvoldoende gemotiveerd. Betrokkene had namelijk de dag vóór de zitting aan haar advocaat laten weten dat zij zelf het woord wilde voeren, wat erop wijst dat zij wél gehoord wilde worden. Daarnaast kon haar afwezigheid mogelijk worden verklaard door een onbehandelde gebroken enkel, wat ter zitting door de moeder van betrokkene is benoemd. Ook had de rechtbank niet vastgesteld of betrokkene daadwerkelijk thuis was tijdens de mislukte huisbezoeken van de psychiater. Omdat de rechtbank haar onderzoeksplicht onvoldoende heeft vervuld, verwijst de Hoge Raad deze zaak terug naar de rechtbank voor herbeoordeling.
Rb. Amsterdam 23-10-2024 (datum publicatie: 1-11-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:6630
In deze zaak boog de rechtbank zich over twee klachten tegen een zorgaanbieder. Als eerste voert verweerster aan dat de zorgaanbieder haar geheimhoudingsplicht zou hebben doorbroken door medische informatie met haar moeder te delen. Na een multidisciplinair overleg is er besloten om, zonder toestemming van verweerster, contact op te nemen met de moeder van verweerster. Dit omdat er bij betrokkene sprake was van verhoogd suïcide risico. De rechtbank is van oordeel dat er weliswaar sprake was van een verhoogd suïcide risico bij verweerster en ziet in het kader van de behandeling en begeleiding wel het belang van het betrekken van naasten bij betrokkene, maar dan nog geldt dat er eerst expliciet toestemming aan haar gevraagd had moeten worden, waarna bij een weigering beoordeeld en vastgelegd had moeten worden of het verstrekken van informatie aan de moeder noodzakelijk was vanwege een acute dreigende levensgevaarlijke situatie. De rechtbank acht dit onrechtmatig, omdat er geen sprake was van een acute, levensgevaarlijke situatie die doorbreking van de geheimhoudingsplicht op grond van de zorgplicht rechtvaardigt. Het eerste klachtonderdeel is dan ook gegrond en verweerster krijgt hier een schadevergoeding van 50,- voor. De tweede klacht heeft betrekking op de overplaatsing van verweerster naar een andere kliniek. De rechtbank stelt dat de zorgaanbieder voldoende heeft gemotiveerd waarom de overdracht van zorg noodzakelijk was. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Rb. Rotterdam 28-10-2024 (datum publicatie: 14-11-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:11126
Het gaat hier om een verzoekschriftprocedure bij de rechter na een beslissing van de klachtencommissie over de inbeslagname van een telefoon (art. 10:7 lid 1 Wvggz). De rechtbank oordeelt dat de huisregels van de zorgaanbieder geen grondslag kunnen vormen voor de inbeslagname van verzoekers telefoon. De huisregels dienen algemeen van aard te zijn; op de persoon gerichte beperkingen horen niet in de huisregels thuis, maar dienen onderdeel te zijn van het zorgplan van de betrokkene. Huisregels kunnen en mogen niet als grondslag gebruikt worden om in individuele gevallen dwang toe te passen, ook niet ten behoeve van de veiligheid. Het toepassen van dwangzorg is alleen mogelijk als de procedures van de desbetreffende wetgeving voor dwangzorg gevolgd worden. De klacht van verzoeker over de onterecht in beslag genomen telefoon wordt gegrond verklaard. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de rechtbank begrijpt dat de instelling haar personeel wil beschermen en handhavend wil optreden indien het personeel zonder toestemming wordt gefilmd. De wet biedt hiervoor ook verschillende mogelijkheden. Verzoeker had zijn telefoon zeven dagen niet, wat volgens de rechtbank immateriële schade veroorzaakte. De rechtbank kent een schadevergoeding van €35 (5 euro per dag) toe. De beslissing om de telefoon in beslag te nemen wordt vernietigd, en de uitspraak van de rechtbank vervangt dat onderdeel van de beslissing van de klachtencommissie.
