Is een huurder houder van een graafmachine of kraan?

5 september 2011, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Dagelijks ontstaat er schade met of door vorkheftrucks, graafmachines, laadschoppen en kranen. Deze schade is te verzekeren door een specifieke motorrijtuig-, landmateriaal- of werkmateriaalverzekering. Het doel van deze verzekeringen is de aansprakelijkheid te dekken die kan voortvloeien uit het gebruik van de verzekerde machine. 1. Wie is verzekerd(e)?Na het ontstaan van schade kan er discussie ontstaan over de vraag wie verzekerd is op grond van de werkmateriaalverzekering. Verzekerd is de...
Joost Bindels
Joost Bindels
Advocaat - Partner
In dit artikel
Dagelijks ontstaat er schade met of door vorkheftrucks, graafmachines, laadschoppen en kranen. Deze schade is te verzekeren door een specifieke motorrijtuig-, landmateriaal- of werkmateriaalverzekering. Het doel van deze verzekeringen is de aansprakelijkheid te dekken die kan voortvloeien uit het gebruik van de verzekerde machine.

1. Wie is verzekerd(e)?

Na het ontstaan van schade kan er discussie ontstaan over de vraag wie verzekerd is op grond van de werkmateriaalverzekering. Verzekerd is de eigenaar, bezitter, houder of bestuurder van de verzekerde machine. Wie eigenaar en bestuurder zijn, is over het algemeen duidelijk.

Volgens artikel 3:107 BW is bezit het houden van een goed voor jezelf. Wanneer je iets bezit door middel van een ander die het goed voor je houdt, is er sprake van middellijk bezit en daarmee van houderschap.

In de wet wordt geen nadere omschrijving van het begrip ‘houden’ gegeven. Het begrip staat meestal voor de uitoefening van feitelijke macht. Of iemand voor zichzelf of voor een ander houdt moet aan de hand van artikel 3:108 BW worden bepaald (HR 5 december 2003, LJN AL8440). Maar wanneer oefent bijvoorbeeld een huurder (die niet voor zichzelf houdt, maar voor de eigenaar of bezitter) de feitelijke macht uit over de gehuurde zaak?

2. De houder van een graafmachine of kraan

In het arrest van de Hoge Raad in de zaak Zürich/Siemen (HR 16 februari 1996, NJ 1997, 186; m.nt. M.M. Mendel) staat die problematiek omtrent het zijn van houder (en dus uitoefenaar van de feitelijke macht) onder de werkmateriaalverzekering centraal.

Aannemersbedrijf Siemen had van Rijsdijk een graafmachine inclusief bestuurder gehuurd. Rijsdijk had een werkmateriaalverzekering gesloten bij Zürich. Bij de uitvoering van de graafwerkzaamheden is schade ontstaan omdat een elektriciteitskabel is beschadigd, doordat het personeel van Siemen aan de kraanmachinist onjuiste aanwijzingen heeft gegeven. Tussen Siemen en Zürich ontstaat vervolgens in rechte discussie over de vraag of Siemen als ‘houder’ verzekerde was onder de werkmateriaalverzekering.

De Hoge Raad oordeelt dat Siemen als huurder van de graafmachine houder is in de zin van de werkmateriaalverzekering en daarom verzekerd is voor de schade die voortvloeit uit het beschadigen van de elektriciteitskabel. De Hoge Raad komt op de volgende gronden tot dit oordeel:

  1. Omdat volgens de polis aangesloten moest worden bij de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) is in deze zaak aangesloten bij de uitleg die het Benelux Gerechtshof aan het begrip houder in het kader van de verplichte motorrijtuigenverzekering heeft gegeven (Ben.GH 22 december 1981, NJ 1983, 755). Het Benelux Gerechtshof heeft geoordeeld dat voor het houderschap in elk geval vereist is dat men zelf of door middel van een ander de feitelijke heerschappij over het motorvoertuig heeft.

  2. Voor de feitelijke beoordeling van de vraag of Siemen feitelijke heerschappij heeft gehad over de graafmachine, is volgens het hof de huurovereenkomst tussen Siemen en Rijsdijk met betrekking tot de machine en de chauffeur van belang, op grond waarvan:

    1. de machinist van de graafmachine volledig de aanwijzingen van (werknemers van) Siemen diende op te volgen, hetgeen hij ook heeft gedaan (vergelijk: Gerechtshof Arnhem 10 oktober 2006, LJN AZ1996);

    2. Siemen de volledige zeggenschap had over de aard van de uit te voeren werkzaamheden, te weten het graaftracé en de diepte van de te graven sleuf, ook al werd de bediening van de graafmachine uitgevoerd door een werknemer van Rijsdijk;

    3. niet kan worden aangenomen dat de machinist de graafwerkzaamheden zelfstandig verrichte.




De Hoge Raad oordeelt dat het hof bij het voorgaande geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en dat er evenmin sprake is van onbegrijpelijkheid. Verder heeft het hof volgens de Hoge Raad niet uit het oog verloren dat de aanwijzingen van Siemen geen betrekking hadden op de bediening van de machine. Het hof heeft de verplichting van de bestuurder om de aanwijzingen te volgen beperkt tot die aspecten waarin de schadeveroorzaking (aan de kabel) was gelegen.

Conclusie: feitelijke zeggenschap

Door de feitelijke zeggenschap van Siemen was zij als ‘houder’ verzekerd onder de materiaalverzekering die Rijsdijk heeft afgesloten bij Zürich. Zeggenschap speelt ook een grote rol bij andere bepalingen over aansprakelijkheid, zoals in de WION, bij artikel 7:658 lid 4 BW, artikel 6:170 BW en artikel 6:171 BW.

Gerelateerd