Op donderdag 19 januari 2017 was Taco Dibbits, directeur van het Rijksmuseum, bij De Wereld Draait Door te gast. Hij sprak daar met Matthijs van Nieuwkerk over de kunsthandelaar Tom Kaplan, die is gespecialiseerd in oude meesters. Tot groot genoegen van Van Nieuwkerk was Dibbits openhartig over het feit dat hij Kaplan voorafgaand aan een kunstveiling een belletje geeft als op die veiling een werk wordt verkocht waarin het Rijk(smuseum) is geïnteresseerd. Volgens Dibbits vat Kaplan zijn telefoontje op als signaal om niet mee te bieden op dat werk. Van Nieuwkerk vindt het fantastisch nieuws. Het Rijksmuseum kan een lagere prijs bieden in de wetenschap dat een belangrijke concurrent niet mee zal doen. Maar houdt het Rijksmuseum wel rekening met het kartelverbod? Zo niet, dan begeeft het zich op glad ijs.
Het Europese en Nederlandse kartelverbod verbieden beide (kort gezegd) concurrentiebeperkende afspraken tussen ondernemingen. Ook het (eenzijdig) verstrekken van concurrentiegevoelige informatie (over toekomstig biedgedrag) kan worden aangemerkt als afspraak in de zin van het kartelverbod, zeker als (stilzwijgend) duidelijk is dat de ontvanger die informatie betrekt bij de vraag of hij op een veiling meebiedt. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) die in Nederland toezicht houdt op het kartelverbod (de Commissie doet dat op Europees niveau) heeft diverse besluiten genomen over biedafspraken. In 2013 hebben kunsthandelaren aan de ACM (op straffe van een boete bij niet-naleving) toegezegd “zich vooraf en tijdens een veiling in Nederland [te] onthouden van afspraken over het biedgedrag op de veiling.” In 2012 en 2013 zijn diverse vastgoedhandelaren door de ACM zelfs beboet vanwege het manipuleren van executieveilingen van huizen. In die zaak kwalificeerde de ACM de afstemming van aanbiedingen als een zeer zware inbreuk op het kartelverbod. Tot uitgangspunt kan worden genomen dat het uitwisselen van concurrentiegevoelige informatie over toekomstig biedgedrag op veilingen niet van risico is ontbloot als die uitwisseling plaatsvindt tussen ondernemingen.
Natuurlijk wil ik allerminst beweren dat het Rijk(smuseum) en Kaplan door het uitwisselen van concurrentiegevoelige informatie betrokken zijn bij een (verboden) kartel. Zij kunnen bijvoorbeeld worden geholpen door het feit dat het kartelverbod uitsluitend betrekking heeft op afspraken tussen ondernemingen. Voor toepassing van het kartelverbod is het Rijk(smuseum) in ieder geval een onderneming. Als Kaplan uitsluitend inkoopt ten behoeve van zijn privécollectie en zelf niet bedrijfsmatig schilderijen verhandelt, kwalificeert hij niet als onderneming. Grote terughoudendheid aan de zijde van het (Rijks)museum is in elk geval raadzaam als Dibbits - naast Kaplan – (ook) andere musea (niet behorende tot de Rijksmusea) en/of commerciële handelaren informeert over zijn biedintenties. In dat geval komt het kartelverbod vanzelfsprekend in beeld.
Mogelijk kan het Rijksmuseum ook een beroep doen op een uitzondering. Daarbij kan van belang zijn dat het Rijksmuseum door middel van de Erfgoedwet is belast met de uitvoering van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Het Nederlandse en Europese kartelverbod zijn dan uitsluitend van toepassing voor zover daarmee de uitvoering van de DAEB niet in gevaar komt. Bovendien zijn concurrentiebeperkende afspraken toegestaan indien (kort weergegeven) de (economische) voordelen opwegen tegen de nadelen van de concurrentiebeperking. Beide uitzonderingen worden door nationale en Europese rechters zeer restrictief uitgelegd.
De risico’s van een overtreding van het kartelverbod zijn voor de betrokken partijen aanzienlijk. Het kan in ieder geval leiden tot een boete voor de betrokken ondernemingen (het Rijk(smuseum)) en leidinggevenden (Dibbits). Ik raad Dibbits in ieder geval aan in de toekomst eerst de advocaat van het Rijk(smuseum) te bellen voor advies, voordat hij de telefoon oppakt om met een andere deelnemer aan een veiling te overleggen over voorgenomen biedgedrag.
Het Europese en Nederlandse kartelverbod verbieden beide (kort gezegd) concurrentiebeperkende afspraken tussen ondernemingen. Ook het (eenzijdig) verstrekken van concurrentiegevoelige informatie (over toekomstig biedgedrag) kan worden aangemerkt als afspraak in de zin van het kartelverbod, zeker als (stilzwijgend) duidelijk is dat de ontvanger die informatie betrekt bij de vraag of hij op een veiling meebiedt. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) die in Nederland toezicht houdt op het kartelverbod (de Commissie doet dat op Europees niveau) heeft diverse besluiten genomen over biedafspraken. In 2013 hebben kunsthandelaren aan de ACM (op straffe van een boete bij niet-naleving) toegezegd “zich vooraf en tijdens een veiling in Nederland [te] onthouden van afspraken over het biedgedrag op de veiling.” In 2012 en 2013 zijn diverse vastgoedhandelaren door de ACM zelfs beboet vanwege het manipuleren van executieveilingen van huizen. In die zaak kwalificeerde de ACM de afstemming van aanbiedingen als een zeer zware inbreuk op het kartelverbod. Tot uitgangspunt kan worden genomen dat het uitwisselen van concurrentiegevoelige informatie over toekomstig biedgedrag op veilingen niet van risico is ontbloot als die uitwisseling plaatsvindt tussen ondernemingen.
Natuurlijk wil ik allerminst beweren dat het Rijk(smuseum) en Kaplan door het uitwisselen van concurrentiegevoelige informatie betrokken zijn bij een (verboden) kartel. Zij kunnen bijvoorbeeld worden geholpen door het feit dat het kartelverbod uitsluitend betrekking heeft op afspraken tussen ondernemingen. Voor toepassing van het kartelverbod is het Rijk(smuseum) in ieder geval een onderneming. Als Kaplan uitsluitend inkoopt ten behoeve van zijn privécollectie en zelf niet bedrijfsmatig schilderijen verhandelt, kwalificeert hij niet als onderneming. Grote terughoudendheid aan de zijde van het (Rijks)museum is in elk geval raadzaam als Dibbits - naast Kaplan – (ook) andere musea (niet behorende tot de Rijksmusea) en/of commerciële handelaren informeert over zijn biedintenties. In dat geval komt het kartelverbod vanzelfsprekend in beeld.
Mogelijk kan het Rijksmuseum ook een beroep doen op een uitzondering. Daarbij kan van belang zijn dat het Rijksmuseum door middel van de Erfgoedwet is belast met de uitvoering van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Het Nederlandse en Europese kartelverbod zijn dan uitsluitend van toepassing voor zover daarmee de uitvoering van de DAEB niet in gevaar komt. Bovendien zijn concurrentiebeperkende afspraken toegestaan indien (kort weergegeven) de (economische) voordelen opwegen tegen de nadelen van de concurrentiebeperking. Beide uitzonderingen worden door nationale en Europese rechters zeer restrictief uitgelegd.
De risico’s van een overtreding van het kartelverbod zijn voor de betrokken partijen aanzienlijk. Het kan in ieder geval leiden tot een boete voor de betrokken ondernemingen (het Rijk(smuseum)) en leidinggevenden (Dibbits). Ik raad Dibbits in ieder geval aan in de toekomst eerst de advocaat van het Rijk(smuseum) te bellen voor advies, voordat hij de telefoon oppakt om met een andere deelnemer aan een veiling te overleggen over voorgenomen biedgedrag.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun