In een recent gepubliceerde
beschikking heeft de Europese Commissie geoordeeld dat een subsidie van ongeveer EUR 30 miljoen ten behoeve van (de oprichting van) een
Duits nationaal voetbalmuseum in Dortmund mogelijk als staatssteun moet worden aangemerkt. In het betreffende geval laat de Commissie een definitieve beslissing ter zake achterwege, omdat zij tevens tot de conclusie komt dat (zelfs als er sprake zou zijn van staatssteun) de staatssteun in overeenstemming is met de gemeenschappelijk markt.
Het oordeel van de Commissie dat überhaupt mogelijk sprake is van staatssteun aan een nationaal museum is opmerkelijk. Een van de voorwaarden voor het bestaan van staatssteun (in de zin van artikel 107 lid 1 van het VWEU) is namelijk dat de steun van (negatieve) invloed moet zijn op het handelsverkeer tussen lidstaten uit de Europese Unie. Kortom, er is pas sprake van staatssteun als door de steun een nationale onderneming wordt bevoordeeld ten opzichte van ondernemingen uit andere lidstaten. Bij musea is er daarom slechts sprake van staatssteun indien het begunstigde museum concurreert met musea uit andere lidstaten. Het is daarom vaste beschikkingenpraktijk van de Europese Commissie dat steun aan musea van wereldfaam die exposities van internationaal belang aanbieden de interstatelijke handel beïnvloedt. Steun aan lokale musea heeft geen invloed op de interstatelijke handel.
De Duitse overheid had zich op het (verdedigbare) standpunt gesteld dat steun aan het nationale voetbalmuseum in Dortmund geen invloed zou hebben op het handelsverkeer tussen lidstaten. Voetbal trekt immers voornamelijk mensen aan die emotioneel verbonden zijn met hun lokale of nationale voetbalteam. Aangezien het nationale voetbalmuseum uitsluitend ter ere van het Duitse nationale team wordt opgericht, zal het Nationale voetbalmuseum volgens de Duitse regering ook (vrijwel) uitsluitend Duitse bezoekers aantrekken. Alsdan zal het handelsverkeer tussen lidstaten door de steun niet worden vervalst omdat met behulp van de steun geen buitenlandse toeristen (kunnen) worden geworven ten koste van sportmusea uit andere lidstaten. Zoals eerder opgemerkt, is er geen sprake van staatssteun wanneer de handel tussen lidstaten niet door de steun wordt beïnvloed.
De Commissie twijfelt openlijk aan deze redenering van de Duitse regering, maar hakt de knoop niet door. De Europese Commissie kan niet uitsluiten dat het Nationale voetbalmuseum buitenlandse toeristen zal aantrekken. Verder is de Commissie van oordeel dat het Nationale voetbalmuseum tevens dient als reclame voor de Duitse voetbalbond die als gevolg daarvan een voordeel kan genieten ten opzichte van voetbalbonden uit ander lidstaten. Tot slot stelt de Commissie dat voetbal een sport is die sterk afhankelijk is van sponsoruitingen (bijvoorbeeld op shirts). Dit heeft tot gevolg dat sponsoren van het Duitse voetbalteam (vanwege steun aan het Museum) exposure krijgen die sponsoren van andere (nationale) teams niet ontvangen. Daar stelt de Commissie tegenover dat Dortmund geen toeristenstad is, waarbij evenmin vaststaat dat toeristen de stad juist zullen bezoeken om juist het Nationale Duitse voetbalmuseum te bezoeken.
Gelet op deze omstandigheden onthoudt de Commissie zich uiteindelijk van het beantwoorden van de netelige vraag of er sprake is van staatssteun. Zij oordeelt namelijk dat - ook al zou er sprake zijn van staatssteun - deze staatssteun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van 107 lid 3 VWEU. De reden daarvoor is dat de steunmaatregel het evidente doel heeft om het culturele Duitse erfgoed te behouden, de steun niet verder gaat dan noodzakelijk, de steun transparant is en er geen kruissubsidiëring van de overige commerciële activiteiten van het museum (winkel en restaurant) plaatsvindt. Winkel en restaurant worden tegen marktconforme prijzen verpacht.
