Inperking vrije artsenkeuze iets afgezwakt
Uit vertrouwelijke stukken blijkt dat het oorspronkelijke plan om de vergoeding voor ongecontracteerde zorg te verlagen deels verlaten is. In het IZA wordt de maatregel weliswaar nog steeds genoemd, maar daarbij wordt nu expliciet vermeld dat het zogeheten ‘hinderpaalcriterium’ in acht genomen dient te worden. Dit criterium houdt kort samengevat in dat de vergoeding voor ongecontracteerde zorg niet zodanig laag mag zijn dat dit voor verzekerden met een naturapolis een feitelijke hinderpaal vormt om zich te wenden tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder.
In feite vormt de tekst van het IZA daarmee niet meer dan een bevestiging van het uitgangspunt dat de wetgever bij de invoering van artikel 13 Zvw voor ogen had. Ook in de rechtspraak is het hinderpaalcriterium meermaals bevestigd. Zo oordeelde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vorig jaar nog dat zorgverzekeraars de afgelopen jaren niet in overeenstemming met artikel 13 Zvw hebben gehandeld door een generieke korting toe te passen op de gecontracteerde tarieven, omdat zij daarmee een feitelijke hinderpaal hadden gecreëerd voor hun verzekerden.
Coulanceverbod en onafhankelijke indicatiestelling
Ook het coulanceverbod is uit het definitieve IZA verdwenen. In het concept IZA stond nog een verbod voor zorgaanbieders om het verschil in vergoeding tussen ongecontracteerde zorg en gecontracteerde zorg voor eigen rekening te nemen. Een verzekerde die zich tot een ongecontracteerde zorgaanbieder wendt, zou dan altijd een deel van de kosten zelf moeten betalen. Deze - in onze optiek nogal bizarre - maatregel is terecht geschrapt.
Ook de 'onafhankelijke indicatiestelling', die in het concept IZA nog als ‘zwaard van Damocles’ was geïntroduceerd voor het geval het aandeel ongecontracteerde zorg onvoldoende zou afnemen, is uit het definitieve IZA verdwenen.
De wankele basis van het concept IZA
Dat het ministerie van VWS is teruggekomen op een aantal plannen rondom de vrije artsenkeuze valt op zichzelf toe te juichen. De plannen hadden een wankele basis en leken vooral ingestoken door de wens van zorgverzekeraars om betaalbaarheid van zorg boven toegankelijkheid van zorg te verkiezen. Bovendien is onwaarschijnlijk dat de oorspronkelijk aangekondigde maatregelen een effectief middel vormden om te betaalbaarheid van de zorg te verhogen. De maatregelen zouden zorgverzekeraars vooral meer macht hebben gegeven waardoor het hen vooral ‘gemakkelijker’ gemaakt zou zijn om - aan de hand van machtsmiddelen - regie te voeren, terwijl de aandacht eigenlijk zou moeten uitgaan naar de vraag hoe en of basis waarvan regie gevoerd zou moeten worden.
Het concept IZA leek de verantwoordelijkheid voor het aandeel ongecontracteerde zorg ook vooral bij de zorgaanbieders te leggen, terwijl het in eerste plaats de zorgverzekeraars zijn die kunnen sturen op de contracteergraad. Zij zijn de laatste jaren onvoldoende gestimuleerd om de contracteergraad te verhogen en aan hun zorgplicht te voldoen. Zorgverzekeraars schermen nog regelmatig met het argument dat ‘voldoende zorg’ is ingekocht, terwijl de wachtlijstproblematiek onverminderd groot is. De NZa grijpt eenvoudigweg niet in.
De voorgenomen plannen hadden bovendien tot gevolg dat met name mensen met een smalle beurs een vrije keuze werd ontnomen. Het is de vraag in hoeverre dit in het licht van een al bestaande gezondheidskloof (met ook verschillen in toegankelijkheid van zorg) tussen arm en rijk te rechtvaardigen was. Het concept IZA bevatte bovendien geen enkele verplichting voor zorgverzekeraars om transparant te zijn over de keuze om zorgaanbieder A wél en zorgaanbieder B níet te contracteren. Zorgverzekeraars zouden wel de volledige regie krijgen, maar er werd geen enkele vorm van controle geïntroduceerd.
Het definitieve IZA: nog voldoende kanttekeningen
Met het nuanceren van enkele plannen uit het concept IZA zijn zeker nog niet alle zorgen van zorgaanbieders weggenomen. Bij diverse resterende plannen kunnen nog altijd vraagtekens geplaatst worden. Zo vermeldt het IZA dat ongecontracteerde zorgaanbieders voorafgaand aan de behandeling een offerte aan de patiënt moeten sturen, zogenaamd om de patiënt te informeren over de kosten. Nut en noodzaak van deze maatregel is niet aangetoond. Er is geen enkele indicatie dat patiënten hier niet goed over voorgelicht worden. Er zijn bovendien ook nu al NZa-regels die zorgaanbieders verplichten vooraf inzicht te geven in de hoogte van de vergoeding. De maatregel lijkt dan ook primair geïntroduceerd te worden om zorgverzekeraars (en niet patiënten) aan de voordeur inzicht te geven in de kosten en - vooral - in de mate waarin coulance wordt toegepast (dus: besloten wordt het onvergoede deel van de factuur niet in rekening te brengen bij de patiënt) om vervolgens verder te kunnen beknibbelen op de vergoeding voor ongecontracteerde zorg. Met de maatregel laat het ministerie van VWS zien nog altijd erg gevoelig te zijn voor de lobby van zorgverzekeraars. Het is overigens maar zeer de vraag in hoeverre zorgaanbieders voorafgaand aan een behandeling al een realistische prijsinschatting kunnen geven. Deze maatregel levert bovendien extra administratieve lasten op voor ongecontracteerde zorgaanbieders, terwijl zij door instrumenten als het machtigingsvereiste al veelvuldig te maken krijgen met extra papierwerk.