Integrale proceskostenveroordeling ingeval van misbruik van procesrecht

27 februari 2017, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Uit een recent gepubliceerde uitspraak blijkt dat handelen in strijd met de waarheidsplicht van art. 21 Rv een procespartij duur kan komen te staan als daarmee sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure. Een integrale veroordeling in de proces- en advocaatkosten kan het gevolg zijn, zoals in onderhavige kwestie gebeurde.Beknopte feitenweergave Pas op 21 februari 2017 is onderhavige uitspraak van de rechtbank Den Haag (kantonrechter te...
In dit artikel

Uit een recent gepubliceerde uitspraak blijkt dat handelen in strijd met de waarheidsplicht van art. 21 Rv een procespartij duur kan komen te staan als daarmee sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure. Een integrale veroordeling in de proces- en advocaatkosten kan het gevolg zijn, zoals in onderhavige kwestie gebeurde.

Beknopte feitenweergave

Pas op 21 februari 2017 is onderhavige uitspraak van de rechtbank Den Haag (kantonrechter te Leiden) d.d. 20 januari 2016 gepubliceerd in een kwestie waarbij misbruik van procesrecht met succes aan de orde werd gesteld. Dit komt niet vaak voor.

Eiser in conventie stelt diverse financiële geschillen te hebben met Onderwater. Onderwater voert met succes verweer en stelt een reconventionele vordering in omdat eiser de waarheidsplicht zou hebben geschonden.

In reconventie worden door Onderwater bedragen van ruim EUR 11.000 en EUR 19.000 gevorderd voor advocaatkosten resp. openstaande nota's.

Ter onderbouwing stelt Onderwater dat eiser onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, althans misbruik van procesrecht maakt door jegens hem schade te vorderen, terwijl eiser bewust diverse onwaarheden aan die vordering ten grondslag heeft gelegd. Onderwater meent dat ingeval van onrechtmatig procederen de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten en niet de forfaitair vast te stellen proceskosten moeten worden vergoed.

Waarheidsplicht

De waarheidsplicht houdt volgens art. 21 Rv in dat procespartijen verplicht zijn van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Worden deze verplichtingen niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgen trekken die hij geraden acht. Het is dus de bedoeling dat procespartijen niet bewust feiten achterhouden of deze onjuist weergeven.

Rechtbank: integrale proceskostenveroordeling

De kantonrechter herhaalt eerst de maatstaf van de Hoge Raad:

"Deze vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM."

Vervolgens wordt geoordeeld dat aan voornoemd criterium is voldaan. Er was sprake van een summiere dagvaarding waarin niet het verweer van Onderwater was weergegeven (in strijd met de substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv). Ook waren in de dagvaarding enkele stellingen opgenomen waarvan eiser wist dat die in strijd met de waarheid waren. Gelet daarop, oordeelt de kantonrechter dat de waarheidsverplichting van art. 21 Rv is geschonden. Één van de gevolgen daarvan is dat Onderwater op kosten is gejaagd omdat hij de onware stellingen in de dagvaarding diende te weerleggen. Zodoende ziet de kantonrechter aanleiding om eiser ook te veroordelen in de daadwerkelijke (advocaat)kosten die Onderwater heeft gemaakt en gevorderd.

Conclusie

De conclusie is dat handelen in strijd met de waarheidsplicht van art. 21 Rv een procespartij duur kan komen te staan als daarmee sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure. Een integrale veroordeling in de proces- en advocaatkosten kan het gevolg zijn, zoals in onderhavige kwestie gebeurde.



Auteur: mr. D.K. (Daan) Baas, advocaat bij Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

Gerelateerd