De zaak
De Amsterdamse voorzieningenrechter moest oordelen over de uitleg van het begrip ‘één werk’. De Gemeente Amsterdam (hierna: de Gemeente) heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure opgezet ten behoeve van de maaiveldinrichting op Zeeburgereiland. Daarbij is de volgende geschiktheidseis gehanteerd:
“Een referentielijst waaruit blijkt dat de inschrijver gedurende de laatste 5 jaren één (1) werk op het gebied van het van het aanbrengen en het onderhouden van bestrating op vakkundige en regelmatige wijze heeft uitgevoerd en tijdig heeft opgeleverd, met een gefactureerd bedrag van tenminste € 1.000.000,- excl. BTW (kerncompetentie).”
Acht aannemers doen een inschrijving, waaronder Infra Dam. Infra Dam blijkt de inschrijver met de laagste inschrijfsom en zou in principe als eerste voor gunning in aanmerking komen. Echter, na controle van de bewijsstukken ten aanzien van de geschiktheidseisen, komt de Gemeente tot de conclusie dat de door Infra Dam overgelegde referentie niet voldoet omdat deze bestaat uit meerdere deelopdrachten onder één RAW-raamovereenkomst, terwijl vereist was “één werk”. De inschrijving van Infra Dam wordt daarom ter zijde wordt gelegd en aan de opvolgende, wél geldige, inschrijver wordt gegund. Infra Dam is het niet eens met de terzijde legging en start een kort geding.
Uitleg referentie-eis; begrip “één werk”
Infra Dam stelt dat er sprake is van één referentiewerk omdat de overgelegde deelopdrachten afkomstig zijn uit één en dezelfde raamovereenkomst. De Gemeente verweert zich met onder andere het argument dat de deelopdrachten zouden zien op verschillende straten in verschillende stadsdelen en dus niet één werk zijn. De Gemeente meent dat het weliswaar toegestaan is om meerdere (deel)opdrachten in te dienen om aan de kerncompetentie te voldoen, maar dat deze wel tezamen één werk moeten vormen. De deelopdrachten uitgevoerd door Infra Dam onder de raamovereenkomst zouden niet voldoen aan die definitie. Voorts blijkt volgens de Gemeente uit de documenten niet duidelijk welk deel van de deelopdrachten werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen en het onderhouden van bestrating betroffen.
Rechter is het met gemeente eens
De rechter is het eens met het standpunt van de Gemeente. Met inachtneming van de CAO-norm die heeft te gelden als toetsingskader van aanbestedingsstukken, stelt de voorzieningenrechter dat “uit het gebruik van de termen referentielijst en één (1) werk volgt dat er enerzijds meer referenten, dus meer deelopdrachten, mogen worden opgegeven, maar anderzijds dat het wel om één werk moet gaan.” Vervolgens overweegt de voorzieningenrechter dat er sprake is van ‘één werk’ als dat op basis van de economische of de technische functie van het werk blijkt (conform de definitie in de Aanbestedingswet).
In casu gaat het volgens de voorzieningenrechter om verschillende werkzaamheden op verschillende tijdstippen op diverse locaties hetgeen géén technische of economisch geheel vormt. De deelopdrachten uitgevoerd onder de RAW-raamovereenkomst zien dus niet op één (bestratings)werk van ten minste €1.000.000,-, waar de Gemeente in de aanbesteding specifiek naar vroeg. Het feit dat er nog vier inschrijvers waren die evenmin aan de geschiktheidseis voldeden, doet daar niks aan af.
Uitspraak is logisch maar toch ook goede les voor inschrijvers
Het oordeel van de rechter is weinig verrassend. Niettemin is ook begrijpelijk dat een inschrijver in de veronderstelling verkeert dat een RAW-raamovereenkomst bij één opdrachtgever toereikend is om als referentieopdracht in te dienen. De les is dat dat iedere aanbesteding en referentie-eis op zich staat en een inschrijver telkens goed moet lezen wat de aanbestedende dienst letterlijk heeft opgeschreven (de zogenaamde CAO-norm).
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen? Neem dan contact op met Tony van Wijk.