Als je een vordering hebt op een debiteur kan de betaling daarvan pas worden afgedwongen na de verkrijging van een zogenaamde executoriale titel. Deze titel kan op twee manieren verkregen worden, namelijk door een gerechtelijk vonnis of een notariële akte. Het komt in het reguliere handelsverkeer echter maar zelden voor dat een debiteur notarieel laat vastleggen dat hij nog geld schuldig is aan iemand. Als je nog een vordering op iemand hebt en deze vordering wordt niet voldaan, dan is procederen dus al snel noodzakelijk. Ook als de vordering wordt betwist, of de debiteur meent dat hij redenen heeft om niet te betalen, zal het geschil vaak uitmonden in een procedure.
In dit artikel ga ik er vanuit dat de procedure wordt gewonnen. Je beschikt dus over een vonnis waarin de wederpartij veroordeeld wordt tot betaling. Yes. Maar dan? Het winnen van een procedure betekent helaas niet dat het geld al op je rekening staat. In veel gevallen zal een wederpartij netjes gehoor geven aan het vonnis, maar toch komt het in de praktijk vaak voor dat ook dan betaling nog uitblijft. “Ik kan het niet betalen”, of “de vennootschap is leeg”, zijn dan veel gehoorde verweren.
Een kale kip dus. Tenminste, zo stelt de kip. Maar hoe weten we nu dat het echt zo is? Als schuldeiser kan je immers niet in de portemonnee van je debiteur kijken. Of toch wel?
In de wet over het Nederlandse procesrecht (het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: “RV”) is (in artikel 475 g) het volgende bepaald:
“ Een schuldenaar is verplicht aan een deurwaarder die gerechtigd is tegen hem beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven.”
Een deurwaarder kan dus in ieder geval met het vonnis is zijn hand inkomensgegevens opvragen. Maar informatie over het inkomen van een (rechts)persoon geeft alleen geen volledig inzicht in zijn of haar vermogenspositie. In veel gevallen zullen meer gegevens wenselijk zijn.
De Hoge Raad (HR 20 september 1991, NJ 1992/552) heeft in 1991 al aangegeven dat ook de redelijkheid en billijkheid bepaalde verplichtingen voor uw debiteur met zich meebrengt. De Hoge Raad bepaalde als volgt:
“ Een schuldenaar is in beginsel verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Die verplichting gaat echter niet zo ver dat de schuldenaar door het overleggen van bescheiden in feite rekening en verantwoording moet afleggen omtrent zijn financiële handel en wandel.”
De Hoge Raad heeft aldus bepaald dat de redelijkheid en billijkheid met zich mee brengt dat de schuldenaar c.q. debiteur inzage verschaft in zijn vermogenspositie, maar dat deze verplichting is wel begrensd.
In een kort geding bij de Rechtbank Gelderland, waarin op 6 december 2016 uitspraak is gedaan, heeft een debiteur zich op deze begrenzing beroepen. De uitspraak houdt verband met een langslepende procedure tussen het vervoersbedrijf Willemsen-de Koning B.V. en de Provincie Gelderland. De Provincie heeft een door de rechtbank vastgestelde vordering op Willemsen-de Koning van bijna EUR 3,5 mln. Willemsen-de Koning geeft echter aan geen verhaal te bieden. Pogingen tot beslaglegging van de Provincie hebben geen zoden aan de dijk gezet. De Provincie beschikt echter wel over informatie waardoor zij haar twijfels heeft of Willemsen-de Koning wel echt een kale kip is.
Zo heeft Willemsen-de Koning op haar balans staan dat ze voor ruim EUR 6,8 mln vorderingen op debiteuren en groepsmaatschappijen heeft. Volgens Willemsen-de Koning zijn deze debiteuren verpand aan de bank. De Provincie geeft op haar beurt aan dat dit wel zo kan zijn, maar dat dit nog niet hoeft te betekenen dat er geen ‘overwaarde’ in zit. De kans is uiteraard aanwezig dat de vordering van de bank lager is dan het bedrag aan openstaande posten en dat een eventueel restant bedrag dus voor verhaal vatbaar is. De Provincie wil hier graag meer gegevens over ontvangen. De Provincie zou ook graag over een algeheel overzicht van de vermogenspositie beschikken.
Daarnaast heeft Willemsen-de Koning vrij recent aandelen in dochtermaatschappijen verkocht. De Provincie heeft aanleiding te vermoeden dat deze transactie is verricht om de Provincie te benadelen. Om dit vermoeden te kunnen beoordelen wil de Provincie inzage in de transactiedocumenten. Zij voert hiervoor tevens als grondslag het artikel 843a RV aan. Dit artikel bepaalt dat “ hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, een afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.”
Willemsen-de Koning beroept zich op de grenzen die de Hoge Raad in 1991 aan de inlichtingenplicht heeft gesteld. Daarnaast geeft zij aan dat de verzochte informatie vertrouwelijk is. De gevraagde informatie zou bedrijfsvertrouwelijke- en concurrentiegevoelige gegevens betreffen.
De Voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de Provincie toe. Aan de overwegingen van de Hoge Raad voegt de Voorzieningenrechter het volgende -onderstreepte gedeelte- toe:
“ Een schuldenaar is in beginsel verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Die verplichting gaat echter niet zo ver dat de schuldenaar door het overleggen van bescheiden in feite rekening en verantwoording moet afleggen omtrent zijn financiële handel en wandel. Uit dit laatste volgt niet dat de schuldenaar niet tot het verschaffen van bescheiden gehouden kan zijn ter voldoening van zijn inlichtingenplicht. Hoever de verplichting tot het geven van inlichtingen en het verstrekken van bescheiden gaat zal per geval moeten worden bepaald.”
De Voorzieningenrechter voegt hier concreet aan toe dat wel begrepen wordt dat Willemsen-de Koning gegevens over haar bedrijf liever niet prijs wil geven, maar dat niet wordt ingezien dat en waarom concurrenten van Willemsen-de Koning gebruik zouden kunnen maken van de gegevens. De informatie gaat immers alleen naar de Provincie en wordt niet in de openbaarheid gebracht. Van de Provincie mag vervolgens worden verwacht dat zij prudent met de informatie omgaat voor het doel waarvoor zij het heeft verkregen.
Willemsen-de Koning wordt dus veroordeeld tot het vertrekken van een aanzienlijke lijst met informatie en bescheiden die zij aan de Provincie dient te verstrekken.
Kort en goed kan gezegd worden dat je als schuldeiser best wat tools hebt om te onderzoeken of je debiteur echt een kale kip is of niet. Procederen is hiervoor wel nodig. Tenminste, bovengenoemde argumenten en uitspraken kunnen uiteraard ook in schikkingsonderhandelingen worden aangewend. Uw debiteur zit waarschijnlijk ook niet op een procedure te wachten, maar denkt misschien dat hij wel wegkomt met de ‘kale kip stelling’. Laat je hiermee echter niet te snel met een kluitje het riet in sturen. Mocht u hier hulp bij nodig hebben neem dan gerust contact met mij op.
In dit artikel ga ik er vanuit dat de procedure wordt gewonnen. Je beschikt dus over een vonnis waarin de wederpartij veroordeeld wordt tot betaling. Yes. Maar dan? Het winnen van een procedure betekent helaas niet dat het geld al op je rekening staat. In veel gevallen zal een wederpartij netjes gehoor geven aan het vonnis, maar toch komt het in de praktijk vaak voor dat ook dan betaling nog uitblijft. “Ik kan het niet betalen”, of “de vennootschap is leeg”, zijn dan veel gehoorde verweren.
Een kale kip dus. Tenminste, zo stelt de kip. Maar hoe weten we nu dat het echt zo is? Als schuldeiser kan je immers niet in de portemonnee van je debiteur kijken. Of toch wel?
In de wet over het Nederlandse procesrecht (het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: “RV”) is (in artikel 475 g) het volgende bepaald:
“ Een schuldenaar is verplicht aan een deurwaarder die gerechtigd is tegen hem beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven.”
Een deurwaarder kan dus in ieder geval met het vonnis is zijn hand inkomensgegevens opvragen. Maar informatie over het inkomen van een (rechts)persoon geeft alleen geen volledig inzicht in zijn of haar vermogenspositie. In veel gevallen zullen meer gegevens wenselijk zijn.
De Hoge Raad (HR 20 september 1991, NJ 1992/552) heeft in 1991 al aangegeven dat ook de redelijkheid en billijkheid bepaalde verplichtingen voor uw debiteur met zich meebrengt. De Hoge Raad bepaalde als volgt:
“ Een schuldenaar is in beginsel verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Die verplichting gaat echter niet zo ver dat de schuldenaar door het overleggen van bescheiden in feite rekening en verantwoording moet afleggen omtrent zijn financiële handel en wandel.”
