In deze vierdelige blogreeks gaan wij uitgebreid in op de vier gronden voor inzage in en afschrift van het medisch dossier van een overleden patiënt door een nabestaande en andere personen, zoals uitgewerkt in de Wgbo (meer specifiek de artikelen 7:458a en 458b BW) en de ‘Handreiking Inzage in medische dossiers door nabestaanden’ (hierna: ‘de Handreiking’) van de KNMG en PFN.[1] In deel 1 hebben wij de eerste grond besproken: toestemming van de patiënt en in deel 2 is de situatie aan bod gekomen waarin er een mededeling wordt gedaan van een incident aan een nabestaande of vertegenwoordiger op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).
In dit derde deel werken wij de derde grond voor inzage en afschrift nader uit: een zwaarwegend belang. Een hulpverlener kan inzage in of afschrift van gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt verstrekken wanneer: (i) er sprake is van een zwaarwegend belang, (ii) er met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk is gemaakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en (iii) inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang. Wij zullen achtereenvolgens op deze vereisten ingaan en als laatste aandacht besteden aan de verlaten grond ‘veronderstelde toestemming’.
Vereisten
Vereiste 1: zwaarwegend belang
Een ieder die een zwaarwegend belang heeft kan verzoeken om inzage. Dit betekent dat niet enkel nabestaanden een beroep kunnen doen op deze inzagegrond. Omdat op voorhand niet is te voorzien welke zwaarwegende belangen in aanmerking komen voor inzage, is ervoor gekozen de groep gerechtigden niet te beperken.[2] Wel is het zo dat het moet gaan om een persoonlijk belang.[3] Bij een zwaarwegend belang kunnen de belangen van de overleden patiënt en de nabestaande tegenstrijdig zijn. Om die reden worden hoge eisen gesteld aan het doorbreken van het medisch beroepsgeheim op deze grond. Duidelijk is in ieder geval dat een emotioneel belang– hoe zwaarwegend ook vanuit menselijk perspectief – geen zwaarwegend belang is voor inzage in het medisch dossier.[4] In welke situaties er wél sprake is van een zwaarwegend belang is niet in algemene zin te zeggen. De wetgever heeft de volgende concrete voorbeelden gegeven:
- Het aanvechten van een rechtshandeling
Het aanvechten van een rechtshandeling, verricht door een – inmiddels – overleden patiënt, waarbij de eiser betwist dat de patiënt in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake ten tijde van het verrichten van die rechtshandeling, is een zwaarwegend belang. Denk daarbij aan het opstellen of wijzigen van een testament.
- Inzage nodig voor vertegenwoordiger in het kader van een civiele procedure
De voormalig vertegenwoordiger van een overleden patiënt heeft een zwaarwegend belang als inzage nodig is om aan te kunnen tonen dat hij de zorg van een goed vertegenwoordiger heeft betracht, omdat er tegen hem, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger, een gerechtelijke procedure aanhangig is gemaakt.
- Vermoeden van een medische fout
Het inzagerecht in geval van een vermoeden van een medische fout biedt de nabestaande een extra mogelijkheid om inzage in het dossier van de overleden patiënt te krijgen, voor zover dit incident ten onrechte niet aan hem gemeld is. De inzage kan aanleiding zijn om een klachtenprocedure op grond van artikel 14 lid 1 Wkkgz te overwegen en geeft (naar verwachting) de mogelijkheid deze klacht beter te onderbouwen. Bijzonder aan een inzageverzoek bij een vermoeden van een medische fout is een onafhankelijke arts kan worden ingeschakeld indien verzoeker en hulpverlener het samen niet eens worden over het verzoek (artikel 7:458b BW). In de Handreiking wordt onder ‘onafhankelijk’ verstaan dat de arts onafhankelijk is ten opzichte van hulpverlener én verzoeker, dat wil zeggen dat er in ieder geval geen werk- of privérelatie mag zijn.[5] De schijn van afhankelijkheid moet ook worden voorkomen. De onafhankelijke arts beoordeelt vervolgens of het niet verstrekken van de inzage of het afschrift gerechtvaardigd is. Als de arts oordeelt dat de weigering inderdaad gerechtvaardigd is, kan het natuurlijk zo zijn dat de nabestaande in een gerechtelijke procedure alsnog verstrekking zal proberen af te dwingen. De arts kan daarentegen ook oordelen dat de weigering níet gerechtvaardigd is. De wet bepaalt dan dat je als hulpverlener inzage of afschrift moet verstrekken. Het is echter denkbaar dat je als hulpverlener ondanks het oordeel van de onafhankelijke arts alsnog goede gronden aanwezig acht om het medisch beroepsgeheim níet te doorbreken en verstrekking te weigeren. Er bestaat in die situatie wel een reële kans dat de nabestaande verstrekking zal afdwingen in rechte. Naar verwachting kent de rechter dan veel gewicht toe aan het oordeel van de onafhankelijke arts. Als hulpverlener zal je dan ook goede argumenten moeten hebben om te blijven weigeren.
