Jurisprudentie Gezondheidszorg april 2024 | Dirkzwager

12 mei 2024, laatst geüpdatet 12 september 2024
Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd), zorginkoop, sociaal domein, bekostiging, vastgoed, IT en privacy) die in de maand april 2024 is gepubliceerd.
Marieke van Dongen
Marieke van Dongen
Advocaat - Partner
Stefan Donkelaar 
Stefan Donkelaar 
Advocaat - Senior
Ralph Tak
Ralph Tak
Advocaat - Senior
Petra de Waal
Petra de Waal
Fiscalist - Associate Partner
In dit artikel

Wet zorg en dwang

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Wet langdurige zorg

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Jeugdwet

Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Mededingingsrecht

Zorgverzekeringswet

Ondernemingsrecht

Medezeggenschap

Vastgoed

Omzetbelasting

Wet zorg en dwang

Rechtbank Oost-Brabant, 24-01-2024 (datum publicatie: 05-04-2024), ECLI:NL:RBOBR:2024:1445

In deze uitspraak wordt een verzoek om schadevergoeding afgewezen. De instelling heeft in voldoende mate toegelicht dat een opname van vier weken vanwege het zorgpad ‘detox en stabilisatie’ noodzakelijk was in plaats van zorgpad ‘detox’ dat twee weken beslaat. De rechtbank oordeelt dat de instelling niet zonder ‘geldige reden’ langer dan nodig betrokkene ‘vastgehouden’ heeft.

Rechtbank Oost-Brabant, 05-02-2024 (datum publicatie: 05-04-2024), ECLI:NL:RBOBR:2024:1443

In deze uitspraak neemt de rechtbank verzet aan. Betrokkene geeft consistent verbaal aan dat zij naar huis toe wil. Volgens de zorgverantwoordelijke geeft betrokkene dat meerdere keren per dag aan. Ook tijdens de zitting gaf betrokkene herhaaldelijk aan naar huis te willen en niet te willen blijven. Dat betrokkene geen aanstalten maakt om naar huis te gaan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan haar duidelijke en consistente wens om naar huis te willen. Het is immers duidelijk dat betrokkene niet instemt met de voortzetting van het verblijf.

Hoge Raad, 05-04-2024 (datum publicatie: 05-04-2024), ECLI:NL:HR:2024:519

Deze uitspraak gaat over een klacht over het uitblijven van beslissing op verzoek om ontslag uit een accommodatie (art. 55 Wzd). Een verzoek tot ontslag uit de accommodatie kan worden gedaan door de betrokkene zelf of door diens vertegenwoordiger (art. 48 lid 1 en 2 Wzd). Als vertegenwoordiger in de zin van de Wzd wordt aangemerkt de wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt, of, indien een zodanige persoon ontbreekt, de persoon die daartoe door de cliënt schriftelijk is gemachtigd in zijn plaats te treden, of, indien deze ontbreekt of niet optreedt, de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel, of, indien deze ontbreekt of niet wenst op te treden, een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind van de cliënt (art. 1 lid 1, aanhef en onder e, Wzd). Indien de betrokkene een wettelijk vertegenwoordiger heeft, kan hij niet een ander machtigen om in zijn naam een verzoek tot ontslag uit de accommodatie te doen. In dit geval is het ontslagverzoek gedaan door de zoon en dochter, terwijl de cliënt een mentor had. Nu in dit geval betrokkene een mentor had, die in aangelegenheden betreffende haar verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding op de voet van art. 1:453 lid 1 en 2 BW haar wettelijk vertegenwoordiger is, konden de zoon en dochter dus geen verzoek tot ontslag van betrokkene uit de accommodatie doen.

Rechtbank Gelderland, 26-03-2024 (datum publicatie: 17-04-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:2099

Deze uitspraak gaat over een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediend verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). Het verweer dat veel van de zorgen betrekking hebben op de zoons van cliënt en niet op het gedrag van cliënt zelf wordt niet gehonoreerd. Het verzoek wordt toegewezen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-03-2024 (datum publicatie: 19-04-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:2570

Deze uitspraak gaat over een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediend verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De psychische stoornis van cliënt kan dezelfde gedragsproblemen of hetzelfde regieverlies veroorzaken als een psychogeriatrische aandoening. Ook vereist de psychische stoornis vergelijkbare zorg als een psychogeriatrische aandoening en leiden deze gedragsproblemen en regieverlies tot ernstig nadeel voor cliënt. Er is daarmee sprake van een gelijkgestelde aandoening als bedoeld in artikel 24 lid 4 Wzd.

