Uit een recent gepubliceerde uitspraak blijkt dat handelen in strijd met de waarheidsplicht van art. 21 Rv een procespartij duur kan komen te staan als daarmee sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure. Een integrale veroordeling in de proces- en advocaatkosten kan het gevolg zijn, zoals in onderhavige kwestie gebeurde.
Beknopte feitenweergave
Pas op 21 februari 2017 is onderhavige uitspraak van de rechtbank Den Haag (kantonrechter te Leiden) d.d. 20 januari 2016 gepubliceerd in een kwestie waarbij misbruik van procesrecht met succes aan de orde werd gesteld. Dit komt niet vaak voor.
Eiser in conventie stelt diverse financiële geschillen te hebben met Onderwater. Onderwater voert met succes verweer en stelt een reconventionele vordering in omdat eiser de waarheidsplicht zou hebben geschonden.
In reconventie worden door Onderwater bedragen van ruim EUR 11.000 en EUR 19.000 gevorderd voor advocaatkosten resp. openstaande nota's.
Ter onderbouwing stelt Onderwater dat eiser onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, althans misbruik van procesrecht maakt door jegens hem schade te vorderen, terwijl eiser bewust diverse onwaarheden aan die vordering ten grondslag heeft gelegd. Onderwater meent dat ingeval van onrechtmatig procederen de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten en niet de forfaitair vast te stellen proceskosten moeten worden vergoed.
Waarheidsplicht
De waarheidsplicht houdt volgens art. 21 Rv in dat procespartijen verplicht zijn van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Worden deze verplichtingen niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgen trekken die hij geraden acht. Het is dus de bedoeling dat procespartijen niet bewust feiten achterhouden of deze onjuist weergeven.
Rechtbank: integrale proceskostenveroordeling
De kantonrechter herhaalt eerst de maatstaf van de Hoge Raad:
"Deze vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM."
Vervolgens wordt geoordeeld dat aan voornoemd criterium is voldaan. Er was sprake van een summiere dagvaarding waarin niet het verweer van Onderwater was weergegeven (in strijd met de substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv). Ook waren in de dagvaarding enkele stellingen opgenomen waarvan eiser wist dat die in strijd met de waarheid waren. Gelet daarop, oordeelt de kantonrechter dat de waarheidsverplichting van art. 21 Rv is geschonden. Één van de gevolgen daarvan is dat Onderwater op kosten is gejaagd omdat hij de onware stellingen in de dagvaarding diende te weerleggen. Zodoende ziet de kantonrechter aanleiding om eiser ook te veroordelen in de daadwerkelijke (advocaat)kosten die Onderwater heeft gemaakt en gevorderd.
Conclusie
De conclusie is dat handelen in strijd met de waarheidsplicht van art. 21 Rv een procespartij duur kan komen te staan als daarmee sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure. Een integrale veroordeling in de proces- en advocaatkosten kan het gevolg zijn, zoals in onderhavige kwestie gebeurde.
Auteur: mr. D.K. (Daan) Baas, advocaat bij Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.
Integrale proceskostenveroordeling ingeval van misbruik van procesrecht
Ontvang relevant nieuws op uw interessegebied
- Eenmalig per maand
- Zelf uw voorkeuren opgeven
- Makkelijk uitschrijven
Gerelateerd
Annotatie in Jurisprudentie Burgerlijk Procesrecht (JBPR 2024/39) over de toepassing van titel 14A Rv in hoger beroep
Het verhaalsrecht van de WAM-verzekeraar bij alcohol in het verkeer
De WAM-verzekeraar mag schade verhalen op de verzekerde wegens roekeloos rijgedrag dat klemrijden vereiste
Een narisico-verzekeraar mag schade verhalen als het ontbreken van een nieuwe WA-verzekering onrechtmatig is wegens maatschappelijke zorgvuldigheid
Hof bevestigt: frauderende derde moet onderzoekskosten betalen aan verzekeraar vanwege onrechtmatig handelen
Misbruik van procesrecht in deelgeschil: verzoeker dient de proceskosten te betalen
Aankomende online en live events
We delen diepgaande kennis en pragmatische inzichten over actuele onderwerpen in het vakgebied en de maatschappelijke thema's waar we dichtbij staan.
Op 15 november 2024 heeft de Hoge Raad een tweede uitspraak gedaan in de Didam-zaak. In die uitspraak, het Didam II-arrest, bepaalt de Hoge Raad onder meer dat overeenkomsten in strijd met het eerdere Didam-arrest als uitgangspunt geldig zijn en dus niet aangetast kunnen worden. Dat biedt zekerheid waaraan in de praktijk veel behoefte bestond.
Dirkzwager organiseert het jaarlijks terugkerend seminar Actualiteiten Onteigening op 25 november 2024 in Roermond.
Wij organiseren ook events op maat. Van kleine tot grote groepen, we zorgen voor een inspirerende sessie afgestemd op uw wensen. Informeer naar de mogelijkheden.