Faillietverklaring
De schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij is opgehouden te betalen, kan door de rechtbank failliet worden verklaard. Beoordeeld dient te worden of de schuldenaar meerdere schuldeisers onbetaald laat en tenminste één schuldeiser een opeisbare vordering op de schuldenaar heeft. Dit wordt het pluraliteitsvereiste genoemd. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient nog onderzocht te worden of de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Dit zal aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden moeten geschieden.
Het faillissement kan zowel op verzoek van de schuldenaar als op verzoek van een schuldeiser worden uitgesproken. In dat laatste geval zal – naast het verkeren in de toestand van te hebben opgehouden te betalen – ook summierlijk moeten blijken van het bestaan van het vorderingsrecht van de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd.
Hoger beroep
Indien de schuldenaar op verzoek van een schuldeiser failliet is verklaard (en op dat verzoek is gehoord), kan hij tegen die faillietverklaring hoger beroep bij het bevoegde gerechtshof instellen. Deze mogelijkheid heeft de schuldenaar niet in het geval hij zelf om zijn faillietverklaring heeft verzocht. De schuldenaar heeft gedurende acht dagen, na de dag van faillietverklaring, het recht om in hoger beroep te gaan.
Onderzoek in hoger beroep
Het gerechtshof zal in hoger beroep opnieuw moeten onderzoeken of de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Het gerechtshof bekijkt bijvoorbeeld of de schuldenaar in staat is al zijn schuldeisers te betalen. Dit kan integrale betaling betekenen, maar ook dat er sprake is van een tussen de schuldenaar en al zijn schuldeisers getroffen betalingsregeling. Ook de kosten die de aangestelde curator tot het hoger beroep heeft moeten maken, komen voor rekening van de schuldenaar en dienen door hem te worden voldaan.
Het onderzoek dat het gerechtshof in hoger beroep verricht, gebeurt “ex nunc”. Dit betekent dat het gerechtshof op het moment van het hoger beroep moet beoordelen of er inderdaad sprake is van een schuldenaar die verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Stel dat achteraf blijkt dat op het moment van faillietverklaring door de rechtbank geen sprake was van een faillissementssituatie, maar ten tijde van de beoordeling in hoger beroep wel, dan zal de faillietverklaring in stand blijven.
Gevolgen van vernietiging
Wanneer de uitkomst van het onderzoek van het gerechtshof is dat niet langer sprake is van een faillissementssituatie, zal de faillietverklaring worden vernietigd. In dat geval blijven de handelingen (bijvoorbeeld opzegging van de huurovereenkomst, verkoop van activa) in stand die de curator tot en met de dag waarop de vernietiging is gepubliceerd heeft verricht. Dit geldt niet voor door de curator opgezegde arbeidsovereenkomsten. Voor die overeenkomsten geldt dat zij achteraf worden beheerst door het recht dat van toepassing is buiten faillissement. Dit betekent bijvoorbeeld dat na vernietiging weer de reguliere (wettelijke of contractuele) opzegtermijnen gelden voor de opzegging. Heeft de curator tegen een kortere termijn opgezegd, dan kan de werknemer schadevergoeding van zijn werkgever vorderen.
Slot
Een schuldenaar die op verzoek van zijn schuldeiser failliet is verklaard en dat ongedaan wenst te maken, kan hoger beroep tegen de faillietverklaring instellen. Het is in dat kader van belang dat de termijn in acht wordt genomen. Het hoger beroep dient binnen acht dagen na de dag van faillietverklaring te worden ingesteld. Gebeurt dat niet, dan is het faillissement definitief. Tijdens het hoger beroep dient de schuldenaar aan te tonen dat hij niet (langer) verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Indien hij daarin slaagt, zal het faillissement worden vernietigd.
De schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij is opgehouden te betalen, kan door de rechtbank failliet worden verklaard. Beoordeeld dient te worden of de schuldenaar meerdere schuldeisers onbetaald laat en tenminste één schuldeiser een opeisbare vordering op de schuldenaar heeft. Dit wordt het pluraliteitsvereiste genoemd. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient nog onderzocht te worden of de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Dit zal aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden moeten geschieden.
Het faillissement kan zowel op verzoek van de schuldenaar als op verzoek van een schuldeiser worden uitgesproken. In dat laatste geval zal – naast het verkeren in de toestand van te hebben opgehouden te betalen – ook summierlijk moeten blijken van het bestaan van het vorderingsrecht van de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd.
Hoger beroep
Indien de schuldenaar op verzoek van een schuldeiser failliet is verklaard (en op dat verzoek is gehoord), kan hij tegen die faillietverklaring hoger beroep bij het bevoegde gerechtshof instellen. Deze mogelijkheid heeft de schuldenaar niet in het geval hij zelf om zijn faillietverklaring heeft verzocht. De schuldenaar heeft gedurende acht dagen, na de dag van faillietverklaring, het recht om in hoger beroep te gaan.
Onderzoek in hoger beroep
Het gerechtshof zal in hoger beroep opnieuw moeten onderzoeken of de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Het gerechtshof bekijkt bijvoorbeeld of de schuldenaar in staat is al zijn schuldeisers te betalen. Dit kan integrale betaling betekenen, maar ook dat er sprake is van een tussen de schuldenaar en al zijn schuldeisers getroffen betalingsregeling. Ook de kosten die de aangestelde curator tot het hoger beroep heeft moeten maken, komen voor rekening van de schuldenaar en dienen door hem te worden voldaan.
Het onderzoek dat het gerechtshof in hoger beroep verricht, gebeurt “ex nunc”. Dit betekent dat het gerechtshof op het moment van het hoger beroep moet beoordelen of er inderdaad sprake is van een schuldenaar die verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Stel dat achteraf blijkt dat op het moment van faillietverklaring door de rechtbank geen sprake was van een faillissementssituatie, maar ten tijde van de beoordeling in hoger beroep wel, dan zal de faillietverklaring in stand blijven.
Gevolgen van vernietiging
Wanneer de uitkomst van het onderzoek van het gerechtshof is dat niet langer sprake is van een faillissementssituatie, zal de faillietverklaring worden vernietigd. In dat geval blijven de handelingen (bijvoorbeeld opzegging van de huurovereenkomst, verkoop van activa) in stand die de curator tot en met de dag waarop de vernietiging is gepubliceerd heeft verricht. Dit geldt niet voor door de curator opgezegde arbeidsovereenkomsten. Voor die overeenkomsten geldt dat zij achteraf worden beheerst door het recht dat van toepassing is buiten faillissement. Dit betekent bijvoorbeeld dat na vernietiging weer de reguliere (wettelijke of contractuele) opzegtermijnen gelden voor de opzegging. Heeft de curator tegen een kortere termijn opgezegd, dan kan de werknemer schadevergoeding van zijn werkgever vorderen.
Slot
Een schuldenaar die op verzoek van zijn schuldeiser failliet is verklaard en dat ongedaan wenst te maken, kan hoger beroep tegen de faillietverklaring instellen. Het is in dat kader van belang dat de termijn in acht wordt genomen. Het hoger beroep dient binnen acht dagen na de dag van faillietverklaring te worden ingesteld. Gebeurt dat niet, dan is het faillissement definitief. Tijdens het hoger beroep dient de schuldenaar aan te tonen dat hij niet (langer) verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Indien hij daarin slaagt, zal het faillissement worden vernietigd.