Hoge Raad: meerprijs bij meerwerk vereist geen kennis opdrachtgever over omvang prijsverhoging

12 juli 2022, laatst geüpdatet 11 september 2024
Als een opdrachtgever veranderingen of toevoegingen in het met een aannemer overeengekomen werk wenst, moet de aannemer de opdrachtgever wijzen op de noodzaak van de daaruit voortvloeiende prijsverhoging (artikel 7:755 BW). Alleen dan kan hij een verhoging van de prijs vorderen, “tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen”. Recent liet de Hoge Raad zich uit over de vraag of voor de toepassing van deze tenzij-regel vereist is dat de opdrachtgever inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten.
Frank Cornelissen 
Frank Cornelissen 
Advocaat - Associate Partner
In dit artikel

De casus die bij de Hoge Raad voorlag, is als volgt. Een opdrachtgever verstrekt na ontvangst van een offerte aan een aannemer de opdracht om een aantal raatliggers (stalen hoofdliggers) te maken voor een prijs van € 9.000,- exclusief btw. Enige tijd na opdrachtverlening vraagt de aannemer aan de opdrachtgever of de raadliggers ook moeten worden bewerkt: “(…) Is het de bedoeling dat wij de liggers compleet afmaken? Wij hebben alleen de opdracht voor het produceren van de liggers als raatligger en geen verdere bewerkingen. Laat ons aub even iets weten?”. De opdrachtgever verstuurt vervolgens de detaillering van de raatliggers naar de aannemer. Na levering van de raadliggers stuurt de aannemer een factuur van € 9.000,- exclusief btw voor de geoffreerde werkzaamheden en een factuur van € 42.564,36 inclusief btw voor de aanvullende werkzaamheden. De opdrachtgever weigert de factuur te betalen, maar wordt door zowel de rechtbank Oost-Brabant als het Hof Den Bosch tot betaling van de factuur veroordeeld.

In cassatie bij de Hoge Raad betoogt de opdrachtgever dat voor de toepassing van de tenzij-regel van artikel 7:755 BW onvoldoende is dat de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Daarvoor zou ook vereist zijn dat de opdrachtgever (een reëel) inzicht heeft in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten. De Hoge Raad gaat echter niet met dat betoog mee. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met artikel 7:755 BW heeft beoogd te bepalen dat toestemming tot meerwerk niet zonder meer toestemming tot prijsverhoging meebrengt. Zodoende wordt een opdrachtgever in bepaalde mate beschermd, maar die bescherming gaat niet zover als de opdrachtgever betoogt. De omstandigheid dat voor de opdrachtgever duidelijk had moeten zijn dát het meerwerk prijsverhoging meebrengt, is voldoende voor prijsverhoging, ook als inzicht in de omvang van de prijsverhoging ontbrak. Het lag daarom op de weg van de opdrachtgever om met de aannemer over de omvang van de prijsverhoging te overleggen en vervolgens af te wegen of hij het meerwerk aan de aannemer wilde opdragen.

In het geval artikel 7:755 BW van toepassing is, moet het meerwerk - indien het bedrag van de verhoging niet is bepaald of daarvoor slechts een richtprijs is bepaald - op de voet van artikel 7:752 lid 1 BW worden afgerekend, zo oordeelt de Hoge Raad. Voor het meerwerk is dan “een redelijke prijs” verschuldigd.

Conclusie en praktische aanwijzing voor opdrachtgevers

Kortom, als opdrachtgever is het zaak om bij een verzoek om of instemming met veranderingen in het overeengekomen werk alert te zijn op mogelijke prijsconsequenties. Als wijzigingen naar objectieve maatstaven prijsverhogend zijn, dan kan de opdrachtgever niet achterover leunen, maar zal hij daarover met de aannemer in gesprek moeten gaan en een prijsopgaaf moeten vragen. Zo voorkomt de opdrachtgever dat hij achteraf onverwacht met hoge(re) kosten wordt geconfronteerd en met de aannemer in een discussie over de prijs van het meerwerk verzeild raakt. Overigens is ook een aannemer gebaat bij duidelijke afspraken over de kosten van toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk. De aannemer kan hiermee immers discussie over zijn facturen voorkomen. In dit geval was de aannemer een circa vijf jaar durende procedure bespaard gebleven.

Heeft u als opdrachtgever of aannemer met uw contractspartij verschil van inzicht over de verrekening van meer- of minderwerk, neem dan contact op met Frank Cornelissen, Mathijs Jonkers of een van de andere advocaten uit het bouwrechtteam van Dirkzwager.

Gerelateerd

Aandachtspunten bij Publiek-Private Samenwerkingen gericht op innovatie

Gaat u deelnemen aan een publiek–private samenwerking (PPS)? Hieronder worden enkele juridische en fiscale aandachtspunten genoemd voor PPS-contracten.

Annotatie in Jurisprudentie Aanbestedingsrecht (JAAN) over wezenlijke wijziging bij verstrijken contractuele termijn

In het tijdschrift Jurisprudentie Aanbestedingsrecht (JAAN 2024/77, afl. 4) is een noot van Tony van Wijk en Mathijs Jonkers verschenen over de vraag of het...

Gemeenten en zorgaanbieders opgelet: AMvB reële prijzen Jeugdwet per 1 juli in werking getreden

Op 1 juli 2024 is de AMvB reële prijzen Jeugdwet (‘AMvB’) in werking getreden. Met deze AMvB worden voor gemeenten nadere regels gesteld omtrent het...

Boete voor kartelvorming bij aanbestedingen: het belang van onmiddellijk distantiëren van ontvangen concurrentiegevoelige informatie

[authors value=' ' /] De ACM heeft in 2020 een boete opgelegd aan twee dakdekkers in Amsterdam die hun inschrijfprijs in het kader van een aanbesteding...

Verstrijken contractueel overeengekomen termijn levert geen wezenlijke wijziging op

Het verstrijken van een overeengekomen contractuele termijn levert volgens de Utrechtse voorzieningenrechter in beginsel geen materiële wijziging op van de...

ACM mag Marktverkenning naar ICT in de zorg (en de rol van Chipsoft) alsnog publiceren

Op 21 november 2023 heeft de ACM de Marktverkenning ICT in de zorg gepubliceerd die KPMG in 2020 voor haar heeft uitgevoerd. Publicatie heeft even op zich...
No posts found