Wet zorg en dwang
Rechtbank Rotterdam, 14-08-2024 (datum publicatie: 26-08-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:7877
Deze uitspraak gaat over een verzoek om een rechterlijke machtiging. De mondelinge behandeling werd eerder aangehouden wegens afwezigheid van de behandelaars en voor het opstellen van een nieuwe medische verklaring aangezien deze gemotiveerd werd betwist. Bij de voortzetting is echter geen nieuwe medische verklaring ingestuurd en de behandelaars waren opnieuw niet aanwezig. De rechtbank acht voorgaande in strijd met de beginselen van een goede procesorde. Er is onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen of er sprake is van een stoornis in de zin van de Wzd. Tevens is een rechterlijke machtiging niet meer proportioneel en subsidiair, nu betrokkene weer thuis woont. De rechtbank wijst het verzoek af.
Rechtbank Gelderland, 29-07-2024 (datum publicatie: 01-08-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:5024
Deze uitspraak gaat over een verzoek tot voortzetting inbewaringstelling. Betrokkene kan niet meer in zijn woning blijven, omdat de woning dusdanig verwaarloosd is dat de wijkverpleging, thuiszorg en mantelzorger geen adequate zorg meer kunnen bieden. Betrokkene lijdt aan dementie en heeft 24-uurs zorg nodig, wat hem thuis niet geboden kan worden. De rechtbank wijst het verzoek toe.
Rechtbank Amsterdam, 08-08-2024 (datum publicatie: 22-08-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:5162
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de klachtencommissie over (dwang)behandeling/verplichte zorg en met name het toedienen van medicatie (Lorazepam) en het verrichten van andere medische handelingen (ECT). De rechtbank oordeelt dat de klacht door de klachtencommissie terecht ongegrond is verklaard.
Rechtbank Gelderland, 09-07-2024 (datum publicatie: 24-07-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:4585
Deze uitspraak gaat over een verzoek om een rechterlijke machtiging. De diagnose Korsakov is voor de rechtbank niet komen vast te staan. Wel staat voor de rechtbank vast dat sprake is van (enige) cognitieve problemen. Op grond van artikel 24 lid 4 Wzd geldt dat als er geen behandelmogelijkheden zijn en er met name zorg nodig is om ‘regieverlies’ tegen te gaan, de Wzd van toepassing is. Dit geldt ook als er sprake is van een psychische stoornis en niet van een psychogeriatrische stoornis, een verstandelijke beperking of een gelijkgestelde aandoening. De rechtbank is van oordeel dat die situatie zich hier voordoet. Daarnaast wijst de rechtbank het verzoek om een second opinion te gelasten af.
Rechtbank Oost-Brabant, 19-07-2024 (datum publicatie: 23-07-2024), ECLI:NL:RBOBR:2024:3469
Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging. De betrokkene verzet zich niet tegen opname en verblijf, maar enkel tegen verschillende onderdelen van de zorgverlening. Namens betrokkene is aangevoerd dat er hierdoor niet voldaan wordt aan de criteria voor een rechterlijke machtiging. Echter in dergelijke gevallen wordt de voortzetting van het verblijf geacht onvrijwillig te zijn, waardoor een rechterlijke machtiging nodig is. De rechtbank verleent de machtiging.
Rechtbank Amsterdam, 22-08-2024 (datum publicatie: 22-08-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:5246
Deze zaak gaat over een 15-jarig meisje met ernstige langdurige katatonie die op grond van een zorgmachtiging gedwongen wordt behandeld. Haar ouders zijn het niet eens met de behandeling door het ziekenhuis. De ouders vorderen stopzetting ECT gedurende twee weken en in die periode (eerst) twee weken toediening van B12-injecties. De artsen vinden die injecties in dit geval zinloos en potentieel schadelijk. Opschorting van de behandeling met Lorazepam en ECT achten zij gevaarlijk voor patiënte. De vorderingen van de ouders worden afgewezen.
Parket bij de Hoge Raad, 19-07-2024 (datum publicatie: 15-08-2024), ECLI:NL:PHR:2024:775
Deze uitspraak gaat over een verzoek om een rechterlijke machtiging. Namens betrokkene is cassatie ingesteld. Geklaagd wordt dat er een rechtsgeldig indicatiebesluit mist en dat onvoldoende is toegelicht dat ten behoeve van het besluit onderzoek in persoon heeft plaatsgevonden. De Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van het beroep.
Rechtbank Gelderland, 12-08-2024 (datum publicatie: 28-08-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:5645
Deze zaak gaat over een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor vijf jaar. De rechtbank verleent een machtiging voor twee jaar, omdat het verzet samenhangt met incidenten (agressie) op de groep. Deze dienen te worden opgelost. Als dat gebeurt, zal het verzet waarschijnlijk verdwijnen. Als de incidenten blijven, moet naar oplossingen of alternatieven worden gezocht.
Rechtbank Rotterdam, 01-08-2024, (datum publicatie: 26-08-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:7863
Deze uitspraak gaat over een verzoek om een rechterlijke machtiging. De rechtbank verleent een machtiging voor de duur van 2 jaar, ondanks dat de voorgaande machtiging 12 weken geleden is verstreken en betrokkene in de periode tussen de twee machtigingen in de accommodatie verbleef.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-08-2024 (datum publicatie: 26-08-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:5910
Deze uitspraak gaat over een verzoek om een rechterlijke machtiging. De rechtbank oordeelt dat de enkele stelling dat betrokkene voldoende financiële middelen heeft om zorg in te kunnen kopen onvoldoende is. Ook het verweer dat betrokkene zich verzet tegen het verblijf en hier boos van kan worden, waarbij agressief gedrag kan ontstaan is onvoldoende. De rechtbank wijst het verzoek toe.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-08-2024 (datum publicatie: 29-08-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:5909
Deze uitspraak gaat over een verzoek om een rechterlijke machtiging. Gebleken is dat betrokkene een uitgebreide neurocognitieve stoornis heeft. Onduidelijk is echter of bij betrokkene daadwerkelijk een psychogeriatrische aandoening is vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek af.
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Rechtbank Noord-Nederland, 24-07-2024 (datum publicatie: 01-08-2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:2961
Deze zaak gaat over een verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat er nog voldaan wordt aan de criteria voor verplichte zorg en het doel ervan nog niet is bereikt. Betrokkene verblijft nog in de instelling en staat onvoldoende open voor vrijwillige hulp.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-08-2024 (datum publicatie: 29-08-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:5914
Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van verplichte zorg in aansluiting op een zorgmachtiging. De rechtbank wijst het verzoek toe. De rechtbank heeft geen macht om plaatsing van betrokkene in een geschikte instelling af te dwingen en spreekt haar hoop uit dat spoedig een plek wordt gevonden waar betrokkene langdurig kan verblijven. De huidige situatie met steeds kortdurende opnames en opvolgende crisissituaties is niet in het belang van betrokkene en zijn ouders.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-08-2024 (datum publicatie: 29-08-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:5930
Deze uitspraak gaat over een verzoek tot verlenging van een crisismaatregel. Ondanks dat betrokkene nog last heeft van stemmen die haar onder andere opdrachten geven om zichzelf van het leven te beroven is naar het oordeel van de rechtbank niet langer sprake van gedrag dat leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank wijst het verzoek af.
Wet langdurige zorg
Rechtbank Midden-Nederland, 21-06-2024 (datum publicatie:09-07-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:3875
Aanvraag pgb Wet langdurige zorg deels afgewezen. Beroep tegen ingetrokken besluit niet-ontvankelijk. Beroep tegen herziene besluit ongegrond.
Centrale Raad van Beroep, 04-07-2024 (datum publicatie: 05-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1314
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Terecht gesteld dat niet is komen vast te staan dat appellant een blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
Centrale Raad van Beroep, 01-08-2024 (datum publicatie: 12-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1588
Afwijzing verzoek om wijziging zorgprofiel naar ZGaud Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging (zorgprofiel ZGaud03). De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het CIZ deugdelijk heeft gemotiveerd dat zorgprofiel VG05 voor appellant het best passende zorgprofiel is. De redelijke termijn is met – afgerond – 15 maanden overschreden in de rechterlijke fase.
Centrale Raad van Beroep, 22-08-2024 (datum publicatie: 29-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1681
Afwijzing aanvraag Wlz-zorg. De benodigde zorg voor appellant is planbaar en dit leidt niet tot een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid of toezicht om medische redenen.
Centrale Raad van Beroep, 25-07-2024 (datum publicatie: 31-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1514
Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget. Niet alle erfgenamen zijn akkoord met voortzetting van de procedure waardoor het procesbelang van appellante is vervallen bij haar overlijden.
Centrale Raad van Beroep, 31-07-2024 (datum publicatie: 08-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1552
Afwijzing aanvraag door CIZ voor zorg op grond van de Wlz. Bij appellant is in de te beoordelen periode geen sprake van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zodat hij alleen daarom al niet voldoet aan de voorwaarden om tot de Wlz te worden toegelaten.
Rechtbank Rotterdam, 22-07-2024 (datum publicatie: 22-07-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:6729
Niet aannemelijk gemaakt dat zorg door de broer en schoonzus van verzoekster niet kan worden voortgezet totdat op het bezwaar is beslist. Daarnaast kan verzoekster een aanvraag indienen voor zorg op grond van de Wmo of de Zvw.
Centrale Raad van Beroep, 19-07-2024 (datum publicatie: 29-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1474
Eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wlz. Geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de hoogte van de eigen bijdrage in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
Rechtbank Gelderland, 21-06-2024 (datum publicatie: 01-07-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:3774
Beëindiging pgb Wlz. Niet voldaan aan verplichting artikel 3.3.3, vierde lid, aanhef en onder a, van de Wlz. Ongegrond.
Centrale Raad van Beroep, 11-07-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1391
Afwijzing aanvraag om zorg op grond van de Wlz. Terecht aangenomen dat geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
Centrale Raad van Beroep, 11-07-2024 (datum publicatie: 12-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1365
De rechtbank heeft de beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Appellante heeft haar standpunt dat er een noodzaak is tot acute medische interventies vanwege verslikgevaar en valgevaar ook in hoger beroep niet onderbouwd met objectieve medische gegevens. Dat de medische aandoening van appellante een progressief karakter heeft is bekend.
Rechtbank Overijssel, 22-07-2024 (datum publicatie: 21-08-2024), ECLI:NL:RBOVE:2024:3920
De SVB heeft eiseres meegedeeld dat zij verzekerd is voor de Wlz, omdat zij wordt aangemerkt als ingezetene van Nederland. Eiseres is het hiermee niet eens. De rechtbank oordeelt dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen eiseres en Nederland, met name omdat eiseres al meer dan drie jaar in Nederland verblijft. De SVB heeft eiseres daarom terecht aangemerkt als verzekerd voor de Wlz.
Centrale Raad van Beroep, 31-07-2024 (datum publicatie: 12-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1559
Herziening Wlz-indicatiebesluit. Anders dan de rechtbank oordeelt de Raad dat het CIZ niet inzichtelijk heeft gemaakt dat en waarom sprake is van een wijziging in de geobjectiveerde zorgbehoefte van appellante. Het CIZ heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een eventuele wijziging in de zorgbehoefte meebrengt dat het eerdere zorgprofiel niet meer passend is.
Rechtbank Gelderland, 21-06-2024 (datum publicatie: 05-08-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:5147
De rechtbank oordeelt dat het zorgkantoor terecht geen goedkeuring heeft gegeven aan de zorgovereenkomst tussen eiser en een zorgverlener. De lange reisafstand tussen eiser en de zorgverlener staat naar het oordeel van de rechtbank terecht in de weg aan het verlenen van onplanbare zorg. Ook volgt uit de zorgomschrijving niet op welk zorggebied eiser onplanbare zorg nodig heeft, welke activiteiten dit vergt van de zorgverlener en hoeveel uur dit betreft. De zorgovereenkomst voldoet hiermee niet aan het vereiste in artikel 15.16, tweede lid, onder a van de Rlz en artikel 15.18 onder b van de Rlz. In het bestreden besluit staat geen belangenafweging opgenomen en ook op zitting is dit niet afdoende toegelicht. Op dit punt heeft het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
Centrale Raad van Beroep, 31-07-2024 (datum publicatie: 12-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1555
Toekenning pgb aan appellant en zijn dochter in 2019. Zorgindicatie voor verleende zorg pas in 2018 afgegeven Appellant heeft samen met zijn dochter in de jaren 2011 tot en met 2013 zorg verleend aan zijn zoon, die in 2013 is overleden. De Raad is het met de rechtbank eens dat het zorgkantoor niet meer hoeft te betalen dan hij heeft gedaan. Toekenning schadevergoeding omdat de redelijke termijn met bijna een jaar (ruim 11 maanden) is overschreden, zowel in bezwaarfase als de rechterlijke fase.
Rechtbank Overijssel, 23-07-2024 (datum publicatie: 26-07-2024), ECLI:NL:RBOVE:2024:3921
De rechtbank is van oordeel dat het zorgkantoor de aanvraag voor Extra Kosten Thuis vooralsnog ten onrechte heeft afgewezen, omdat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd.
De rechtbank is op basis van de dossierstukken onvoldoende duidelijk geworden dat (telefonisch) overleg heeft plaatsgevonden, terwijl uit artikel 5.1a van de Rlz volgt dat dat overleg belangrijk is. Ook is het niet zonder meer begrijpelijk dat het zorgkantoor zich in beroep ineens op het standpunt stelt dat de aanvraag, anders dan in de beslissing op bezwaar, ook niet meer voldoet aan EKT-voorwaarden onder 1 en 2. De rechtbank bepaalt dat het zorgkantoor een huisbezoek moet laten plaatsvinden om vervolgens een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met in achtneming van deze uitspraak.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Centrale Raad van Beroep, 19-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1467
Afwijzing aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015, bestaande uit de opleiding van haar hond tot hulphond. Toekenning maatwerkvoorziening bestaande uit vervoer met de Regiotaxi. De hond van appellante mag mee in de taxi, daarom is een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante geleverd.
Centrale Raad van Beroep, 22-08-2024 (datum publicatie: 9-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1677
Intrekking maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor individuele begeleiding. Appellant heeft zijn pgb budget niet ingezet voor hulp en daarom is deze ingetrokken.
Centrale Raad van Beroep, 19-07-2024 (datum publicatie: 28-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1465
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor verstrekken hulphond. Met de verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen wordt al een passende bijdrage geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellant.
Centrale Raad van Beroep, 03-07-2024 (datum publicatie: 11-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1362
Afwijzing aanvraag om toekenning elektrische fiets op grond van de WMO. Vaste rechtspraak van de Raad met betrekking tot het begrip algemeen gebruikelijke voorziening. Het college heeft de aanvraag van appellante ten onrechte afgewezen op de grond dat een elektrische fiets is aan te merken als een algemeen gebruikelijke voorziening. Naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking is een elektrische fiets (nog) niet gangbaar.
Centrale Raad van Beroep, 31-07-2024 (datum publicatie: 08-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1553
Met de aan appellant verstrekte maatwerkvoorziening voor een driewielfiets met trapondersteuning wordt een passende bijdrage geleverd in de zelfredzaamheid en participatie van appellant. Het daarvoor verstrekte pgb is voldoende. Kostprijs in natura.
Centrale Raad van Beroep, 31-07-2024 (datum publicatie: 12-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1557
Weigering toekenning pgb ten behoeve van uitbreiding van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp en persoonlijke begeleiding. Appellant is, ook met de ingeschakelde hulp, niet voldoende in staat te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, omdat sprake is van belangenverstrengeling. De broer van appellant is onder meer zijn mentor, bewindvoerder en budgethouder en ook de begeleider van appellant.
Centrale Raad van Beroep, 26-04-2024 (datum publicatie: 29-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1511
Toekenning van een maatwerkvoorziening voor een traplift in de vorm van een pgb. Het college heeft onvoldoende onderzocht of een traplift aan de buitenzijde van de trap in strijd is met de bouwvoorschriften. Niet valt vast te stellen of met de verstrekte traplift een passende bijdrage wordt geleverd in de zelfredzaamheid en participatie van appellante. Opdracht nemen nieuwe beslissing op het bezwaar.
Rechtbank Rotterdam, 31-05-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:5029
Als gevolg van het niet volledig invullen van de documenten, kon verweerder niet vaststellen of eiseres in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Hieruit volgt dat verweerder tot de beoordeling heeft mogen komen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het verstrekken van een pgb, zodat de voorziening in de vorm van een pgb terecht is afgewezen.
Centrale Raad van Beroep, 24-07-2024 (datum publicatie: 31-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1520
Informatieve brief is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Een inhoudelijke beoordeling van wat appellante heeft aangevoerd tegen die brief heeft niet plaatsgevonden.
Centrale Raad van Beroep, 11-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1492
Afwijzing maatwerkvoorziening in de vorm van een inloopbad of -douche. De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het college de aanvraag van appellante op goede gronden heeft afgewezen. De Raad is het hier volledig mee eens en onderschrijft dat oordeel. Appellante heeft in hoger beroep niet duidelijk gemaakt waarom de rechtbank tot een ander oordeel over het bestreden besluit had moeten komen.