Rb. Midden-Nederland 25-10-2024 (datum publicatie: 29-11-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:6501
In deze zaak werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van €1.000 euro schadevergoeding vanwege een schending van het rechtsbeginsel van hoor en wederhoor. De rechtbank Gelderland heeft het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door een stuk in de beoordeling te betrekken dat betrokkene niet kende en waarover betrokkene zich niet heeft kunnen uitlaten. Dat is een schending van een beginsel dat fundamenteel is in het licht van de gelijkheid van partijen (equality of arms). De rechtbank vindt dat betrokkene in dit geval voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft ondervonden doordat de rechtbank de wet niet in acht heeft genomen. Betrokkene wist niet of de medische verklaring was opgesteld door een arts die daartoe bevoegd was. Ook is betrokkene tegen zijn zin in de procedure betrokken. Betrokkene zegt dat dit spanning bij hem heeft gegeven en de rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. De rechtbank vindt een vast bedrag voor deze situatie passender dan een bedrag aan schadevergoeding per dag. De spanning die betrokkene heeft ervaren is immers niet aan een dag afzonderlijk te relateren.
Rb. Gelderland 28-10-2024 (datum publicatie: 11-11-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:7517
De rechtbank heeft op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verleend. Er wordt bij de beoordeling van het verzoek ingegaan op de vraag of een zelfbindingsverklaring een minder bezwarend alternatief is voor een zorgmachtiging. Hoewel dit volgens de rechtbank wel een middel voor betrokkene zou kunnen zijn om invloed op zijn behandeling uit te oefenen, is het geen alternatieve grondslag voor de toepassing van verplichte zorg. Met die zelfbindingsverklaring conformeert betrokkene zich aan het oordeel dat onder bepaalde omstandigheden in de toekomst een zorgmachtiging kan worden verleend. Dit laat echter onverlet dat – op het moment dat die omstandigheden zich voordoen – de gehele procedure voor een zorgmachtiging alsnog moet worden doorlopen. Dit kost tijd en maakt dus niet, zoals de advocaat betoogt, dat er met een zelfbindingsverklaring sneller kan worden ingegrepen. De rechtbank verleent een zorgmachtiging. Het staat betrokkene en de zorgverantwoordelijke vrij om een zelfbindingsverklaring op te stellen en die tussentijds bij een verzoek tot beëindiging zorgmachtiging, dan wel bij de procedure over een eventuele aansluitende zorgmachtiging over te leggen. De zelfbindingsverklaring kan dan onderdeel worden van die zorgmachtiging indien de rechtbank vindt dat deze aan de wettelijke vereisten voldoet. Ook benadrukt de rechtbank dat op basis van artikel 2:1 lid 6 Wvggz het algemene uitgangspunt dat de wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd voor zover er geen ernstig nadeel voor anderen dreigt en betrokkene ter zake wilsbekwaam is. Dit uitgangspunt geldt ook gedurende de zorgmachtiging. Daarnaast is relevant dat betrokkene zelf aangeeft geen bezwaar te hebben tegen een zorgmachtiging. Betrokkene wil graag dat er tijdig kan worden ingegrepen als het fout gaat en de rechtbank is van oordeel dat dit het beste met een zorgmachtiging kan. De zelfbindingsverklaring is daarvoor op dit moment geen (minder bezwarend) alternatief
Rb. Noord-Holland 17-10-2024 (datum publicatie: 13-11-2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:11523
De rechtbank Noord-Holland heeft een zorgmachtiging verleend ten behoeve van betrokkene voor de duur van twaalf maanden. Betrokkene, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, middelenafhankelijkheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, heeft stelselmatig geweigerd om persoonlijk onderzocht te worden door een onafhankelijk psychiater. Hierdoor is de medische verklaring op basis van dossierkennis en een telefoongesprek opgesteld. De advocaat van betrokkene heeft de rechtbank verzocht het verzoek af te wijzen, nu de totstandkoming van de medische verklaring niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank stelt vast dat, gezien de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht door de psychiatrisch verpleegkundige, betrokkene nadrukkelijk twee keer heeft geweigerd om in persoon onderzocht te worden door een onafhankelijk psychiater. Betrokkene heeft tijdens het eerste contactmoment zijn telefoon niet opgenomen. Tijdens het tweede contactmoment heeft betrokkene de telefoon wel opgenomen, echter heeft hij aangegeven niet in gesprek te willen gaan aangezien het voor hem niet onafhankelijk voelt. De rechtbank is, gezien de stelselmatige weigering van betrokkene om zich in persoon te laten onderzoeken, van oordeel dat de medische verklaring voldoet aan de daaraan in dit geval te stellen eisen.