Het oordeel van de Commissie dat überhaupt mogelijk sprake is van staatssteun aan een nationaal museum is opmerkelijk. Een van de voorwaarden voor het bestaan van staatssteun (in de zin van artikel 107 lid 1 van het VWEU) is namelijk dat de steun van (negatieve) invloed moet zijn op het handelsverkeer tussen lidstaten uit de Europese Unie. Kortom, er is pas sprake van staatssteun als door de steun een nationale onderneming wordt bevoordeeld ten opzichte van ondernemingen uit andere lidstaten. Bij musea is er daarom slechts sprake van staatssteun indien het begunstigde museum concurreert met musea uit andere lidstaten. Het is daarom vaste beschikkingenpraktijk van de Europese Commissie dat steun aan musea van wereldfaam die exposities van internationaal belang aanbieden de interstatelijke handel beïnvloedt. Steun aan lokale musea heeft geen invloed op de interstatelijke handel.
De Duitse overheid had zich op het (verdedigbare) standpunt gesteld dat steun aan het nationale voetbalmuseum in Dortmund geen invloed zou hebben op het handelsverkeer tussen lidstaten. Voetbal trekt immers voornamelijk mensen aan die emotioneel verbonden zijn met hun lokale of nationale voetbalteam. Aangezien het nationale voetbalmuseum uitsluitend ter ere van het Duitse nationale team wordt opgericht, zal het Nationale voetbalmuseum volgens de Duitse regering ook (vrijwel) uitsluitend Duitse bezoekers aantrekken. Alsdan zal het handelsverkeer tussen lidstaten door de steun niet worden vervalst omdat met behulp van de steun geen buitenlandse toeristen (kunnen) worden geworven ten koste van sportmusea uit andere lidstaten. Zoals eerder opgemerkt, is er geen sprake van staatssteun wanneer de handel tussen lidstaten niet door de steun wordt beïnvloed.
De Commissie twijfelt openlijk aan deze redenering van de Duitse regering, maar hakt de knoop niet door. De Europese Commissie kan niet uitsluiten dat het Nationale voetbalmuseum buitenlandse toeristen zal aantrekken. Verder is de Commissie van oordeel dat het Nationale voetbalmuseum tevens dient als reclame voor de Duitse voetbalbond die als gevolg daarvan een voordeel kan genieten ten opzichte van voetbalbonden uit ander lidstaten. Tot slot stelt de Commissie dat voetbal een sport is die sterk afhankelijk is van sponsoruitingen (bijvoorbeeld op shirts). Dit heeft tot gevolg dat sponsoren van het Duitse voetbalteam (vanwege steun aan het Museum) exposure krijgen die sponsoren van andere (nationale) teams niet ontvangen. Daar stelt de Commissie tegenover dat Dortmund geen toeristenstad is, waarbij evenmin vaststaat dat toeristen de stad juist zullen bezoeken om juist het Nationale Duitse voetbalmuseum te bezoeken.
Gelet op deze omstandigheden onthoudt de Commissie zich uiteindelijk van het beantwoorden van de netelige vraag of er sprake is van staatssteun. Zij oordeelt namelijk dat - ook al zou er sprake zijn van staatssteun - deze staatssteun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt op grond van 107 lid 3 VWEU. De reden daarvoor is dat de steunmaatregel het evidente doel heeft om het culturele Duitse erfgoed te behouden, de steun niet verder gaat dan noodzakelijk, de steun transparant is en er geen kruissubsidiëring van de overige commerciële activiteiten van het museum (winkel en restaurant) plaatsvindt. Winkel en restaurant worden tegen marktconforme prijzen verpacht.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun