Achtergrond: schadevergoeding onder de AVG
Artikel 82 van de AVG bepaalt dat eenieder die materiële of immateriële schade heeft geleden als gevolg van een inbreuk op de AVG, recht heeft op schadevergoeding. In de rechtspraktijk is sinds de invoering van de AVG veelvuldig gediscussieerd over de toepassing van deze bepaling. Kernvragen in die discussie zijn vaak i) of de enkele schending van de AVG al maakt dat een betrokkene recht heeft op schadevergoeding en ii) of er in Europa een uniform schadebegrip geldt of dat de beoordeling van schade aan de nationale rechtsorde is.
Vragen die (onder andere) door het Öberste Gerichtshof (de hoogste federale rechter in civiele en strafzaken van Oostenrijk) medio 2021 gesteld zijn aan het Hof en nu in een langverwacht arrest op 4 mei 2023 door het Hof beantwoord zijn.
Casus en prejudiciële procedure
In de casus die de aanleiding vormt voor het arrest van het Hof gaat het om het volgende. Österreichische Post, een Oostenrijks postbedrijf, verzamelt informatie over de politieke voorkeur van de Oostenrijkse bevolking. Op basis daarvan stelt zij, in combinatie met sociale en demografische gegevens, doelgroepen samen. De gegenereerde gegevens in de vorm van doelgroepen werden verkocht aan verschillende organisaties, zodat die organisaties doelgerichte reclame konden versturen.
Een betrokken burger, die ervan op de hoogte raakte dat Österreichische Post aan hem een hoge affiniteit met een bepaalde Oostenrijkse politieke partij heeft toegekend en niet had ingestemd met de verwerking van zijn persoonsgegevens, stelde dat deze verwerking hem ernstige ergernis, een verlies van vertrouwen en een gevoel van vernedering bezorgde. Hij vordert bij de Oostenrijkse rechter een schadevergoeding van € 1.000,00 vanwege geleden immateriële schade.
De kwestie komt uiteindelijk bij het Oberste Gerichtshof en deze twijfelt over de vraag in hoeverre het recht op schadevergoeding zoals vastgelegd in artikel 82 AVG reikt. Het Oberste Gerichtshof stelt – vrij vertaald – drie prejudiciële vragen aan het Hof:
- Is voor de toekenning van schadevergoeding naast een inbreuk op de AVG vereist dat de eisende partij schade heeft geleden, of is de enkele inbreuk op de AVG voldoende?
- Moet er voor de berekening van schadevergoeding naast de beginselen van doeltreffendheid en gelijkwaardigheid rekening worden gehouden met andere Unierechtelijke bepalingen (oftewel: geldt er een Europees schadebegrip)?
- Is het verenigbaar met het Unierecht als voor de toekenning van immateriële schadevergoeding een bepaalde drempel van ernst geldt?
Wat oordeelt het Hof?
Het Hof beantwoordt deze vragen – samengevat – als volgt:
- Enkele schending op de AVG levert geen schade op en de schadebegrippen in artikel 82 AVG zijn autonome begrippen
Voor de toekenning van schadevergoeding op grond van de AVG is vereist: 1) een inbreuk op de AVG, 2) geleden schade, en 3) een causaal verband tussen die schade en de inbreuk. Deze vereisten zijn cumulatief (r.o. 32). Een enkele schending van de AVG levert (dus) nog geen schadevergoeding op, omdat daarmee slechts aan één van de drie cumulatieve vereisten is voldaan (r.o. 33).
Verder overweegt het Hof dat de begrippen “materiële of immateriële schade” en “schadevergoeding voor de geleden schade” van artikel 82 AVG autonome begrippen zijn en in alle lidstaten uniform moeten worden uitgelegd (r.o. 30).
- Vaststelling van schadevergoeding is een zaak van de nationale rechtsorde
Het Hof stelt vast dat de AVG geen regels bevat over de vaststelling van schadevergoeding. Het is in dat geval volgens het Hof volgens vaste rechtspraak een zaak van de rechtsorde van de lidstaten om de regels vast te stellen voor de vorderingen die worden in gediend in verband met artikel 82 AVG (r.o. 53 en 54). Daarbij moeten in het nationaal recht wel het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen (r.o. 54).[1] Van belang is tot slot dat de werkelijk geleden schade volledig wordt vergoed (“volledig en daadwerkelijk”), zonder dat er een punitieve schadevergoeding wordt toegekend (r.o. 58).
- Op basis van de AVG geldt geen minimumdrempel voor schade, maar betrokkene moet wel bewijzen dat hij schade heeft geleden
Het begrip ‘schade’ in de zin van artikel 82 AVG is volgens het Hof niet beperkt tot schade van een bepaalde ernst (r.o. 46), omdat dit in de AVG immers niet zo wordt vermeld. De betrokkene die schadevergoeding eist moet wel bewijzen dat de negatieve gevolgen van de inbreuk voor hem daadwerkelijk schade opleveren (r.o. 50). Onder verwijzing naar de hiervoor onder 2) beantwoorde vraag, dient schadevergoeding immers ter vergoeding van werkelijk geleden schade. De advocaat-generaal Campos Sánchez-Bordona maakte in zijn conclusie al het onderscheid tussen louter ergernis (geen vergoeding mogelijk) en reële immateriële schade (wel vergoeding mogelijk). Daarbij merkt ook hij op dat het aan de rechters van de lidstaten is om in geschillen te beoordelen waarvan sprake is. Ook advocaat-generaal Pitruzzella bevestigt dit in een recente conclusie in een Bulgaarse kwestie over samengevat (de gevolgen van) een hackaanval.
Gevolgen voor Nederlandse rechtspraktijk
Onzes inziens is het arrest van het Hof – in het licht van (de overwegingen bij) de AVG – goed te volgen. De discussie in de rechtsliteratuur en -praktijk die wij in de inleiding van dit blog al aanhaalden is met dit arrest ook meteen beslecht. Het Hof heeft immers een duidelijke koers bepaald: de AVG biedt geen ruimte voor een claimcultuur waarin iedere schending van de AVG al een succesvolle schadeclaim oplevert. De huidige tendens waarin dit door betrokkenen in civiele en bestuursrechtelijke (massa)procedures werd gepoogd, zal naar onze verwachting dan ook aan populariteit verliezen.
Ook het oordeel van het Hof dat het een zaak van de nationale rechtsorde is om regels vast te stellen voor de vorderingen die worden ingediend onder artikel 82 AVG, en in het bijzonder de criteria ter bepaling van de omvang van de in dat verband verschuldigde schadevergoeding, is welkom voor de rechtspraktijk. Het bevestigt namelijk dat in de Nederlandse rechtspraak over schadevergoeding uit hoofde van de AVG (in de meeste gevallen) terecht aansluiting is gezocht bij het nationale (en civiele) schadevergoedingsrecht. Specifiek voor immateriële schade, zoals in de onderhavige kwestie van het Oostenrijkse postbedrijf gevorderd werd, geldt in Nederland in dat geval artikel 6:106 BW en hetgeen daarover in het zgn. EBI-arrest door de Hoge Raad geoordeeld is. Wij hebben daarover diverse blogs geschreven (zie dit blog en dit blog). In het heel kort: in Nederland geldt in dat geval dat sprake moet zijn van aantoonbaar geestelijk letsel ofwel een andere schending van bepaalde aard en ernst die eveneens aantoonbaar is. Daarbij zal de betrokkene in beginsel moeten aantonen dat hij deze schade daadwerkelijk geleden heeft. Als de nadelige gevolgen zo evident zijn, kan eventueel een persoonsaantasting worden aangenomen (hetgeen niet snel aan de orde zal zijn bij een schending van de AVG).
Tot slot
Tijdens het seminar dat ons privacyteam op 25 mei 2023 organiseert, vijf jaar nadat de AVG van kracht werd, gaan wij tijdens een break-out sessie nader in op het onderwerp schadevergoeding onder de AVG. Via deze link kunt u zich gratis aanmelden voor ons seminar.
Heeft u vragen over het arrest van het Hof? Of heeft u te maken met een claim van betrokkene(n) voor de toekenning van schadevergoeding wegens een inbreuk op de AVG? Neem gerust contact op met Sven Wakker of Milou Janssen. Wij wisselen vanuit onze (proces)ervaring op dit onderwerp graag vrijblijvend met u van gedachten.
[1] In het Manfredi-arrest heeft het Hof toegelicht wat deze beginselen inhouden (HvJ EU 13 juli 2006, C-295/04 en C-298/04, ECLI:EU:C:2006:461, r.o. 92 e.v.): het gelijkwaardigheidsbeginsel houdt in dat de regels die gelden niet ongunstiger zijn dat die welke voor soortgelijke vorderingen naar nationaal recht gelden en het doeltreffendheidsbeginsel wil zeggen dat de uitoefening van de door de EU verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk mag worden gemaakt.