Rechtbank Rotterdam, 22-07-2024 (datum publicatie: 22-07-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:6729
Niet aannemelijk gemaakt dat zorg door de broer en schoonzus van verzoekster niet kan worden voortgezet totdat op het bezwaar is beslist. Daarnaast kan verzoekster een aanvraag indienen voor zorg op grond van de Wmo of de Zvw.
Centrale Raad van Beroep, 10-06-2024 (datum publicatie: 02-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1227
De Raad verklaart zich onbevoegd om te oordelen over het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit genomen op grond van (artikel 15 van) de AVG. Het hoger beroepschrift zal met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling worden doorgezonden aan de Afdeling.
Rechtbank Rotterdam, 19-07-2024 (datum publicatie: 19-07-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:6730
Afsluiten melding is geen besluit als bedoeld in art. 1:3 van de Awb.
Centrale Raad van Beroep, 19-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1479
Afwijzing maatwerkvoorziening bestaande uit (de (meer)kosten verbonden aan) een gesloten buitenwagen. Appellantes medische beperkingen zijn niet onderschat.
Centrale Raad van Beroep, 04-07-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1395
Afwijzing aanvraag om een maatwerkvoorziening voor dagbesteding op de grond dat appellante gebruik kan maken van een algemene voorziening terecht.
Centrale Raad van Beroep, 10-07-2024 (datum publicatie: 18-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1398
Verstrekking maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor pgb. Het college heeft de maatwerkvoorziening terecht vanaf 9 september 2019 verstrekt, omdat op die datum mondeling toestemming is gegeven om de ondersteuning te verlenen. Appellante heeft geen onderbouwing geven voor meer uren en een hoger uurtarief. Vergoeding proceskosten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-07-2024 (datum publicatie: 08-07-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:4513
Hoogte tarief pgb voor huishoudelijke ondersteuning toereikend.
Centrale Raad van Beroep, 19-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1482
Afwijzing aanvraag traplift. Er is geen reden om te oordelen dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. In de stukken die appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, vindt de Raad geen steun om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank.
Rechtbank Rotterdam, 05-08-2024 (datum publicatie: 13-08-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:7230
Verzoekster wil met haar minderjarige kinderen toegelaten worden tot de maatschappelijke opvang. Uit het gesprek dat met verzoekster is gevoerd, komt naar voren dat zij alleen een huisvestingsprobleem heeft. De Wet maatschappelijke opvang is niet bedoeld om dit probleem op te lossen. Verzoekster behoort niet tot de doelgroep voor maatschappelijke opvang. Het verzoek wordt afgewezen.
Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024 (datum publicatie: 25-074-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1494
Afwijzing aanvragen van appellant voor maatwerkvoorzieningen bestaande uit ambulante ondersteuning en huishoudelijke hulp op grond van de Wmo 2015. Appellant kan gebruik maken van gebruikelijke hulp. Diagnose alzheimer gesteld na de bestreden besluiten. Ten tijde van belang niet gebleken van samenhangende klachten.
Rechtbank Rotterdam, 09-07-2024 (datum publicatie: 22-07:2024), ECLI:NL:RBROT:2024:6321
Verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzoek om proceskostenveoordeling. Verzoekster is belanghebbende bij een besluit tot afwijzing van een PGB-aanvraag, omdat de aanvragers nu zorg elders moeten inkopen. De voorzieningenrechter vat op dat verzoekster bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van de PGB-aanvraag. Omdat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding toe.
Rechtbank Midden-Nederland. 17-07-2024 (datum publicatie: 29-08-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:4474
Aanvraag uitbreiding pgb op grond van de Wmo afgewezen. Blokkeringsrecht. Beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep, 03-07-2024 (datum publicatie: 11-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1364
Afwijzing aanvraag om in aanmerking te worden gebracht voor een elektrische fiets omdat een elektrische fiets een algemeen gebruikelijk voorziening is. In de uitspraak van 20 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3535) heeft de Raad het begrip algemeen gebruikelijk nader uiteengezet en gespecificeerd. Aan de voorwaarde dat een elektrische fiets financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau wordt niet voldaan. Naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen is een elektrische fiets niet gangbaar onder de gehele bevolking. De Raad voorziet zelf. Proceskostenvergoeding.
Rechtbank Den Haag, 24-06-2024 (datum publicatie: 08-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:10325
Nieuwe beslissing op bezwaar komt geheel tegemoet aan aan het bezwaar van eiseres. Beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk. Geen beroep van rechtswege tegen bestreden besluit 2.
Centrale Raad van Beroep, 19-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1486
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens het ontbreken van belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De Raad is van oordeel dat appellante wel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling. Opdracht aan college om onderzoek te doen en een nieuw besluit te nemen. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ten onrechte afgewezen. De redelijke termijn is met bijna tien maanden overschreden in de bestuurlijke fase.
Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1490
Afwijzing aanvraag tot uitbreiding van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat extra tijd nodig is. Appellante heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat een maatwerkvoorziening had moeten worden verstrekt voor hulp bij het doen van boodschappen. Het college heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat voldoende tijd is verstrekt voor de wasverzorging. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit terecht in stand gelaten, het gaat om een verstreken periode.
Centrale Raad van Beroep, 10-07-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1394
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling.
Centrale Raad van Beroep, 04-07-2024 9datum publicatie: 18-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1402
Aanvraag maatwerkvoorziening WMO15 gedeeltelijk afgewezen. De Raad oordeelt met de rechtbank dat het college het ophogen van de garagevloer voor het gedeelte waar de badkamer niet wordt gerealiseerd dan ook terecht heeft afgewezen.
Rechtbank Den Haag, 27-06-2024 (datum publicatie: 10-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:10562
De voorzieningenrechter ziet toch aanleiding om een voorziening te treffen omdat het college slechts summier onderzoek heeft gedaan naar de belangen van het kind. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt onvoldoende concreet in hoeverre de belangen van het kind in het kader van verzoeksters aanvraag zijn onderzocht en meegewogen. Dat verzoekster in staat kan worden geacht om (nood)opvang te regelen betekent niet dat het college in het kader van de belangen van het kind ervan uit mag gaan dat de belangen van het kind dan ook voldoende zijn gewaarborgd.
Centrale Raad van Beroep, 19-06-2024 (datum publicatie: 09-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1324
Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Terecht geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Geen aanleiding voor toepassing artikel 6:19 van de Awb.
Centrale Raad van Beroep, 08-08-2024 (datum publicatie: 16-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1605
Toekenning maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning voor 7,5 uur per week. Geen strijd met het toegepaste CIZ-protocol. De Raad heeft inmiddels geoordeeld dat ook het HHM Normenkader 2019 als uitgangspunt kan dienen bij het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp. Toepassing daarvan had voor appellante tot aanmerkelijk minder huishoudelijke ondersteuning geleid dan nu is verstrekt. Appellante is niet tekort gedaan. Proceskosten beroep.
Centrale Raad van Beroep, 31-07-2024 (datum publicatie: 12-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1554
De Raad is onbevoegd kennis te nemen van het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Het hoger beroep is voor het overige niet-ontvankelijk door het ontbreken van procesbelang.
Centrale Raad van Beroep, 04-07-2024 (datum publicatie: 08-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1315
Toekenning maatwerkvooriziening op grond van de WMO 2015. Besluit tot bijdrage voor deze voorziening die appellant moet betalen. De beroepsgrond van appellant dat het CAK niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht slaagt dan ook niet. Uit de antwoorden die het CAK op de door hem aan het college en de ondersteuner gestelde vragen heeft gekregen heeft hij op goede gronden de conclusie getrokken dat, behoudens de hiervoor genoemde twee maanden, geen sprake was van een kennelijke fout. Gelet hierop is het CAK terecht uitgegaan van de aan hem verstrekte gegevens.
Rechtbank Overijssel, 09-08-2024 (datum publicatie: 21-08-2024), ECLI:NL:RBOVE:2024:4249
Verhuisprimaat ten onrechte tegengeworpen. Een deugdelijke motivering voor het standpunt van het college dat eiseres kan verhuizen naar een geschikte woning en dat het verhuisprimaat van toepassing is, ontbreekt. Beroep gegrond. Verweerder moet een nieuw besluit nemen waarbij aan eiseres een maatwerkvoorziening in de vorm van een aanbouw aan haar woning bestaande uit een slaap- en badkamer (maatwerkvoorziening in natura) dan wel een pgb ten behoeve van het realiseren van die aanbouw wordt toegekend (maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb).
Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024 (datum publicatie: 22-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1432
Weigering door het college om appellant toe te laten tot de maatschappelijke opvang. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en, zelf in de zaak voorziend, het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Appellant heeft vanaf 11 augustus 2020 gebruik gemaakt van de opvang. Een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit is niet van belang voor een toekomstige periode en op voorhand is onaannemelijk dat appellant schade heeft geleden. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
Centrale Raad van Beroep, 17-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1491
De Wmo 2015 stelt als voorwaarde voor het verstrekken van een pgb dat de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De beoordeling van de onderhavige verzoeken tot het verstrekken van een pgb heeft niet in dat kader plaatsgevonden. Toetsing zoals is gedaan aan de Nadere Regels Echt-Susteren en Nadere Regels Roerdalen kan niet daarvoor in de plaats komen. Definitieve beslechting van de geschillen nog niet mogelijk. De colleges dienen nieuwe besluiten te nemen.
Centrale Raad van Beroep, 04-07-2024 (datum publicatie: 22-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1361
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor opvang. Appellant is zelfredzaam en heeft huisvestingsproblemen. De Wmo 2015 is niet bedoeld voor het oplossen van problemen op de woningmarkt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-07-2024 (datum publicatie: 30-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1307
Beëindiging maatwerkvoorzieningen huishoudelijke ondersteuning en waspunt.
Centrale Raad van Beroep, 11-07-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1389
De termijn om op het bezwaar te beslissen is niet opgeschort en, ervan uitgaande dat het besluit van 22 maart 2019 ook op die dag is bekendgemaakt, eindigde op 26 juli 2019. Het e-mailbericht van 13 januari 2020 is dan ook ontvangen nadat de termijn voor het nemen van de beslissing op bezwaar is verstreken. De redelijke termijn is door het college overschreden. Proceskostenvergoeding.
Centrale Raad van Beroep, 26-06-2024 (datum publicatie: 08-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1292
Beëindiging ZW-uitkering blijft in stand. Beperkingen correct vastgesteld. Onderzoek voldoende zorgvuldig.
Rechtbank Midden-Nederland, 31-05-2024 (datum publicatie: 30-07-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:4220
De feitelijke omstandigheden in onderlinge samenhang bezien hadden voor zowel de cliënt, maar ook in het kader van de vergewisplicht voor het college aanleiding moeten zijn om te beoordelen welke gevolgen een afwijzing van de aanvraag maatschappelijke opvang voor het gezin in zijn geheel en de individuele kinderen heeft. Het college heeft ter zitting weliswaar toegelicht dat de Kinderombudsman en Veilig Thuis zijn betrokken bij de beoordeling van de situatie van eiseres en haar kinderen, maar de voorzieningenrechter kan op basis van het dossier niet vaststellen (a) wat de conclusies van deze instanties waren en (b) hoe deze vervolgens door het college zijn betrokken in zijn belangenafweging.
Rechtbank Den Haag, 04-07-2024 (datum publicatie: 19-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:11235
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een (medische) noodzaak bestaat haar een duo-scootmobiel in het kader van de Wmo 2015 te verstrekken. Beroep ongegrond.
Rechtbank Overijssel, 26-10-2021 (datum publicatie: 19-08-2024), ECLI:NL:RBOVE:2021:3980
Afwijzing van een elektrische fiets (Wmo 2015) en afwijzing van de meerkosten van multifocale contactlenzen (PW).
Rechtbank Overijssel, 23-08-2024 (datum publicatie: 27-08-2024), ECLI:NL:RBOVE:2024:4527
Was- en strijkservice als algemene voorziening. Eigen bijdrage valt niet onder abonnementstarief.
Centrale Raad van Beroep, 08-08-2024 (datum publicatie: 16-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1603
Ontzegging toegang voor drie dagen tot de gezinsopvang waar appellant met zijn vrouw en kinderen verbleef, in verband met ongewenst gedrag. Voor deze periode is aan appellant een time out-bed op een andere locatie aangeboden. De Raad is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet gezegd kan worden dat met dit aanbod geen adequate opvang is geboden. Het beroep op de artikelen 3 van het IVRK en 8 van het EVRM treft geen doel. De redelijke termijn is met drie maanden overschreden.
Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024 (datum publicatie: 28-08-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1487
Vaststelling maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor huishoudelijke hulp van 313 minuten per week. Geen ruimte voor het strijken van de was omdat dit niet noodzakelijk is om te kunnen participeren in de maatschappelijk of voor zelfredzaamheid. Appellante kan kiezen voor strijkvrije kleding. Vergoeding proceskosten en griffierecht.
Rechtbank Rotterdam, 16-07-2024 (datum publicatie: 17-07-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:6488
De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres in staat moet worden geacht om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Uit het dossier blijkt dat eiseres zich altijd zelfstandig heeft kunnen handhaven in de Nederlandse samenleving. Ook is het eiseres zelfstandig gelukt om tijdelijk onderdak in haar sociale netwerk te vinden. De problematiek waar eiseres mee van doen heeft, zoals het ontbreken van een bijstandsuitkering en het niet hebben van een vast (post)adres is, zoals het college ter zitting ook heeft toegelicht, het gevolg van het feit dat zij geen openheid van zaken heeft gegeven en niet zo zeer het gevolg van het ontbreken van zelfredzaamheid. Ook de problemen van de kinderen van eiseres, namelijk het aanmelden van haar oudste kind voor een structuurklas en het verliezen van de controle over de kinderen omdat zij elders verblijven, hangen samen met het niet hebben van vast onderdak. Deze omstandigheden maken niet dat zij niet zelfredzaam zou zijn. Eiseres heeft een huisvestingsprobleem en voor het verhelpen daarvan is de maatschappelijke opvang niet bedoeld.
Centrale Raad van Beroep, 10-06-2024 (datum publicatie: 02-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1226
Procesbelang in WMO- en PW-procedure. Afwijzingen aanvragen om bijstand. Appellant heeft geen procesbelang bij een hoger beroepsprocedure over een WMO-voorziening in de vorm van ondersteuning in natura over een periode in het verleden. Ook bestaat geen procesbelang in de procedure over de opschorting, omdat appellant achteraf bezien materieel geen last gehad van het besluit tot opschorting van het recht op bijstand nu het recht op bijstand in het besluit op bezwaar ongewijzigd is voortgezet. Verder vloeit uit het feit dat in de strafzaak in hoger beroep volgens appellant uiteindelijk een taakstraf is opgelegd niet voort dat die voorlopige hechtenis onrechtmatig was, voor zover dit overigens voor de toepassing van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW al van belang zou zijn. Dit betekent dat het college terecht geen bijstand heeft verstrekt over deze periode.
Rechtbank Amsterdam, 26-04-2024 (datum publicatie: 12-08-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:2341
Verzoek om voorlopige voorziening, toegang tot opvang, beëindiging Pak je kans, toelating begeleid thuis, plaatsing wachtlijst, wachtlijstbegeleiding, vovo toegewezen.
Rechtbank Den Haag, 22-03-2024 (datum publicatie: 04-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:10322
Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd op grond waarvan de indicatie bij het bestreden besluit van 300 minuten per week naar 240 minuten per week verlaagd kon worden. Verweerder krijgt de gelegenheid die gebrek te herstellen.
Rechtbank Midden-Nederland, 22-07-2024 (datum publicatie: 29-08-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:4463
Aanvraag maatwerkvoorziening. Wmo. Hulphond. Beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep, 05-07-2024 (datum publicatie: 18-07-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:1400
Afwijzing aanvraag vergoeding WMO15 voor een gesloten buitenwagen. Appellant is niet geslaagd voor de rijtest en zijn voertuig beheersing is onvoldoende om de verkeerstaak goed uit te kunnen voeren. Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Vergoeding proceskosten en griffierecht.
Rechtbank Noord-Holland, 17-07-2024 (datum publicatie: 31-07-2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:7533
Verzoek om voorlopige voorziening in verband met weigering maatwerkvoorziening opvang op grond van de WMO en stopzetten noodopvang afgewezen. Vooralsnog kan worden gevolgd dat verzoekster zelfredzaam is en daarmee niet behoort tot de doelgroep van de WMO.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2024 (datum publicatie: 25-07-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:4905
Voorlopige voorziening, maatschappelijke opvang WMO, verweerder mocht uitgaan van zelfredzaamheid van verzoekster, belangen van de kinderen ten onrechte niet bij de besluitvorming betrokken, voorziening op grond daarvan toegewezen.
Rechtbank Den Haag, 16-07-2024 (datum publicatie: 30-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:11455
Aanvraag om ondersteuning op grond van de Wmo 2015 terecht afgewezen. Wel schending hoorplicht. Verder was het college niet bevoegd om te beslissen op het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van de dwangsom. Het college had het bezwaar van eiser ter beoordeling als beroep aan de rechtbank moeten doorzenden. Dwangsom terecht afgewezen. Eisers verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
Rechtbank Gelderland, 23-07-2024 (datum publicatie: 23-07-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:4728
Kort geding. De gemeente Apeldoorn en zeven omliggende gemeenten hoeven hun overeenkomst met zorgbedrijf InCtrl niet voort te zetten.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2024 (datum publicatie: 03-07-2024), ECLI:NL:GHARL:2024:4283
Geen deugdelijk onderzoek en rapport GGD over kwaliteit zorgaanbieder. Nieuw onderzoek gelast.
Rechtbank Amsterdam, 03-06-2024 (datum publicatie: 09-07-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:3170
Belangen van betrokken minderjarige kinderen. Afwijzing (herhaalde) aanvragen. Het zelfredzaamheidscriterium is voor maatschappelijke opvang de juiste maatstaf. In dit geval heeft verweerder echter niet zonder nadere motivering mogen aannemen dat eiseres voldoende zelfredzaam is. Daarbij dient verweerder – in het licht van artikel 3 van het IVRK – ook te onderzoeken of eiseres intrinsiek in staat is verantwoordelijkheid te nemen voor de belangen van haar kinderen, in het bijzonder ook ten aanzien van de beslissingen rond hun huisvesting en de eventuele gevolgen van het wegvallen daarvan. Daarbij dient verweerder zich waar nodig te laten voorlichten door deskundigen.
Ten aanzien van de beslissing van de noodopvang diende verweerder zich ook bewust te zijn van de gevolgen van het afwijzende besluit voor de kinderen van eiseres. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de primaire verantwoordelijkheid voor de kinderen in het algemeen bij de ouders van het kind ligt, maar dat neemt niet weg dat de overheid, indien ouders die verantwoordelijkheid niet (kunnen) nemen, erop heeft toe te zien dat de rechten en belangen van de kinderen desondanks worden beschermd en dat verweerder daartoe zo nodig maatregelen moet nemen.
Rechtbank Noord-Holland, 24-04-2024 (datum publicatie: 22-07-2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:7147
Zeven gemeenten uit de regio’s IJmond en Kennemerland vorderen dat Gedaagde (een jeugdhulp en Wmo-aanbieder) een deel van de betaalde zorgdeclaraties terugbetaalt. Volgens de Gemeenten heeft Gedaagde in de jaren 2018 tot en met 2021 zorg verleend die niet was gecontracteerd en bovendien facturen gestuurd voor tijd die niet direct is besteed aan de zorg voor de cliënt. Ook zijn er dossiers van Gedaagde waarin de verslaglegging volgens de Gemeenten onvoldoende is. Volgens de Gemeenten heeft Gedaagde welbewust onterechte zorgdeclaraties ingediend en heeft zij zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen een en ander en de stellingen van de Gemeenten gemotiveerd betwist.
De rechtbank wijst de vorderingen van de Gemeenten af. De Gemeenten baseren hun vorderingen vooral op een onderzoeksrapport dat in hun opdracht is opgesteld. Gedaagde heeft vele bezwaren aangevoerd tegen de totstandkoming van het onderzoeksrapport en de daarin getrokken conclusies en ook overigens uitgebreid verweer gevoerd. Volgens Gedaagde is wel degelijk de gecontracteerde zorg (begeleiding) geleverd en is uitsluitend direct cliëntgebonden tijd gefactureerd. Omdat de Gemeenten op het verweer van Gedaagde en op de gemotiveerde en overtuigende bezwaren tegen (de totstandkoming van) het onderzoeksrapport niet of nauwelijks (meer) hebben gereageerd, hebben de Gemeenten niet aan de op hen rustende stelplicht voldaan en worden alle vorderingen van de Gemeenten afgewezen.
Jeugdwet
Rechtbank Den Haag, 20-06-2024 (datum publicatie: 04-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:9977
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat eisers aanvraag in primo aanvankelijk is afgewezen, waardoor eiser zich genoodzaakt zag alvast zelf jeugdzorg in te kopen, geen reden om af te wijken van de regel van artikel 8.1.8, eerste lid, van de Jw dat de zorgverlener dient te worden betaald via de SVB. Niet aannemelijk is dat eiser de voorschotbetalingen aan de zorgverlener niet via de SVB had kunnen laten lopen. Een dergelijke handelwijze zou in overeenstemming met het wettelijk systeem zijn geweest. Eiser heeft niet betwist dat hij wist dat wanneer er op de rekening van de SVB te weinig geld stond om de zorgverlener te betalen, hij vrijwillig bedragen op die rekening bij kon storten. Dat heeft eiser niet gedaan. Hij heeft ervoor gekozen om de zorgverlener rechtstreeks te betalen. Het college heeft eiser tegemoet willen komen door een oplossing op maat te zoeken. Voorgesteld is dat eiser facturen en betaalbewijzen aan de SVB zou overleggen en dat de SVB dan het pgb rechtstreeks op zijn rekening zou storten. Eiser heeft dit voorstel van de hand gewezen, omdat hij bang was dat de fiscus deze stortingen als inkomen opnieuw zou belasten.
Rechtbank Den Haag, 20-06-2024 (datum publicatie: 04-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:9976
Stappenplan niet voldoende inzichtelijk gevolgd. Bestreden besluiten berusten niet op een voldoende deugdelijke motivering.
Rechtbank Noord-Holland, 26-07-2024 (datum publicatie: 31-07-2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:7447
Jeugdwet, bevoegdheid om de tarieven van het pgb vast te stellen, gebruikelijke zorg, omvang verdeling en diplomavereiste van de jeugdhulp, hardheidsclausule, schuiven binnen het vastgestelde budget.
Rechtbank Noord-Holland, 08-07-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:6838
Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen in de zin van de Jeugdwet (Jw). Onvoldoende uitwerking in de gemeentelijke verordening zoals bedoeld in artikel 2.9 Jw. Bestreden besluiten in strijd met de wet als gevolg van het ontbreken van een deugdelijke wettelijke grondslag.
Rechtbank Den Haag, 20-06-2024 (datum publicatie: 04-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:9982
De rechtbank komt, nu het stappenplan niet is gevolgd en bij de heroverweging in bezwaar niet alle relevante informatie is betrokken, tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd met het motiveringsbeginsel is genomen. Beroep gegrond. Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn.
Rechtbank Gelderland, 05-07-2024 (datum publicatie: 10-07-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:4213
Beroep tegen toekenning van jeugdhulp in de vorm van een pgb niet professioneel op grond van de Jeugdwet gegrond. De Verordening van de gemeenteraad met betrekking tot de Jw voldoet niet aan de vereisten, zoals door de CRvB gesteld in zijn uitspraken van 29 mei 2024. De gemeenteraad zal deze Verordening aan moeten passen. De rechtbank treft in afwachting van deze aanpassing als voorlopige voorziening dat er jeugdhulp voor meer uren dan is toegekend moet worden verstrekt door het college.
Rechtbank Den Haag, 20-06-2024 (datum publicatie: 04-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:10041
Beroepen tegen toegekende pgb’s op grond van de Jeugdwet gegrond. De verordening bepaalt ten onrechte dat het college in nadere regels criteria kan stellen aan de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. In dit geval heeft het college aan de hand van nadere regels bepaalt op welke wijze de hoogte van de (uur)tarieven wordt vastgesteld. Het college is daartoe niet bevoegd, nu artikel 2.9, aanhef en onder c, van de Jw daarvoor geen grondslag biedt. Het bestreden besluit berust wat het uurtarief betreft op een ondeugdelijke grondslag. Daarnaast heeft het college niet inzichtelijk gemaakt dat het onderzoek naar de omvang van de jeugdhulp op de voorgeschreven wijze is verlopen. Ook zijn de ingangsdatums van de pgb’s onjuist vastgesteld.
Rechtbank Den Haag, 20-06-2024 (datum publicatie: 04-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:10040
Beroepen tegen toegekende pgb’s op grond van de Jeugdwet gegrond. Het college heeft het standpunt van eiser onderschreven dat ten onrechte het informele pgb-tarief is toegekend. Bij het nieuw te nemen besluit moet het college er rekening mee houden dat de verordening ten onrechte bepaalt dat het college in nadere regels criteria kan stellen aan de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. Het college bepaalt aan de hand van nadere regels op welke wijze de hoogte van de (uur)tarieven wordt vastgesteld. Het college is daartoe niet bevoegd, nu artikel 2.9, aanhef en onder c, van de Jw daarvoor geen grondslag biedt. Daarnaast heeft het college niet inzichtelijk gemaakt dat het onderzoek naar de omvang van de jeugdhulp op de voorgeschreven wijze is verlopen. Ook is de ingangsdatum van het pgb onjuist vastgesteld.
Rechtbank Rotterdam, 09-07-2024 (datum publicatie: 22-07-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:6321
Verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzoek om proceskostenveoordeling. Verzoekster is belanghebbende bij een besluit tot afwijzing van een PGB-aanvraag, omdat de aanvragers nu zorg elders moeten inkopen. De voorzieningenrechter vat op dat verzoekster bezwaar heeft gemaakt tegen de afwijzing van de PGB-aanvraag. Omdat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding toe.
Rechtbank Den Haag, 16-08-2024 (datum publicatie: 23-08-2024), (datum publicatie: ECLI:NL:RBDHA:2024:13086
In de gemeentelijke verordening is de opdracht van artikel 2.9 van de Jw onvoldoende ten uitvoer gelegd. Niet is geregeld wat de voorwaarden zijn voor toekenning van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Verder bevat de verordening geen bepalingen over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van, voor zover hier van belang, zorg op grond van de Zvw. Het bestreden besluit ontbeert een deugdelijke wettelijke grondslag. Het college moet een specifiek op dit geval toegespitste oplossing vinden om bij afwezigheid van deugdelijke regels in de verordening op de aanvraag om jeugdhulp te beslissen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen.
Rechtbank Limburg, 05-07-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:RBLIM:2024:4058
Verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar. Verzoekster heeft verzocht om verlenging van de bij een eerder besluit toegekende jeugdhulp in natura. Verweerder heeft het verzoek afgewezen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening (deels) toe. Gebleken is dat dat verzoekster hulp nodig heeft, omdat zij alleen op rustige momenten enige tijd met haar drie kinderen alleen kan zijn.
Rechtbank Den Haag, 20-06-2024 (datum publicatie: 09-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:9983
Het besluit van 30 november 2021 is een aanvulling op de beslissing op bezwaar van 19 augustus 2021. Het is daarmee een wijzigingsbesluit, zoals bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tegen het besluit van 19 augustus 2021 is beroep ingesteld, dat bij de rechtbank bekend is onder registratienummer SGR 21/6247. Dat beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het besluit van 30 november 2021. Tegen dat besluit stond dus geen bezwaar open.
Wet marktordening gezondheidszorg
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 02-07-2024 (datum publicatie: 02-07-2024), ECLI:NL:CBB:2024:437, ECLI:NL:CBB:2024:436 en ECLI:NL:CBB:2024:435
Verzoek van een zorgaanbieder aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om handhavend op te treden tegen CZ, ONVZ en Zilveren Kruis. Volgens de zorgaanbieder krijgt zij ten onrechte niet het door haar gewenste contract voor de levering van zorg aan verzekerden van de zorgverzekeraar.
Het College oordeelt dat de zorgaanbieder belanghebbende is bij haar handhavingsverzoek. Het handhavingsverzoek stuit echter af op artikel 79, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Daarin is bepaald dat de NZa geen aanwijzing als bedoeld in de artikelen 76 tot en met 78g (van de Wmg) geeft omtrent de beoordeling of behandeling van individuele gevallen door degene tot wie de aanwijzing is gericht. De NZa heeft dus geen bevoegdheid om in te grijpen bij individuele geschillen over overeenkomsten tussen zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars, waaronder ook geschillen over het niet-contracteren.
Rechtbank Rotterdam, 08-07-2024 (datum publicatie: 09-07-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:6230
In een boetezaak hebben eiseressen ter zitting aangeboden om de gereedgekomen jaarstukken alsnog over te leggen. Uit ECLI:NL:CBB:2015:92 leidt de rechtbank af dat de bestuursrechter in een boetezaak in beginsel ook acht dient te slaan op eerst in beroep gereedgekomen jaarstukken, omdat die van belang kunnen zijn voor de boetegrondslag. Volgens Afdelingsrechtspraak mag ter zitting nog de boeteoplegging worden betwist met nieuwe gronden. Uit ECLI:NL:CBB:2021:1016 lijkt verder te volgen dat in boetezaken ook op ter zitting aangeboden stukken over de draagkracht acht geslagen dient te worden. Daarom krijgen eiseressen de gelegenheid alsnog de jaarstukken over te leggen.
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22-08-2024 (datum publicatie: 22-08-2024), ECLI:NL:CBB:2024:570
Beroep door diverse partijen van zorgaanbieders tegen de tariefbeschikkingen waarbij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor 2022 en 2023 tarieven heeft vastgesteld voor de geestelijke gezondheidszorg en de forensische zorg. Vereiste van kostendekkendheid. De zorgaanbieders hebben betoogd dat er in de tarieven voor 2022 en 2023 onvoldoende rekening is gehouden met de indirecte tijd en dat de tarieven daardoor niet kostendekkend zijn. Dat betoog slaagt. De beroepen zijn gegrond. Het College is van oordeel dat de mate waarin de indirecte tijd na 2017 is toegenomen is aan te merken als een objectiveerbare en significante ontwikkeling waarmee de NZa rekening had moeten houden bij het vaststellen van de tarieven voor 2022 en 2023. Hoewel duidelijk is geworden dat de indirecte tijd na 2017 is gestegen, heeft de NZa niet méér tijd in het systeem willen stoppen dan de totale indirecte tijd die in 2017 werd gedeclareerd en vergoed. De NZa heeft niet overtuigend uitgelegd waarom daarmee kon worden volstaan. Het College draagt de NZa op om binnen drie maanden nieuwe besluiten op de bezwaren tegen de tarieven voor 2022 en 2023 te nemen en nieuwe tarieven voor 2022 en 2023 vast te stellen. De NZa moet daarbij de indirecte tijd op basis van de meest actuele gegevens in de tarieven verdisconteren.
Zorgverzekeringswet
Rechtbank Amsterdam, 06-06-2024 (datum publicatie 04-07-2024) ECLI:NL:RBAMS:2024:3359
Farmaceutische zorg. Stand wetenschap en praktijk. Beoordeling Zorginstituut. Eli Lilly brengt in Nederland het geneesmiddel abemaciclib (merknaam: Verzenios) in de handel. Het geneesmiddel is in de zogenoemde ‘sluis’ voor dure geneesmiddelen geplaatst. Zolang een geneesmiddel in de ‘sluis’ zit, wordt het niet vergoed onder de Zvw. Het Zorginstituut heeft de minister van VWS geadviseerd om Verzenios als aanvullende behandeling bij bepaalde vroege borstkanker niet te vergoeden uit de zorgverzekering, omdat het niet zou voldoen aan stand van de wetenschap en praktijk. De rechtbank oordeelt dat sprake is van onrechtmatig handelen jegens de farmaceut, wegens gebrekkige motivering. Gebod om beoordeling opnieuw te doen.
Gerechtshof Den Haag, 11-06-2024 (datum publicatie 04-07-2024) ECLI:NL:GHDHA:2024:1101
Tariefgeschil. Deze uitspraak gaat over referentietarieven die Zilveren Kruis in 2024 en 2025 betaalt aan aanbieders met wie zij selectief heeft gecontracteerd voor eerstelijns diagnostiek (ELD). Rijnmond Lab c.s. vorderen dat Zilveren Kruis c.s. die tarieven indexeert met: (i) de OVA (loonkosten) (ii) de prijsindex voor materieel en kapitaal. Het hof oordeelt dat Zilveren Kruis op grond van het IZA en de (wederzijdse) afhankelijkheid verplicht is haar tarieven te indexeren en wijst de vorderingen van de zorgaanbieders grotendeels toe.
Rechtbank Oost- Brabant, 03-07-2024 (datum publicatie 09-07-2024) ECLI:NL:RBOBR:2024:3046
Bestuurdersaansprakelijkheid. Relativiteitsvereiste. Zorgaanbieder spreekt bestuurder van failliete vennootschap aan wegens niet betaalde declaraties. Onvoldoende komen vast te staan dat sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt. De rechtbank wijst de vorderingen af.
