Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Wet zorg en dwang
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2024 (datum publicatie: 02-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:2772
Deze uitspraak gaat over een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediend verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2024 (datum publicatie: 03-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:2839
Enkel vermoeden dat cliënt lijdt aan het Syndroom van Korsakov is onvoldoende voor het verlenen van een rechterlijke machtiging (Wzd). Rechtbank vraagt zich af of een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz passender is (art. 38 lid 10 Wzd). Aanhouding verzoek in afwachting van (aanvullende) medische verklaring Wvggz.
Rechtbank Den Haag, 08-04-2024 (datum publicatie: 08-05-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:6891
In deze staat stelt verzoekster zich op het standpunt dat de zorgvormen het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in een accommodatie niet verleend hadden mogen worden. Door en namens verzoekster wordt verzocht om haar klacht over de beslissing tot het toepassen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie gegrond te verklaren en de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen. Voorts verzoekt verzoekster de rechtbank om nader onderzoek in te stellen middels een contra-expertise. De rechtbank wijst het verzoek om een contra-expertise of second opinion af en verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond; verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het meer of anders verzochte.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-04-2024 (datum publicatie: 14-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:3036
Deze uitspraak gaat over een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediend verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van twaalf maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Er is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.
Parket bij de Hoge Raad, 10-04-2024 (datum publicatie: 15-05-2024), ECLI:NL:PHR:2024:409
In deze Wzd-zaak gaat het om de vraag of een opvolgende rechterlijke machtiging kan worden verleend, indien de geldigheidsduur van de voorgaande machtiging al ruim een maand verlopen is. Daarnaast voert het middel aan dat de rechtbank de machtiging ten onrechte met terugwerkende kracht heeft verleend.
Rechtbank Limburg, 01-12-2023 (datum publicatie: 16-05-2024), ECLI:NL:RBLIM:2023:7640
Deze uitspraak gaat over een door de officier van justitie ingediend verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Er is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De opvolgende zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-05-2024 (datum publicatie: 29-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:3459
Deze uitspraak gaat over een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediend verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt lijdt aan een gelijkgestelde aandoening, te weten NAH. Nu aan criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd is voldaan, wordt de machtiging verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-05-2024 (datum publicatie: 29-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:3458
Deze uitspraak gaat over een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediend verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Uit de overgelegde stukken is gebleken dat er door een administratieve fout de aanvraag voor een opvolgende rechterlijke machtiging te laat is ingediend bij het CIZ. Hierdoor is er in de onderhavige zaak sprake van een gedateerde medische verklaring. Echter, in het arrest van de Hoge Raad van 11 juni 2021 is overwogen dat, ten aanzien van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz, een gedateerde medische verklaring voorafgaand aan of ter zitting door de onafhankelijk arts kan worden geactualiseerd. In onderhavige situatie is de medische verklaring ongeveer 10 weken oud, maar de onafhankelijke arts heeft per e-mailbericht d.d. 22 april 2024 aangegeven dat een rechterlijke beoordeling van het verzoek tot rechterlijke machtiging wenselijk is gelet op de regelmatige agitatie, het weigeren van zorg, de achterdocht en het verbaal verzet. Hiermee heeft de ter zake kundige arts te kennen gegeven dat de medische verklaring thans nog actueel is.
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Rechtbank Noord-Nederland, 22-04-2024 (datum publicatie: 01-05-2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:1655
Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Gedwongen zorg is doelmatig nu vrijwillige behandeling van de eetstoornis in het verleden niet effectief is geweest en het thans steeds slechter gaat met betrokkene. Er is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.
Rechtbank Rotterdam, 19-04-2024 (datum publicatie: 01-05-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:3760
Deze kindvriendelijke beschikking voor een 15-jarige met een manisch psychotische ontregeling gaat over het verlenen van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechter verleent de machtiging voor zes weken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2024 (datum publicatie:13-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:3020
Deze uitspraak gaat over een door de officier van justitie ingediend verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Gebleken is dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van middel gerelateerde en verslavingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-04-2024 (datum publicatie: 13-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:3019
Deze uitspraak gaat over een door de officier van justitie ingediend verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg ten behoeve van een cliënt die lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen, overige DSM-5 stoornissen. De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
Parket bij de Hoge Raad, 16-04-2024 (datum publicatie: 16-05-2024), ECLI:NL:PHR:2024:428
In deze Wvggz zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat betrokkene, die een alcoholverslaving heeft, lijdt aan een psychische stoornis in de zin van art. 3:3 van de Wvggz en ingevolge art. 6:4 Wvggz een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden. Het middel klaagt allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis in de zin van de Wvggz, nu uit de stukken (met name de medische verklaring en het zorgplan) niet, althans onvoldoende blijkt dat daarvan sprake is. Voorts wordt geklaagd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van acuut levensgevaar voor betrokkene en dat de rechtbank de door de Hoge Raad uiteengezette maatstaf met betrekking tot wilsbekwaam verzet heeft miskend.
Parket bij de Hoge Raad, 10-04-2024 (datum publicatie: 22-05-2024), ECLI:NL:PHR:2024:408
In deze Wvggz-zaak wordt geklaagd dat de rechtbank een stoornis en ernstig nadeel heeft aangenomen op basis van een niet actuele (medische) verklaring, die is opgesteld door een psychiater die betrokkene niet persoonlijk heeft onderzocht en zonder dat duidelijk is waar die informatie vandaan komt.
Rechtbank Midden-Nederland, 26-03-2024 (datum publicatie: 22-05-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:1828
Deze uitspraak gaat over een door de officier van justitie ingediend verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Nu het forensische kader plotseling is weggevallen behoeft de zorgmachtiging dringend aanvulling om de verplichte zorg die nodig is ter afwending van onmiddellijk dreigend nadeel voort te zetten.
Rechtbank Rotterdam, 26-04-2024 (datum publicatie: 23-05-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:4342
Deze uitspraak gaat over een klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wvggz en schadevergoeding ex artikel 10:11 lid 2 Wvggz. Hoewel de rechtbank welwillend de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeelt vanwege de kwetsbaarheid van verzoeker, komt de rechtbank niet tot de conclusie dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding om het verzoekschrift als niet verwijtbaar te laat aan te merken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-05-2024 (datum publicatie: 29-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:3460
Wvggz, ZM. Gelet op de verklaring van de behandelaren van het FACT-team is de rechtbank van oordeel dat, in afwijking van het verzoek van de officier van justitie, ook de zorgvormen ‘het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’, ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘opnemen in een accommodatie’, noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank zal deze aanvullende vormen van verplichte zorg met toepassing van artikel 6:4 lid 2 Wvggz toewijzen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-05-2024 (datum publicatie: 29-05-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:3461
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Betrokkene heeft aan de behandelaren uitdrukkelijk te kennen gegeven afstand te doen van het recht om gehoord te worden. Betrokkene wil niet bij de zitting aanwezig zijn.
Hoge Raad, 31-05-2024 (datum publicatie: 31-05-2024), ECLI:NL:HR:2024:789
Machtiging tot voortzetting crisismaatregel. Betrokkene is door twee artsen gezien in diens fysieke aanwezigheid en door psychiater onderzocht via beeldbellen. Klachten over oordeel rechtbank dat onderzoek door psychiater voldoet aan daaraan te stellen eisen. Mogelijkheid van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan crisismaatregel (art. 7:3 Wvggz).
Wet langdurige zorg
Centrale Raad van Beroep 25-04-2024 (datum publicatie: 14-05-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:865
Betrokkene heeft op grond van de Wet langdurige zorg meerdere jaren persoonsgebonden budget ontvangen van het zorgkantoor. In deze zaak gaat het om de vraag of het zorgkantoor kon overgaan tot lagere vaststelling, intrekking van de verlening en terugvordering van persoonsgebonden budget van betrokkene, omdat zij zich niet aan de hieraan verbonden verplichtingen heeft gehouden. Anders dan de rechtbank beantwoordt de Raad die vraag bevestigend, onder verwijzing naar zijn recente rechtspraak in soortgelijke zaken.