Privacy & tuchtrechtspraak
Regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg 13-11-2024, ECLI:NL:TGZRSHE:2024:125
In deze zaak boog het regionaal tuchtcollege zich over drie klachten. Klaagster stelde ten eerste dat haar oogarts zijn medisch beroepsgeheim had geschonden door – zonder haar toestemming – medische gegevens met een externe deskundige te delen. De oogarts stelde dat hij de gegevens met de deskundige had gedeeld ter onderbouwing van zijn vordering. Het college oordeelde dat dit een ongeoorloofde schending van het beroepsgeheim was omdat de oogarts de gegevens zelf had moeten anonimiseren en de noodzaak van delen niet evident was. De tweede klacht zag op de weigering van de oogarts om gegevens van de klaagster, waaronder foto's, in haar medisch dossier op te nemen. Ook dit klachtonderdeel is gegrond. De derde klacht had betrekking op het in rekening brengen van kosten voor het verstrekken van het dossier. Deze klacht was ongegrond omdat de oogarts het dossier uiteindelijk kosteloos heeft verstrekt.
Rb. Den Haag 31-10-2024 (datum publicatie: 6-11-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:17760
De rechtbank Den Haag behandelt een verzoek van een moeder en haar kinderen om een dossier van Veilig Thuis te vernietigen. Het dossier bevat informatie over seksueel misbruik door de zoon van het gezin tegenover zijn zussen. Veilig Thuis had eerder een rapport opgesteld en veiligheidsmaatregelen genomen. Nadat het dossier gesloten was, verzochten moeder en kinderen om het dossier te vernietigen. Veilig Thuis weigerde dit, omdat er een aanmerkelijk belang bij het bewaren van het dossier bestaat, gezien de complexiteit van de situatie en de mogelijkheid van toekomstige incidenten. De rechtbank gaat hierin mee en oordeelt dat er een gerechtvaardigd belang is om het dossier te bewaren aangezien de situatie nog relatief recent is en het dossier nuttig kan zijn voor toekomstige hulpverlening of monitoring van het gezin.
Echter: in dit geval hebben de kinderen ook zelf als meerderjarigen een verzoek gedaan om het dossier te vernietigen. In antwoord op dit aanvullende verzoek heeft Veilig Thuis zich op het standpunt gesteld dat als de kinderen genoeg geholpen worden en ze inderdaad allemaal achter de vernietiging van het dossier staan, Veilig Thuis zich daartegen niet zal verzetten. In dat geval komt volgens Veilig Thuis het belang bij bewaring van het dossier immers te vervallen. Partijen hebben ermee ingestemd dat de rechtbank de kinderen om die reden zelf (achter gesloten deuren) over hun verzoek heeft gehoord. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ervan uit kan worden gegaan dat alle kinderen inderdaad stellig en onverkort willen dat het dossier per direct wordt vernietigd, ook als aangenomen wordt dat dit dossier veilig in de archieven van Veilig Thuis wordt bewaard en het risico op datalekken voldoende is ondervangen. Die vraag moet naar het oordeel van de rechtbank ontkennend worden beantwoord. De conclusie is dat er een aanmerkelijk belang is voor de bewaring van het dossier, als bedoeld in artikel 5.3.5. lid 2 Wmo. De verdere bewaring is in het belang van de gezinsleden, met name de dochters. Het verzoek tot vernietiging wordt daarom afgewezen.