Rechtbank Midden- Nederland, 19-06-2024 (datum publicatie 10-07-2024) ECLI:NL:RBMNE:2024:4074
Terugvordering Zvw-pgb gelden. Zilveren Kruis heeft een pgb aan de moeder van de gedaagde uitgekeerd om zorg mee te bekostigen. Deze zorg wordt verleend door een thuiszorginstelling. De thuiszorginstelling en haar bestuurders zijn in 2019 strafrechtelijk veroordeeld voor fraude met pgb-gelden, waarbij samengewerkt werd met cliënten. Zilveren Kruis verwijt de gedaagde dat zij de pgb-administratie voor haar moeder niet deugdelijk heeft beheerd. Zilveren Kruis vordert daarom (primair) het volledig aan de moeder van de gedaagde uitgekeerde pgb terug. De rechtbank oordeelt dat Zilveren Kruis de dochter (gedaagde) van de verzekerde niet kan aanspreken en dat niet is komen vast te staan dat de gedaagde onrechtmatig jegens Zilveren Kruis heeft gehandeld. De rechtbank wijst de vorderingen af.
Rechtbank Midden-Nederland, 27-03-2024 (datum publicatie 17-07-2024) ECLI:NL:RBMNE:2024:3902
Onrechtmatige daad wegens ten onrechte gedeclareerde zorg door zorgverlener. Onverschuldigde betaling wegens cessie van vordering op ziektekostenverzekeraar door zorgcliënt aan zorgverlener.
Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, 30-07-2024 (datum publicatie 06-08-2024) ECLI:NL:GHARL:2024:4945
Bestuurdersaansprakelijkheid. Wijkverpleegkundige zorg. In deze zaak treedt de curator op tegen de bestuurders van Roebia BV, een failliete zorgaanbieder die grote schulden heeft achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders hun taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, wat een belangrijke oorzaak van het faillissement was. Daarom zijn zij hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort. De bestuurders stelden in de vrijwaringsprocedure dat het zorgkantoor aansprakelijk zou moeten zijn voor de schade, maar de rechtbank wees dit af. De bestuurders zijn in hoger beroep gegaan tegen alle beslissingen. Dit hoger beroep faalt.
Rechtbank Oost-Brabant, 28-06-2024 (datum publicatie 15-08-2024) ECLI:NL:RBOBR:2024:3714
Executiegeschil. Farmaceutische zorg. In deze zaak staat centraal of Zilveren Kruis c.s. hebben gehandeld in strijd met de veroordeling in het arrest van het hof van 1 november 2022 door niet over te gaan tot vergoeding van ADHD-geneesmiddel dexmethylfenidaat en in verband daarmee een dwangsom van €2.500,- te verbeuren. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Zilveren Kruis had volgens de voorzieningenrechter uit moeten gaan van het oordeel van de voorschrijvend arts.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-08-2024 (datum publicatie 20-08-2024) ECLI:NL:GHARL:2024:5161
Materiële controle. Gespecialiseerde ggz. In deze zaak wordt beoordeeld of de door een ggz-aanbieder geleverde zorg door twee fysiotherapeuten verzekerde zorg is in de zin van artikel 2.4 van het Besluit Zorgverzekering (Bzv) en of deze in aanmerking komt voor vergoeding door ONVZ. Het gerechtshof beantwoordt deze vraag bevestigend, vernietigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt dat ONVZ onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig tegenover Care to Change heeft gehandeld door op onjuiste gronden te oordelen dat geen sprake zou zijn van verzekerde zorg.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-08-2024 (datum publicatie 27-08-2024) ECLI:NL:GHARL:2024:5308
Hinderpaalcriterium. Gespecialiseerde ggz. Een ggz-aanbieder stelt dat het vergoedingsbeleid van Menzis een hinderpaal vormt voor patiënten om voor niet-gecontracteerde zorg te kiezen en dat de toepassing van de hardheidsclausule niet voldoende is. Het gerechtshof wijst het gros van de vorderingen af en oordeelt dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een hinderpaal.
Privacy
Rechtbank Den Haag, 10-07-2024 (datum publicatie: 11-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:10488
Eiseres stelt dat het OM onrechtmatig heeft gehandeld door informatie over haar te delen met Veilig Thuis; bij Veilig Thuis informatie over haar op te vragen en te interveniëren in het onderzoek door VT naar een door haar gedane zorgmelding. Voorts is de vraag aan de orde of het OM onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld door haar niet onverwijld te informeren over intrekking van het appel door het OM in de strafzaak waarin eiseres verdachte was. De vorderingen worden afgewezen.
Rechtbank Midden-Nederland, 17-07-2024 (datum publicatie: 18-07-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:4106
Deze uitspraak gaat over een collectieve actie van drie belangenorganisaties tegen de Nederlandse Zorgautoriteit om verplichte gegevensaanlevering van cliënten in de GGZ aan de NZa te stoppen en de gegevens te vernietigen (3:305a BW). De belangenorganisaties zijn ontvankelijk in hun vorderingen. De WAMCS is van toepassing. De drie belangenorganisaties worden samen aangewezen als exclusieve belangenbehartigers.
Rechtbank Amsterdam, 17-07-2024 (datum publicatie: 17-07-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:4264
De vordering van de Stichting ICAM tot een schadevergoeding voor alle 6,5 miljoen mensen die tijdens de coronapandemie hun persoonsgegevens aan een GGD hadden toevertrouwd kan niet worden toegewezen.
Medische aansprakelijkheid
Rechtbank Limburg, 26-06-2024 (datum publicatie 31-07-2024), ECLI:NL:RBLIM:2024:4901
Eiseres stelt dat de orthopedisch chirurgen voorafgaand en tijdens twee operaties jegens haar de zorgplicht hebben geschonden en dat de inlichtingenplicht niet is nageleefd. [eiseres] is van mening dat de diagnose SAPS (subacromiaal pijnsyndroom) niet correct is gesteld en dat haar operatie onterecht was. Het ziekenhuis verdedigt de diagnose SAPS en stelt dat deze juist is vastgesteld volgens de richtlijnen van 2012, gebaseerd op uitgebreid fysiek en beeldvormend onderzoek. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het ziekenhuis toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst met eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de inlichtingenplicht niet is nageleefd en evenmin dat de artsen niet hebben gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. De rechtbank wijst de vordering gaf.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-07-2024 (datum publicatie 07-08-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:5399
Verzoeker dat het ziekenhuis onzorgvuldig heeft gehandeld bij de uitvoering van de Facial Feminization Surgery, met name bij de neuscorrectie, en stelt dat er onvoldoende informatie is verstrekt over de risico’s en gevolgen van de ingrepen. Het ziekenhuis betwist deze beschuldigingen en stelt dat er geen fouten zijn gemaakt bij de indicatiestelling en informatieverstrekking. Ook zou de neuscorrectie zijn uitgevoerd volgens de destijds geldende medische professionele standaarden. De rechtbank beveelt een voorlopig deskundigenbericht.
Rechtbank Amsterdam, 04-07-2024 (datum publicatie 21-08-2024) ECLI:NL:RBAMS:2024:4879
Verweerster heeft in april/mei 2016 een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd bij verzoekster. Verzoekster heeft op 27 juli 2016 een hartoperatie ondergaan vanwege de diagnose endocarditis, veroorzaakt door een bacteriële infectie. Verzoekster vindt dat verweerster daarvoor aansprakelijk is. Verzoekster vordert in dit deelgeschil verschillende verklaringen voor recht, met als onderwerpen de medische anamnese, informed consent en voorschrijven van antibioticum profylaxe of een ander middel. Verweerster wijst aansprakelijkheid af. De rechtbank oordeelt dat de tandarts toerekenbaar tekort is geschoten door geen medische anamnese af te nemen en dat hij aansprakelijk is voor de daardoor geleden en nog te lijden schade. De rechtbank komt tot het oordeel dat alleen de verklaring voor recht ten aanzien van de medische anamnese toewijsbaar is.
Rechtbank Amsterdam, 14-08-2024 (datum publicatie 29-08-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:5349
Medische aansprakelijkheidszaak waarin artsen aansprakelijk worden gesteld voor de behandeling van een diepe beet. Het betreft een eindvonnis na een deskundigenbericht. [Eiser] verweet [gedaagden] dat ze niet voldeden aan de zorgvuldigheidseisen die van een medisch hulpverlener verwacht mogen worden. Volgens het rapport hadden [gedaagden] echter wel conform de professionele standaard gehandeld. De keuze voor de behandeloptie zonder chirurgie was volgens de deskundige de juiste, gegeven de wensen en het beperkte budget van [eiser]. De rechtbank nam deze conclusie over en oordeelde dat [gedaagden] zorgvuldig hadden gehandeld. Bovendien was de behandeling niet afgerond omdat [eiser] ervoor koos om de behandeling voortijdig te stoppen, wat haar eigen verantwoordelijkheid was. [Eiser] stelde ook dat zij onvoldoende was geïnformeerd over de verschillende behandelopties en de risico's. Hoewel de rechtbank erkende dat [eiser] mogelijk onvoldoende was geïnformeerd, achtte zij niet bewezen dat dit geleid zou hebben tot een andere keuze van [eiser], aangezien ‘niets doen' medisch gezien geen optie was. [eiser] kon het causaal verband tussen de vermeende gebrekkige informatievoorziening en de door haar geleden schade niet voldoende aantonen.