Bovenstaande lijst is niet limitatief: in de toekomst kunnen andere belangen worden aangemerkt als zwaarwegend belang. Het ligt echter niet in de rede dat lichtvaardig wordt aangenomen dat sprake is van een (nieuw) zwaarwegend belang.
Vereiste 2: aannemelijk dat het zwaarwegend belang wordt geschaad door geheimhouding
Degene die stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft, moet met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad door geheimhouding van het medisch dossier. Harde bewijzen die aantonen dat dit belang daadwerkelijk wordt geschaad zijn niet vereist.
Vereiste 3: inzage is noodzakelijk voor behartiging zwaarwegend belang
Voor inzage wegens een zwaarwegend belang is ook vereist dat dit belang niet op andere wijze dan door inzage in het medisch dossier kan worden behartigd. Degene die een beroep doet op een zwaarwegend belang zal aannemelijk moeten maken dat dit het geval is. Wanneer een verklaring van een getuige bijvoorbeeld ook kan volstaan, mag geen inzage worden verleend in het dossier.
Uitzondering: geen inzage indien is vastgelegd dat de patiënt dit niet wil óf bij schaden persoonlijke levenssfeer ander
Inzage wordt, ondanks een zwaarwegend belang, niet verleend indien dit niet gewenst is door de patiënt en dit schriftelijk of elektronisch is vastgelegd of als de persoonlijke levenssfeer van een ander wordt geschaad. Voor een uitgebreidere behandeling van deze uitzonderingen verwijzen wij naar deel 2 van deze blogreeks.
Geen veronderstelde toestemming meer
Veronderstelde toestemming is in rechtspraak vóór invoering van de artikelen 7:458a en 7:458b BW regelmatig ingeroepen door een nabestaande als grond voor inzage in het dossier van een overleden patiënt. Aan de hand van verschillende aspecten zoals de verhouding tot de overledene, de aard en omvang van de te verstrekken gegevens en het belang bij inzage, werd beoordeeld of de patiënt toestemming zou hebben gegeven indien hem dit bij leven zou zijn gevraagd. Veronderstelde toestemming als grond voor inzage na overlijden is echter niet opgenomen in de Wgbo. De wetgever heeft daar bewust voor gekozen. Redenen daarvoor zijn dat er weinig jurisprudentie is aangetroffen waarin op grond van veronderstelde toestemming inzage werd verleend, de grond veronderstelde toestemming in de praktijk leidde tot uitvoerings- en interpretatievragen en de rechtspraak op dit punt niet eenduidig was.[6] Bovendien zou in merendeel van de gevallen waarin onder het oude recht inzage werd verleend op grond van veronderstelde toestemming, onder de huidige wet ook inzage worden verleend op basis van een van de nieuwe gronden.[7] Kortom, voor veronderstelde toestemming als grond voor inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt is geen plaats meer.
Tot slot
Met dit blog hebben wij inzicht gegeven in de derde grond voor inzage in en afschrift van het medisch dossier van een overleden patiënt, welke grond kan worden ingeroepen door een ieder in geval van een zwaarwegend belang. In het vierde en laatste deel van onze blogreeks bespreken wij de bijzondere regeling voor de ouders en voogd van een overleden kind.
Vraagt u zich af of in een specifiek geval inzage dient te worden verleend op grond van een zwaarwegend belang? Of heeft u anderszins vragen over inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt? Neem dan gerust contact op met Marloes Roetert Steenbruggen-Hulshof of Milou Janssen.
[1] De gelijktijdig verschenen Brochure voor patiënten laten wij buiten beschouwing.
[2] Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 3 p. 12.
[3] Kamerstukken II 2018/19, 34994, nr. 6, p. 22 en de Handreiking, p. 21.
[4] Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 3 p. 13-14.
[5] De Handreiking par. 6.2.3.3.
[6] Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 3, p. 21-22.
[7] Kamerstukken II 2018/19, 34994, nr. 6, p. 14.