Rechtbank Rotterdam, 27-03-2024 (datum publicatie:23-04-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:3270

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf (art. 24 Wzd). Het verzoek wordt toegewezen. Langer wachten met een opname zal betekenen dat de zaak escaleert.

Rechtbank Rotterdam, 03-04-2024 (datum publicatie: 25-04-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:3681

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf (art. 24 Wzd). Het verzoek wordt toegewezen en de termijn wordt beperkt tot 6 maanden zodat betrokkene kan laten zien waartoe hij zelfstandig in staat is en onderzoeken van de eventuele mogelijkheid van terugkeer naar huis.

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Rechtbank Amsterdam, 22-11-2023 (datum publicatie: 04-04-2024), ECLI:NL:RBAMS:2023:8782

In deze uitspraak wordt een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging na vernietiging van eerdere beschikking en terug verwijzing door de Hoge Raad behandeld. Vastgesteld wordt dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. De zorgmachtiging wordt (opnieuw) verleend.

Hoge Raad, 05-04-2024 (datum publicatie: 05-04-2024), ECLI:NL:HR:2024:547

Deze uitspraak gaat over art. 6:1 lid 1 Wvggz. Dit artikel bepaalt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. Dit brengt mee dat de rechter die van oordeel is dat deze bereidheid ontbrak, dit in zijn beschikking dient vast te stellen en dat hij de gronden dient te vermelden waarop dat oordeel berust. De rechter heeft dat in deze zaak niet gedaan.

Hoge Raad, 05-04-2024 (datum publicatie: 05-04-2024), ECLI:NL:HR:2024:520

Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg wordt een betrokkene in een voor hem begrijpelijke taal geïnformeerd (art. 1:8 lid 1 Wvggz). Art. 1:8 lid 2 Wvggz bepaalt dat een betrokkene, indien hij de Nederlandse taal niet beheerst, recht heeft op bijstand van een tolk voor zover de uitvoering van de verplichte zorg leidt tot vrijheidsbeneming. Bij de toepassing van art. 1:8 lid 2 Wvggz geldt als uitgangspunt dat een betrokkene wordt bijgestaan door een beëdigde tolk. In voorkomende gevallen kan evenwel ook de bijstand van een persoon die geen beëdigde tolk is, voldoende zijn om in dit opzicht een procedure te garanderen waarin de eisen van de art. 5 en 6 EVRM worden nageleefd. In dit geval is aan de orde de voortzetting van een crisismaatregel, waarbij spoed is geboden. Uit de bestreden beschikking volgt dat de rechtbank vanaf de dag van ontvangst van het verzoek tot nog een uur voor de mondelinge behandeling heeft geprobeerd een gebarentolk te regelen maar hierin niet is geslaagd omdat er geen gebarentolk beschikbaar was, dat de rechtbank een aantal vragen op papier heeft gezet waarop betrokkene met behulp van zijn zus en zijn ex-schoonzus heeft gereageerd, dat de zus en de ex-schoonzus – die beiden hebben verklaard door middel van gebaren met betrokkene te kunnen communiceren – betrokkene met de communicatie hebben geholpen, en dat betrokkene in staat bleek de vragen van de rechtbank voldoende te begrijpen. Onder die omstandigheden geeft het geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk dat de rechtbank is afgeweken van het hiervoor weergegeven uitgangspunt bij de toepassing van art. 1:8 lid 2 Wvggz en dat zij het verzoek om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van betrokkene heeft behandeld zonder dat betrokkene werd bijgestaan door een beëdigde gebarentolk. De klachten falen daarom.

Rechtbank Oost-Brabant, 24-01-2024 (datum publicatie: 05-04-2024), ECLI:NL:RBOBR:2024:1444

In deze uitspraak wordt schadevergoeding gevorderd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Op betrokkene is een ‘zorgcarrousel’ van toepassing: tot een geschikte plek voor hem is gevonden, verblijft betrokkene in beginsel om de zes maanden in een andere instelling. Verzoeker stelt dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming en betwist dat de zorgcarrousel noodzakelijk is om de continuïteit en de effectiviteit van de zorg voor verzoeker te kunnen waarborgen. Er zou onvoldoende rekening zijn gehouden met zijn belangen. De rechtbank oordeelt dat niet gezegd kan worden dat er geen rekening is gehouden met de belangen van verzoeker. Juist omdat de behandeling goed verliep, kon betrokkene langer bij de instelling blijven. Hij is pas overgeplaatst toen hij zich tot twee keer toe onttrok aan de behandeling en die vastliep. Overplaatsing naar de andere instelling had mede tot doel de behandeling weer vlot te trekken.