Ondernemingsrecht
Rechtbank Oost-Brabant, 03-07-2024 (datum publicatie: 09-07-2024), ECLI:NL:RBOBR:2024:3046
Onderaannemer spreekt bestuurder failliete vennootschap aan wegens niet betaalde declaraties. De rechtbank wijst de vorderingen af. Primair verwijt onderaannemer de bestuurder persoonlijk dat hij als zorgverlener tegenover patiënten niet heeft gehandeld als deskundig zorgaanbieder/dienstverlener. De norm die wordt inroepen strekt ertoe om patiënten te beschermen tegen onzorgvuldige hulpverlening, maar niet om zorginstellingen te beschermen tegen zuivere vermogensschade. De primaire grondslag stuit daarom af op het zogenoemde relativiteitsvereiste. Het gestelde onrechtmatig handelen als bestuurder van de failliete vennootschap komt ook niet vast te staan.
Rechtbank Den Haag, 03-07-2024 (datum publicatie: 09-07-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:10506
In dit geschil staat centraal of (indirect) bestuurders van een zorginstelling op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor schade die onderaannemer lijdt ten gevolge van het niet (geheel) nakomen door de zorginstelling van haar betalingsverplichtingen onder de overeenkomst. Onderaannemer baseert haar vordering op de Beklamelregel (bij bet aangaan van de verbintenis wisten of behoorden de bestuurders te begrijpen dat de zorginstelling niet aan haar betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen). De rechtbank oordeelt dat niet aan de Beklamelregel voor bestuurdersaansprakelijkheid is voldaan en dat de vorderingen worden afgewezen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024 (datum publicatie: 30-07-2024), ECLI:NL:GHARL:2024:4797
Aansprakelijkheid bestuurders van een zorgstichting. Kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door niet-wegnemen van vele tekortkomingen in randvoorwaarden voor veilige en goede zorg en door zorgfraude. Belangrijke oorzaak van faillissement. Aansprakelijkheid voor boedeltekort. Geen grond voor matiging, maar ook niet voor een voorschot. Aangesproken personen wel statutair bestuurders dan wel feitelijk beleidsbepalers. Hoger beroep van ECLI:NL:RBOVE:2022:2932.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-07-2024 (datum publicatie: 06-08-2024), ECLI:NL:GHARL:2024:4945
Curator treedt op tegen de bestuurders van een BV die thuiszorg en wijkverpleegkundige zorg verleende. Deze activiteiten zijn op 1 januari 2014 overgenomen van een stichting. Een paar jaar later ging de BV failliet en bleven grote schulden achter. De rechtbank heeft de curator gelijk gegeven in het standpunt dat de bestuurders van de BV hun taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, en heeft het aannemelijk geacht dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Daarom zijn deze bestuurders hoofdelijk aansprakelijk gehouden voor het boedeltekort. Het standpunt van de bestuurders in de vrijwaringsprocedure is dat die schade dan voor rekening van het zorgkantoor moet komen. Beslagleggingdoor het zorgkantoor wat namelijk de concrete aanleiding voor het aanvragen van het faillissement. Volgens de bestuurders was die beslagleggingonrechtmatig. Die laatste vordering heeft de rechtbank afgewezen. Het hoger beroep van de bestuurders is tegen al deze beslissingen gericht, maar faalt.
Vastgoed
Rechtbank Overijssel, 22-07-2024 (datum publicatie: 22-07-2024), ECLI:NL:RBOVE:2024:3886
De zorgaanbieder stelt dat sprake is van een gemengde huur- en begeleidingsovereenkomst. Door beëindiging van de begeleidingsovereenkomst is ook de huurovereenkomst beëindigd, aldus de zorgaanbieder. De rechtbank gaat hierin niet mee. De zorgaanbieder heeft geen ondertekende begeleidingsovereenkomst in het geding gebracht. Hierdoor kan niet worden vastgesteld wat de inhoud en omvang van de zorgafspraken waren. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2024 (datum publicatie: 16-07-2024), ECLI:NL:GHARL:2024:4572
In eerste aanleg kort geding is de vordering tot ontruiming van huurder toegewezen. In hoger beroep vordert huurder vernietiging van het vonnis van de kantonrechter. Er is sprake van een gemengde huur- en begeleidingsovereenkomst in het bijbehorende huisreglement staat dat de panden van verhuurder alcohol- en drugsvrij zijn. Het gerechtshof oordeelt dat het begeleidingselement centraal staat en overheerst. Het gevolg daarvan is dat de wettelijke regeling voor beëindiging van de huurovereenkomst niet van toepassing zijn. Daarom moet het gerechtshof beoordelen of verhuurder de begeleidingsovereenkomst mocht beëindiging. Daarbij speelt ook een rol of dit op een voldoende zorgvuldige wijze is gedaan. Het gerechtshof oordeelt dat huurder de huisregels heeft overtreden en verhuurder de begeleidingsovereenkomst daarom mocht beëindigen. Dat huurder er groot belang bij heeft dat hij over passende woonruimte kan beschikken, leidt niet tot een andere beslissing. Daartegenover staat immers het belang van verhuurder bij het kunnen bieden van een alcohol-, drugs- en rookvrije woonomgeving aan andere cliënten die in haar woonvoorzieningen verblijven.
Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2024 (datum publicatie: 08-08-2024), ECLI:NL:GHAMS:2024:575
In de gegeven omstandigheden overweegt het gerechtshof dat sprake is van een gemengde huur- en zorg- en dienstverleningsovereenkomst, waarbij de zorgafspraken overheersen. De huurder heeft daarom geen aanspraak op wettelijke huurbescherming. Het zorgelement gaat boven het vermogensrechtelijke huurelement en daarmee ook buiten de rol van de bewindvoerder.
Rechtbank Overijssel, 06-08-2024 (publicatie datum: 09-08-2024), ECLI:NL:RBOVE:2024:4209
Er is sprake van een gemengde huur- en zorgovereenkomst. In deze procedure wordt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming gevorderd. De tekortkoming ziet op het stelselmatig veroorzaken van overlast. De kantonrechter is van oordeel dat niet langer van verhuurder kan worden verlangd dat zij huurder van woonruimte moet blijven voorzien, terwijl de huidige situatie van huurder niet verbeterd en de kans op hernieuwde tekortkomingen groot is. Daarbij wordt meegewogen dat verhuurder de woning wil aanbieden aan een nieuwe cliënt die bij haar onder behandeling staat en woonruimte nodig heeft. Gelet op de zorgvraag van huurder wordt de ontruimingstermijn vastgesteld op 1 oktober 2024 waarbij verhuurder heeft aangegeven te kijken naar passende vervolgzorg voor huurder.
Rechtbank Limburg, 19-06-2024 (datum publicatie: 15-08-2024), ECLI:NL:RBLIM:2024:3543
Het college van B&W van de gemeente Heerlen heeft een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een vrouwenzorg centrum met bijbehorende parkeerplaatsen. De vraag staat centraal of dit gebruik rechtstreeks past binnen het bestemmingsplan. De gronden zijn bestemd voor ‘welzijnsvoorzieningen’. Dit begrip is niet gedefinieerd in het bestemmingsplan, en daarom is aansluiting gezocht bij de omschrijvingen van de begrippen ‘welzijn’ en ‘voorziening’ in de Van Dale. Het gebruik van het pand als vrouwenzorg centrum is daarmee in overeenstemming.
Rechtbank Limburg, 23-07-2024 (datum publicatie: 24-07-2024), ECLI:NL:RBLIM:2024:4768
Stichting ZOWonen heeft een omgevingsvergunning verkregen voor het verbouwen van een pand. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het aangevraagde gebruik past binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Meer specifiek gaat het erom of er sprake is van ‘nagenoeg zelfstandige bewoning’. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college van B&W niet op de aanvraag van de omgevingsvergunning mocht beslissen zonder dat duidelijk was waarop de aanvraag precies zag. De beschrijving “woonfunctie met zorg” gaf volgens de rechtbank onvoldoende houvast voor het college van B&W om te beslissen op de aanvraag. De rechtbank bepaalt daarom dat het college van B&W een nieuw besluit moet nemen waarbij onderzoek naar het aangevraagde project noodzakelijk is.