Zorgverzekeringswet
Rechtbank Den Haag 04-11-2024 (datum publicatie: 05-11-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:18003
Overschrijding omzetplafond. Covid-19. Metabletica heeft voor het jaar 2020 een overeenkomst met Zilveren Kruis c.s. gesloten voor (kort gezegd) verlening van specialistische geestelijke gezondheidszorg aan verzekerden van Zilveren Kruis c.s. Partijen zijn een omzetplafond overeengekomen, waarbij overschrijding voor rekening van Metabletica komt. Metabletica heeft het omzetplafond in 2020 overschreden en wenst dit bedrag vergoed te krijgen van Zilveren Kruis c.s. Metabletica stelt daartoe dat de omzetplafondoverschrijding het rechtstreekse gevolg is geweest van de Covid-19 pandemie, dat zij de (dreigende) omzetplafondoverschrijding niet heeft kunnen voorzien en daarop niet tijdig heeft kunnen sturen. Daardoor heeft Metabletica Zilveren Kruis c.s. evenmin tijdig kunnen informeren en om een omzetplafondverhoging kunnen vragen. Bij de beoordeling heeft de rechtbank vooropgesteld dat Zilveren Kruis c.s. Metabletica in beginsel aan het omzetplafond mag houden, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. In dit geval is niet vast komen te staan dat de overschrijding van het omzetplafond geheel of grotendeels het gevolg is geweest van de Covid-19 pandemie. Verder heeft Metabletica, gelet op de uitgebreid gemotiveerde betwisting daarvan door Zilveren Kruis c.s., onvoldoende onderbouwd dat zij niet tijdig op het omzetplafond heeft kunnen sturen en evenmin tijdig om een omzetplafondverhoging heeft kunnen vragen. Ook van andere uitzonderlijke omstandigheden is niet gebleken. De vorderingen van Metabletica zijn afgewezen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 06-11-2024 (datum publicatie: 08-11-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7589
Tariefverhoging CZ. Orthopedische schoentechnici. 38 aanbieders van orthopedisch schoeisel kwamen op tegen een lopende meerjarenovereenkomst van zorgverzekeraar CZ. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen de orthopedische zorgverleners en CZ als zorgverzekeraar. Daarnaast is voldaan aan de voorwaarden als genoemd in het Star-arrest waaronder een zorgverzekeraar niet categorisch kan weigeren om tarieven uit een bepaald jaar voor de daarop volgende jaren te indexeren, te weten: a) als bekend is dat de betrokken zorgaanbieders in die periode zijn geconfronteerd en nog geconfronteerd zullen worden met prijsstijgingen; b) en de niet-geïndexeerde tarieven geen ruimte bieden om dit op te vangen; c) terwijl de zorgverzekeraar geïndexeerde macrokaders Zvw ter beschikking gesteld krijgt. De rechter geeft de aanbieders gelijk en gebiedt CZ haar tarieven over de maand december 2024 te verhogen met een percentage van 16% en haar tarieven over het jaar 2025 te verhogen met een percentage van 20%.
Rechtbank Noord-Nederland 20-11-2024 (datum publicatie: 26-11-2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:4635
Machtigingsvereiste. Primaat revalidatiearts. In het tussenvonnis in deze zaak is reeds overwogen dat Zilveren Kruis c.s. onrechtmatig jegens Medinello heeft gehandeld door stelselmatig inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts. In dit eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen van Medinello dan ook toegewezen in die zin dat Zilveren Kruis c.s. is veroordeeld tot vergoeding van de door Medinello geleden en nog te lijden schade als gevolg van de onrechtmatige toepassing door Zilveren Kruis c.s. van het machtigingsvereiste in de periode vanaf 1 december 2020 door stelselmatig inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts. Daarnaast zag de rechtbank aanleiding om het tussenvonnis nader te concretiseren door aansluiting te zoeken bij het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:4604). Inhoudende dat bij een marginale toets en terughoudendheid bij het opvragen van medische gegevens in het bijzonder niet past dat (de medisch adviseur van) de zorgverzekeraar in alle gevallen bepaalde eisen stelt. Verder verbood de rechtbank Zilveren Kruis c.s. om bij de beoordeling van de machtigingsaanvragen van Medinello (in de toekomst) inbreuk te maken op het primaat van de revalidatiearts, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per machtigingsaanvraag (met een maximum van € 200.000,00).
Hoge Raad 22-11-2024 (datum publicatie: 22-11-2024), ECLI:NL:HR:2024:1720
Vergoeding magistraal bereid geneesmiddel (dexmethylfenidaat). Vereisten rationele farmacotherapie. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht tot uitgangspunt heeft genomen dat een apotheekbereiding is aan te merken als rationele farmacotherapie indien het geneesmiddel (i) een voor de patiënt geschikte vorm heeft, (ii) bewezen effectief en werkzaam is, en (iii) het meest economisch is voor de zorgverzekering onderscheidenlijk de patiënt. Bij de beoordeling of een apotheekbereiding het meest economisch is voor de zorgverzekering onderscheidenlijk de patiënt, komt het erop aan of daarvoor een voldoende gelijkwaardige alternatieve behandeling beschikbaar is die goedkoper is. Is dat laatste het geval, dan zal de apotheekbereiding in het algemeen niet kunnen worden aangemerkt als rationele farmacotherapie. Anders dan het hof heeft overwogen, moet de vraag of methylfenidaat een voldoende gelijkwaardig alternatief is voor dexmethylfenidaat niet op het niveau van een individuele patiënt worden beoordeeld. De gegrondbevinding van deze klacht kan echter niet tot cassatie leiden. Uit de overwegingen van het hof volgt dat de geneesmiddelen dexmethylfenidaat en methylfenidaat ook op indicatieniveau niet voldoende uitwisselbaar zijn. De Hoge Raad overweegt verder dat indien, zoals in dit geval, de rechter oordeelt over de omvang van de aanspraak op farmaceutische zorg, geen grond bestaat voor een terughoudende toetsing aan het vereiste van bereiding op ‘kleine schaal’. Hierover werd terecht geklaagd. Dit kan echter ook niet tot cassatie leiden. Ondanks de vooropstelling van een andersluidend uitgangspunt, is het hof bij dit oordeel klaarblijkelijk niet uitgegaan van een terughoudende toetsing. Anders dan wordt geklaagd, is het oordeel van het hof, dat berust op waarderingen van feitelijke aard, niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden: de Hoge Raad verwerpt het beroep.
Ondernemingsrecht
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 01-10-2024 (datum publicatie: 13-11-2024), ECLI:NL:GHSHE:2024:3057
In deze zaak vordert een (voormalig) lid van een coöperatie waarbij een groot aantal zorgverleners die kleinschalige zorg aanbieden zijn aangesloten, nietigheid ex artikel 2:14 lid 1 BW c.q. vernietigbaarheid ex artikel 2:15 lid 1 sub b BW van besluiten van de coöperatie tot schorsing en ontzetting van het lid. De rechtbank heeft de vorderingen van het lid afgewezen. Het gerechtshof stelt voorop dat een coöperatie en degenen die krachtens de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Of een besluit wat betreft de totstandkoming ervan strijdig is met de redelijkheid en billijkheid wordt door de rechter integraal getoetst. Wat betreft de inhoud van het besluit dient de rechter terughoudend te toetsen, waarbij de toetsingsmaatstaf is of het orgaan bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden die de conclusie kunnen dragen dat het aangevochten besluit nietig dan wel vernietigbaar is, rusten op het (voormalig) lid als degene die de nietigheid dan wel vernietigbaarheid ervan inroept. Het gerechtshof oordeelt dat het (voormalig) lid niet, althans niet voldoende kenbaar, heeft geconcretiseerd dat de besluiten nietig c.q. vernietigbaar zijn.
Btw
Conclusie advocaat Generaal over Low Care hospitals, 11 november 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1142
De afgelopen periode zijn er diverse uitspraken gepubliceerd over de btw-kwalificatie van hospices. De primaire vraag is of de prestaties van een hospice zijn vrijgesteld, of dat sprake is van btw-belaste activiteiten die belast zijn tegen het verlaagd btw-tarief voor (kort gezegd) overnachtingen. Het belang is veelal gelegen in de btw-aftrek bij nieuwbouw van een hospice. De Advocaat-Generaal concludeert dat door de rechtbanken en gerechtshoven tot nu toe nog niet goed is beoordeeld of een hospice één of meerdere prestaties verricht en vervolgens de beoordeling van deze prestaties niet goed onderbouwd. Wanneer een vrijstelling van toepassing is, is de vraag welke vrijstelling dit dan is en of aan de wettelijke voorwaarden van een btw-vrijstelling kan worden voldaan. De mogelijkheden voor hospices om een btw-vrijstelling toe te passen lijken gelet op de conclusie beperkt.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 5 november 2024 (datum publicatie 15 november 2024), ECLI:NL:GHARL:2024:6836
In deze zaak is beslist over de btw-kwalificatie van bedragen die worden ontvangen voor diverse meer coördinerende werkzaamheden. Het gaat concreet om: GEZ gelden, Overheadcomponent Ketenzorg, Resultaatbeloning Module praktijk accreditatie, Module kwetsbare ouderen en variabiliseringsgelden. De belanghebbende in deze zaak heeft gezondheidscentra waarin verschillende zorgverleners werkzaam zijn, veelal huisartsenpraktijken. De zaak is heel feitelijk maar beslist in de kern dat de vergoedingen die worden ontvangen door de huisartsenpraktijk wel zijn vrijgesteld van btw-heffing, omdat de vergoedingen zien op prestaties die nauw verbonden zijn met de vrijgestelde medische zorg die de huisartsen leveren. Het is kunstmatig om de vergoedingen waarover het geschil gaat van de vergoeding die voor de zorg die wordt verleend te scheiden.