Rechtbank Rotterdam, 11-12-2023 (datum publicatie: 08-04-2024), ECLI:NL:RBROT:2023:12976

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging (art. 6:4 Wvggz). De advocaat bepleit afwijzing van het verzoek, omdat er sprake is van wilsbekwaam verzet. In de medische verklaring is te snel geoordeeld dat betrokkene wilsonbekwaam is. De zorgverantwoordelijke heeft daarnaast geen wilsbekwaamheidsbeoordeling overlegd en geen gesprek heeft plaatsgevonden met de vertegenwoordiger, hetgeen strijdig is met artikel 1:5 van de Wvggz. Hoewel dit in het verleden wel het geval is geweest, is bovendien volgens de advocaat momenteel geen sprake van acuut levensgevaar. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de opnames in het ziekenhuis van de laatste tijd, wel sprake is van acuut levensgevaar en gaat aan het verweer van de advocaat voorbij. Zo hebben zich de afgelopen periode meerdere somatische complicaties voorgedaan, zoals bloedingen en insulten. Daarnaast is sprake van ernstig nadeel voor derden, omdat betrokkene met zijn alcoholgebruik zijn steunsysteem emotioneel belast. Aan het beroep van betrokkene op wilsbekwaam verzet wordt voorbijgegaan wegens acuut levensgevaar en ernstig nadeel voor derden.

Parket bij de Hoge Raad, 22-03-2024 (datum publicatie:09-04-2024), ECLI:NL:PHR:2024:322

In deze Wvggz-klachtzaak heeft betrokkene klachten ingediend naar aanleiding van vier beslissingen van de zorgverantwoordelijke tot het toepassen van verplichte zorg. De klachtencommissie heeft alle vier de klachten ‘formeel gegrond’ verklaard en drie klachten ook inhoudelijk gegrond verklaard. Deze drie klachten hebben betrekking op aan betrokkene opgelegde beperkingen van (i) het telefoongebruik, (ii) het ontvangen van bezoek en (iii) de bewegingsvrijheid. De klachtencommissie heeft geoordeeld dat ten aanzien van die drie beperkingen niet is voldaan aan het subsidiariteitsvereiste. De zorgaanbieder heeft daarop bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend ter verkrijging van een beslissing over de klachten van betrokkene. De rechtbank heeft geoordeeld dat aan het subsidiariteitsvereiste wél is voldaan en dat genoemde drie klachten van betrokkene inhoudelijk ongegrond zijn. Daar komt betrokkene in cassatie tegen op. Het middel voert onder meer aan dat de rechtbank niet slechts het beroep van de zorgaanbieder diende te beoordelen, maar dat zij zich ook een zelfstandig oordeel had moeten vormen over de door betrokkene bij de klachtencommissie ingediende klachten, althans de voor betrokkene gunstige beslissingen van de klachtencommissie had dienen te bekrachtigen. Het middel stelt daarmee de vraag aan de orde waartegen een beroep als bedoeld in art. 10:7 Wvggz precies is gericht. In zekere zin bouwt deze zaak voort op HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1042, waarnaar het middel ook verwijst.

Parket bij de Hoge Raad, 18-03-2024 (datum publicatie: 12-04-2024), ECLI:NL:PHR:2024:306

In deze Wvggz-zaak heeft de advocaat van betrokkene ter zitting een beroep gedaan op wilsbekwaam verzet van betrokkene tegen een vorm van verplichte zorg, zijnde de toediening van medicatie. De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend inclusief toedienen medicatie voor zes maanden en wel tot en met 2 mei 2024. Ter zitting is door de arts-assistent verklaard dat niet expliciet is gerapporteerd over de wilsbekwaamheid, maar wel impliciet. De rechtbank is vervolgens aan het verweer van wilsbekwaam verzet voorbij gegaan, omdat volgens de rechtbank is gebleken dat betrokkene wegens verminderde ziekte-inzicht ter zake onbekwaam is voor wat betreft de medicatie inname. In cassatie wordt geklaagd dat dit oordeel onjuist is. Daarnaast klaagt het middel dat de overweging van de rechtbank dat er onder andere ernstig nadeel is gelegen in een ernstig verstoorde ontwikkeling voor een ander onbegrijpelijk is nu uit de medische verklaring of het zorgplan niet volgt dat daarvan sprake is.

Rechtbank Rotterdam, 29-02-2024 (datum publicatie: 15-04-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:2552

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging (artikel 6:4 Wvggz). Het verzoek wordt afgewezen. De rechtbank kan niet vaststellen dat de stoornis de gevaarvolle daden op dit moment overwegend beheerst. Het alcoholgebruik van betrokkene kan daardoor niet als stoornis in de zin van de Wvggz worden gekwalificeerd.