De Hoge Raad heeft aldus bepaald dat de redelijkheid en billijkheid met zich mee brengt dat de schuldenaar c.q. debiteur inzage verschaft in zijn vermogenspositie, maar dat deze verplichting is wel begrensd.
In een kort geding bij de Rechtbank Gelderland, waarin op 6 december 2016 uitspraak is gedaan, heeft een debiteur zich op deze begrenzing beroepen. De uitspraak houdt verband met een langslepende procedure tussen het vervoersbedrijf Willemsen-de Koning B.V. en de Provincie Gelderland. De Provincie heeft een door de rechtbank vastgestelde vordering op Willemsen-de Koning van bijna EUR 3,5 mln. Willemsen-de Koning geeft echter aan geen verhaal te bieden. Pogingen tot beslaglegging van de Provincie hebben geen zoden aan de dijk gezet. De Provincie beschikt echter wel over informatie waardoor zij haar twijfels heeft of Willemsen-de Koning wel echt een kale kip is.
Zo heeft Willemsen-de Koning op haar balans staan dat ze voor ruim EUR 6,8 mln vorderingen op debiteuren en groepsmaatschappijen heeft. Volgens Willemsen-de Koning zijn deze debiteuren verpand aan de bank. De Provincie geeft op haar beurt aan dat dit wel zo kan zijn, maar dat dit nog niet hoeft te betekenen dat er geen ‘overwaarde’ in zit. De kans is uiteraard aanwezig dat de vordering van de bank lager is dan het bedrag aan openstaande posten en dat een eventueel restant bedrag dus voor verhaal vatbaar is. De Provincie wil hier graag meer gegevens over ontvangen. De Provincie zou ook graag over een algeheel overzicht van de vermogenspositie beschikken.
Daarnaast heeft Willemsen-de Koning vrij recent aandelen in dochtermaatschappijen verkocht. De Provincie heeft aanleiding te vermoeden dat deze transactie is verricht om de Provincie te benadelen. Om dit vermoeden te kunnen beoordelen wil de Provincie inzage in de transactiedocumenten. Zij voert hiervoor tevens als grondslag het artikel 843a RV aan. Dit artikel bepaalt dat “ hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, een afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.”
Willemsen-de Koning beroept zich op de grenzen die de Hoge Raad in 1991 aan de inlichtingenplicht heeft gesteld. Daarnaast geeft zij aan dat de verzochte informatie vertrouwelijk is. De gevraagde informatie zou bedrijfsvertrouwelijke- en concurrentiegevoelige gegevens betreffen.
De Voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de Provincie toe. Aan de overwegingen van de Hoge Raad voegt de Voorzieningenrechter het volgende -onderstreepte gedeelte- toe:
“ Een schuldenaar is in beginsel verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Die verplichting gaat echter niet zo ver dat de schuldenaar door het overleggen van bescheiden in feite rekening en verantwoording moet afleggen omtrent zijn financiële handel en wandel. Uit dit laatste volgt niet dat de schuldenaar niet tot het verschaffen van bescheiden gehouden kan zijn ter voldoening van zijn inlichtingenplicht. Hoever de verplichting tot het geven van inlichtingen en het verstrekken van bescheiden gaat zal per geval moeten worden bepaald.”
De Voorzieningenrechter voegt hier concreet aan toe dat wel begrepen wordt dat Willemsen-de Koning gegevens over haar bedrijf liever niet prijs wil geven, maar dat niet wordt ingezien dat en waarom concurrenten van Willemsen-de Koning gebruik zouden kunnen maken van de gegevens. De informatie gaat immers alleen naar de Provincie en wordt niet in de openbaarheid gebracht. Van de Provincie mag vervolgens worden verwacht dat zij prudent met de informatie omgaat voor het doel waarvoor zij het heeft verkregen.
Willemsen-de Koning wordt dus veroordeeld tot het vertrekken van een aanzienlijke lijst met informatie en bescheiden die zij aan de Provincie dient te verstrekken.
Kort en goed kan gezegd worden dat je als schuldeiser best wat tools hebt om te onderzoeken of je debiteur echt een kale kip is of niet. Procederen is hiervoor wel nodig. Tenminste, bovengenoemde argumenten en uitspraken kunnen uiteraard ook in schikkingsonderhandelingen worden aangewend. Uw debiteur zit waarschijnlijk ook niet op een procedure te wachten, maar denkt misschien dat hij wel wegkomt met de ‘kale kip stelling’. Laat je hiermee echter niet te snel met een kluitje het riet in sturen. Mocht u hier hulp bij nodig hebben neem dan gerust contact met mij op.
Gerelateerd
Commercial