Centrale Raad van Beroep, 17-04-2024 (datum publicatie: 06-05-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:801
De Raad is het met de rechtbank eens dat geen sprake is van een (blijvende) noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht. In de zorgbehoefte van appellant kan namelijk worden voorzien met zorg op geplande momenten, eventueel in combinatie met zorg op afroep, en appellant kan deze zorg zonder ernstig nadeel afwachten.
Centrale Raad van Beroep, 17-04-2024 (datum publicatie: 06-05-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:803
De Raad is met de rechtbank en het CIZ eens dat geen sprake is van een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Appellante kan gebruikmaken van meerdere alarmsystemen.
Centrale Raad van Beroep, 17-04-2024 (datum publicatie: 06-05-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:802
De Raad is het met de rechtbank eens dat geen sprake is van een noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Appellante is in staat om op relevante momenten hulp in te roepen en deze hulp kan afwachten, om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen.
Centrale Raad van Beroep, 01-05-2024 (datum publicatie: 14-05-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:854
Het zorgkantoor heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat appellant het zorgkantoor niet onverwijld uit eigen beweging op de hoogte heeft gesteld van voor de verstrekking van het pgb relevante feiten en omstandigheden. Dat, zoals appellant heeft aangevoerd, het zorgkantoor in ieder geval medio mei 2021 op de hoogte was geraakt van zijn verblijf in Marokko doet daar niet aan af. erecht is van belang geacht wat de aard en de omvang van de geïndiceerde zorg was, dat [naam broer] de door hem te verlenen intensieve en persoonlijke zorg niet op afstand kon leveren en dat de moeder en zus van appellant niet de hiervoor gecontracteerde zorgverleners waren. Anders dan appellant heeft betoogd, is [naam broer] ten onrechte onverkort doorbetaald. Dit betekent dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het zorgkantoor op grond van artikel 5:20, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling langdurige zorg bevoegd was de verleningsbeschikking van 1 december 2020 te wijzigen.
Rechtbank Den Haag, 09-04-2024 (datum publicatie: 24-05-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:7851
Vast staat dat eiser zijn geschrift ruim buiten de gebruikelijke termijn van zes weken na de datum van het aangevochten besluit, en dus te laat, heeft ingediend. De reden die eiser in zijn brief van 30 september 2023 heeft opgegeven, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
Rechtbank Den Haag, 23-04-2024 (datum publicatie: 08-05-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:6470
Anders dan eiseres verder heeft betoogd is geen sprake van intrekking van het pgb als reactie op het niet afspreken van een huisbezoek. De intrekking is gebaseerd op de afwezigheid van de gewaarborgde hulp vanwege detentie. Hierdoor kan de gewaarborgde hulp geen toezicht houden op de zorg en ook niet meewerken aan een huisbezoek.
Rechtbank Noord-Holland, 21-02-2024 (datum publicatie: 08-05-2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:4670
Het Zorgkantoor heeft de goedkeuring van de zorgovereenkomst geweigerd, omdat de in de zorgovereenkomst omschreven zorg niet overeenkomt met de feitelijke zorg. Deze weigeringsgrond vloeit niet voort uit artikel 5:16 van de Regeling langdurige zorg, zoals de Centrale Raad van Beroep al meermaals heeft geoordeeld. De rechtbank heeft het besluit van het Zorgkantoor daarom vernietigd.
Rechtbank Den Haag, 09-04-2024 (datum publicatie: 28-05-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:8075
De rechtbank overweegt dat artikel 1.1.2., tweede lid, sub a van de Wlz bepaalt dat als gehuwd of als echtgenoot mede wordt aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert. Dit geldt echter niet als het een bloedverwant in de eerste graad betreft, zoals hier het geval is (namelijk moeder en zoon). Uit het vorenstaande volgt dat de Wlz geen mogelijkheid biedt om eiseres en haar zoon als gehuwden/echtgenoten aan te merken.
Rechtbank Midden-Nederland, 17-05-2024 (datum publicatie: 24-05-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:2943
Eiser is het niet eens met het geïndiceerde zorgprofiel in het kader van de Wlz. Hij vindt dat intensievere zorg en begeleiding nodig is. Verweerder motiveert dat de situatie van eiser niet van een dusdanige aard en ernst is dat een zwaarder zorgprofiel aan de orde is. Het beroep is ongegrond.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Hoge Raad der Nederlanden, 24-05-2024 (datum publicatie: 24-05-2024), ECLI:NL:HR:2024:742
Deze zaak gaat over de vraag of een gemeente in het kader van uitvoering van de Wmo langs privaatrechtelijke weg nakoming mag vorderen van het contractuele verplichtingen van een zorgaanbieder om mee te werken aan een administratieve controle door de gemeente.
Rechtbank Noord-Nederland, 25-04-2024, (datum publicatie: 23-05-2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:2004
Betrokkene krijgt een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Hij is van mening dat de toegekende vergoeding niet toereikend is voor het inkopen van vervangende zorg bij afwezigheid van zijn vaste zorgverlener. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang. De beroepszaken zijn ter behandeling doorverwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
Centrale Raad van Beroep, 02-05-2024 (datum publicatie: 08-05-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:855
De woonaanpassing valt onder de WMO 2015 en niet onder de Jeugdwet. Het hoger beroep van het college slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden vernietigd. Het nieuwe besluit van het college, waarmee een financiële tegemoetkoming is verstrekt voor een losse tijdelijke woonunit inclusief plaatsings- en aansluitingskosten, blijft in stand.
Rechtbank Den Haag, 22-04-2024 (datum publicatie: 06-05-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:6308
Afwijzing van aanvraag om een Wmo-voorziening in de vorm van aanpassing van een tuinhek in een mechanisch hek berust op een ondeugdelijke grondslag. Geen grond voor instandlating van de rechtsgevolgen. Het college heeft de eigen kracht niet onderzocht en binnen de eigen kracht bestaat geen ruimte om rekening te houden met de financiële mogelijkheden van eiser.
Rechtbank Amsterdam, 22-03-2024 (datum publicatie: 02-05-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:1603
Afwijzing om een pgb op grond van de Wmo 2015. Eiser hangende beroepsprocedure overleden. Geen erfgenamen die het geving zouden willen voortzetten. Beroep niet-ontvankelijk.
Rechtbank Rotterdam, 14-05-2024 (datum publicatie: 21-05-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:4290
Deze zaak gaat over de vraag of het college de aanvraag om een aangepaste buggy terecht mocht afwijzen. De rechtbank overweegt dat de verzoeker bij het verzoek om een voorzieningen geen spoedeisend belang heeft omdat zij de eerder toegekende buggy niet heeft gebruikt en zij zich nu met buggy kan voortbewegen.
Rechtbank Limburg, 23-04-2024 (datum publicatie: 08-05-2024), ECLI:NL:RBLIM:2024:1999
Eiseres heeft ook een aanvraag gedaan voor hulp bij de administratie, financiën, rouwverwerking en “een luisterend oor”. Dat heeft het college niet onderkend. Het college kan een maatwerkvoorziening weigeren en de cliënt verwijzen naar een algemene voorziening, als er zorgvuldig onderzoek is gedaan naar de passendheid van de algemene voorziening voor de cliënt. Onderzocht zal moeten worden of deze algemene voorzieningen ook daadwerkelijk beschikbaar zijn, door eiseres financieel gedragen kunnen worden en adequate compensatie bieden. Dat door het college een dergelijk onderzoek is verricht, is de rechtbank niet gebleken. Dat onderzoek zal alsnog moeten plaatsvinden. De beroepsgronden over de hoogte van de geïndiceerde hulp bij het huishouden slagen niet.
Centrale Raad van Beroep, 17-04-2024 (datum publicatie: 06-05-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:795
Deze uitspraak gaat over de betaling van de bijdrage voor de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang en over het niet toekennen van een debiteurennummer. In de eerste zaak komt de Raad niet tot een inhoudelijk oordeel, omdat hij oordeelt dat de e-mail waartegen appellant bezwaar heeft gemaakt geen besluit is. In de tweede zaak oordeelt de Raad dat appellant in dit specifieke geval geen bijdrage verschuldigd is voor de nachten dat hij niet in de maatschappelijke opvang verbleef. Bij de derde zaak heeft appellant geen procesbelang omdat hij niet heeft onderbouwd waarom hij een debiteurennummer nodig heeft.