Rechtbank Midden-Nederland, 08-04-2024 (datum publicatie: 16-04-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:2163

Zorgmachtiging in het kader van de Wvggz. Bij betrokkene is acht jaar geleden borstkanker geconstateerd. Betrokkene verbleef toen al in de huidige GGZ instelling. Er heeft nooit nader onderzoek of enige vorm van behandeling plaatsgevonden. De oncoloog wil nu starten met hormoonbehandeling in de vorm van tabletten dan wel injecties, maar betrokkene weigert iedere vorm van behandeling omdat zij ervan overtuigd is dat zij geen borstkanker heeft en dat men haar met de behandeling wil ombouwen tot een man. Betrokkene is chronisch psychotisch vanuit haar schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en heeft naast haar verzet tegen de behandeling ook de uitdrukkelijke wens om in leven te blijven. De rechtbank heeft vraagtekens bij de doelmatigheid en de proportionaliteit van de voorgestelde behandeling nu er geen enkel zicht is op de huidige status van de borstkanker en nu de verwachting is dat bij de toediening van de medicatie aan betrokkene sprake zal zijn van fors fysiek verzet. Uiteindelijk geven de door de oncoloog beschreven risico's op onder andere het ontstaan van 'ulcera' en het zorgvuldige behandelplan van de psychiater doorslag om de zorgmachtiging voor de somatische behandeling wel te verlenen.

Rechtbank Midden-Nederland, 05-04-2024 (datum publicatie: 16-04-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:2138

In deze zaak wordt een zorgmachtiging toegewezen. De conclusie is dat er sprake is van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat betrokkene het ernstig nadeel dat bestaat uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang en een ernstig verstoorde ontwikkeling, niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van betrokkene overwegend beheerst. Door deze afhankelijkheid ervaart betrokkene forse somatische klachten, zo bestaat naast de obstipatie ook het risico op een ademhalingsdepressie, heeft zij veel zorg en begeleiding van ouders nodig en verlaat zij bijna niet meer de woning. Door de afhankelijkheid aan fentanyl, kan betrokkene geen keuzes maken die haar gezondheid ten goede komen, zoals het opvolgen van medische behandeling of adviezen vanuit verslavingsbehandeling. De afgelopen jaren is verschillende keren geprobeerd om de middelen af te bouwen, maar zonder resultaat. Er is een patroon te zien dat betrokkene met de behandeling start, maar deze als dusdanig heftig wordt ervaren dat deze na een korte periode wordt stopgezet.

Rechtbank Gelderland, 02-04-2024 (datum publicatie: 17-04-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:2101

De geneesheer-directeur van de accommodatie waar betrokkene verblijft mag ook als onafhankelijk psychiater de medische verklaring opstellen, ook indien het een verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging betreft.

Rechtbank Noord-Nederland, 15-04-2024 (datum publicatie: 19-04-2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:1459

Deze uitspraak betreft een beslissing in beroep over een klacht door verzoeker ingediend bij de regionale klachtencommissie Wvggz.

Hoge Raad, 19-04-2024 (datum publicatie: 19-04-2024), ECLI:NL:HR:2024:650

In deze Wvggz-zaak heeft de advocaat van betrokkene ter zitting een beroep gedaan op wilsbekwaam verzet van betrokkene tegen een vorm van verplichte zorg, zijnde de toediening van medicatie. De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend inclusief toedienen medicatie voor zes maanden en wel tot en met 2 mei 2024. Ter zitting is door de arts-assistent verklaard dat niet expliciet is gerapporteerd over de wilsbekwaamheid, maar wel impliciet. De rechtbank is vervolgens aan het verweer van wilsbekwaam verzet voorbij gegaan, omdat volgens de rechtbank is gebleken dat betrokkene wegens verminderde ziekte-inzicht ter zake onbekwaam is voor wat betreft de medicatie inname. In cassatie wordt geklaagd dat dit oordeel onjuist is. Daarnaast klaagt het middel dat de overweging van de rechtbank dat er onder andere ernstig nadeel is gelegen in een ernstig verstoorde ontwikkeling voor een ander onbegrijpelijk is nu uit de medische verklaring of het zorgplan niet volgt dat daarvan sprake is.

Rechtbank Noord-Nederland, 08-04-2024 (datum publicatie: 23-04-2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:1488

Uit deze uitspraak volgt dat het beperken van te veel koffiedrinken valt onder de zorgvorm “aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten”.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-04-2024 (datum publicatie: 23-04-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:2610

Deze uitspraak gaat over een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel. De zorgvormen opname, beperking van de bewegingsvrijheid en insluiten zijn bedoeld om betrokkene kortdurend in te sluiten op zijn kamer voor max. 6 uur - onder zorgvorm 'aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten' valt specifiek het innemen van de rookwaar van betrokkene gedurende de insluiting op zijn kamer.

Rechtbank Rotterdam, 28-03-2024 (datum publicatie: 24-04-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:3525

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wvggz en schadevergoeding ex artikel 10:11 lid 2 Wvggz. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat het raakvlak tussen dwang en drang dun is en dat het maatwerk blijft, had het op de weg van verzoekster gelegen om haar verzet actief en consistent te uiten en bij haar standpunt te blijven als zij het niet eens was met de toediening van de medicatie. De rechtbank is net als de klachtencommissie van oordeel dat de toediening van de medicatie beoordeeld moet worden als zorg waarmee verzoekster vrijwillig ingestemd heeft. De rechtbank verklaart de klacht van verzoekster ongegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Rechtbank Gelderland, 18-04-2024 (datum publicatie: 25-04-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:2227

Deze uitspraak gaat over een verzoek om schadevergoeding. De zorginstelling heeft niet tijdig verzocht om aanvulling van de zorgmachtiging na inzet van tijdelijke verplichte zorg. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 140 toe voor zes dagen insluiten en toezicht zonder geldige titel.

Rechtbank Midden-Nederland, 02-04-2024 (datum publicatie: 29-04-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:2305

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank wijst het verzoek af. De rechtbank stelt voorop dat een alcoholverslaving op zichzelf geen stoornis in de zin van de wet is. Ingevolge de Hoge Raad (HR 8 april 2022, 21/05192, ECLI:NL:HR:2022:559) is een verslaving alleen aan te duiden als psychische stoornis als die gepaard gaat met een andere stoornis of wanneer de verslaving dermate ernstig is dat daardoor het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Nu de begeleider na nader medisch overleg voorafgaand aan de zitting stelt dat er geen psychiatrisch toestandsbeeld wordt gezien, naast het middelengebruik, is de rechtbank van oordeel dat in onvoldoende mate aannemelijk is gemaakt dat de verslaving van betrokkene gepaard gaat met een andere stoornis of dat betrokkene in zijn denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen is aangetast door zijn alcoholverslaving. De rechtbank is daarom van oordeel dat de zorgmachtiging afgewezen dient te worden.

Wet langdurige zorg

Rechtbank Den Haag, 20-02-2024 (datum publicatie: 15-04-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:5348

Aanvraag om zorg op grond van de Wlz terecht afgewezen. schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

Rechtbank Den Haag, 27-03-2024 (datum publicatie: 15-04-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:5350

De uitvoering van de voorschriften voor het in rekening brengen van de eigen bijdrage voor het persoonsgebonden budget ingevolge de Wlz dat de betreffende persoon heeft ontvangen, levert een uitkomst op, die in dit geval zodanig onredelijk is, dat een uitzondering geboden is.

Centrale Raad van Beroep, 27-03-2024 (datum publicatie: 07-04-2024), ECLI:NL:CRVB:2024:643

Er bestaat geen noodzaak voor 24 uur per dag zorg in de directe nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Proceskostenvergoeding omdat appellante in bezwaar ten onrecht niet is gehoord.

Rechtbank Limburg, 23-04-2024 (datum publicatie: 24-04-2023), ECLI:NL:RBLIM:2024:2002

Voorlopige voorziening; geen spoed. Pgb in het kader van de Wlz. Verzoekster mag de zorg niet meer inkopen bij haar dochter omdat deze gefraudeerd zou hebben. Geen spoed omdat de dochter toch de zorg blijft leveren, ook al ontvangt zij hiervoor gee

Gerelateerd

Jurisprudentie Gezondheidszorg juni 2024 | Dirkzwager

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd),...

Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz): Raad van State adviseert aanpassing!

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 26 juni 2024 geadviseerd over de Wibz. De Wibz introduceert onder meer bepalingen om een integere...

Jaarverantwoording Zorg: (7) ontwikkelingen pauzeknop en grensbedragen

Op 20 juni 2024 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van de invoeringstoets Wet toetreding...

Jurisprudentie Gezondheidszorg mei 2024 | Dirkzwager

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd),...

Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz): stand van zaken

De Wibz introduceert bepalingen om een integere bedrijfsvoering te borgen en voorwaarden te kunnen stellen aan het uitkeren van winst. Tevens krijgen de...

Jurisprudentie Gezondheidszorg maart 2024 | Dirkzwager

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (o.a. Wet verplichte ggz (Wvggz), Wet zorg en dwang (Wzd),...
No posts found