Op 24 december 2010 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een zaak, waarin de vraag speelde of containerkranen, die zijn geplaatst op rails en daarover kunnen bewegen over een afstand van maximaal 600 tot 800 meter, onroerende of roerende zaken zijn.
Vanwege het feit, dat de kranen blijkens hun constructie bestemd zijn om zich op het land te bevinden en dat zij (indirect via rails) ook feitelijk in voortdurende verbinding staan met de onder de kranen gelegen grond, oordeelt de Hoge Raad dat deze kranen onroerende zaken zijn [1]. Ze verschillen daarin volgens de Hoge Raad van woonarken, die niet met de bodem zijn verenigd, omdat die bestemd zijn om op het water te drijven en ook feitelijk drijven.
Advocaat-Generaal Ijzerman stelt in zijn conclusie bij de uitspraak verder nog, dat hij meent dat de maatstaf om een zaak als onroerend aan te merken is, of het (in principe) voor een ieder kenbaar is dat de zaak naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Dat is hier volgens de Advocaat-Generaal het geval.
Met deze uitspraak volgt de Hoge Raad haar uitspraak van 8 juli 1997 [2], waarin zij heeft aangegeven dat naar haar oordeel havenkranen onroerende zaken zijn omdat ze gezien hun omvang en constructie bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven, zijn geplaatst op vaste rails en slechts over een beperkt traject heen en weer kunnen worden bewogen.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in het zogenaamde Portacabin-arrest [3] bepaald dat bij de beoordeling van de vraag of een zaak onroerend is, de volgende maatstaven gelden:
a)
een zaak kan duurzaam met de grond verenigd zijn, doordat deze naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dan meer dat technisch de mogelijkheid bestaat om de zaak te verplaatsen;
b)
bij beantwoording van de vraag of een zaak bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Onder de bouwer moet hier mede worden verstaan degene in wiens opdracht het bouwwerk wordt aangebracht;
c)
de bestemming van een zaak om duurzaam ter plaatse te blijven dient naar buiten kenbaar te zijn. Dit vereiste vloeit voort uit het belang dat de zakenrechtelijke verhoudingen voor derden kenbaar dienen te zijn;
d)
de verkeersopvattingen kunnen – anders dan voor de vraag of iets bestanddeel van een zaak is – niet worden gebruikt als een zelfstandige maatstaf voor de beoordeling van de vraag of een zaak roerend of onroerend is. Zij kunnen echter wel in aanmerking worden genomen in de gevallen dat in het kader van de beantwoording van die vraag onzekerheid blijkt te bestaan of een object kan worden beschouwd als duurzaam met de grond verenigd, en voor de toepassing van die maatstaf nader moet worden bepaald wat in een gegeven geval als “duurzaam”, of “verenigd” en in verband daarmee als “bestemming” en als “naar buiten kenbaar” heeft te gelden.
Dit betekent dat voor de levering van dergelijke kranen een notariële akte en inschrijving daarvan in de openbare registers nodig zijn. Verder kan er een hypotheekrecht op worden gevestigd. Maar ook moet bij de verkrijging ervan (in de meeste gevallen) overdrachtsbelasting en/of omzetbelasting worden betaald.
_______________________________
[1] Hoge Raad 24 december 2010 (LJN BO3644) en Notamail 2010, nr. 308.
[2] Hoge Raad 8 juli 1997, BNB 1997/294.
[3] Hoge Raad 31 oktober 1997 (NJ 1998, 97).
Vanwege het feit, dat de kranen blijkens hun constructie bestemd zijn om zich op het land te bevinden en dat zij (indirect via rails) ook feitelijk in voortdurende verbinding staan met de onder de kranen gelegen grond, oordeelt de Hoge Raad dat deze kranen onroerende zaken zijn [1]. Ze verschillen daarin volgens de Hoge Raad van woonarken, die niet met de bodem zijn verenigd, omdat die bestemd zijn om op het water te drijven en ook feitelijk drijven.
Advocaat-Generaal Ijzerman stelt in zijn conclusie bij de uitspraak verder nog, dat hij meent dat de maatstaf om een zaak als onroerend aan te merken is, of het (in principe) voor een ieder kenbaar is dat de zaak naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Dat is hier volgens de Advocaat-Generaal het geval.
Met deze uitspraak volgt de Hoge Raad haar uitspraak van 8 juli 1997 [2], waarin zij heeft aangegeven dat naar haar oordeel havenkranen onroerende zaken zijn omdat ze gezien hun omvang en constructie bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven, zijn geplaatst op vaste rails en slechts over een beperkt traject heen en weer kunnen worden bewogen.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in het zogenaamde Portacabin-arrest [3] bepaald dat bij de beoordeling van de vraag of een zaak onroerend is, de volgende maatstaven gelden:
a)
een zaak kan duurzaam met de grond verenigd zijn, doordat deze naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dan meer dat technisch de mogelijkheid bestaat om de zaak te verplaatsen;
b)
bij beantwoording van de vraag of een zaak bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Onder de bouwer moet hier mede worden verstaan degene in wiens opdracht het bouwwerk wordt aangebracht;
c)
de bestemming van een zaak om duurzaam ter plaatse te blijven dient naar buiten kenbaar te zijn. Dit vereiste vloeit voort uit het belang dat de zakenrechtelijke verhoudingen voor derden kenbaar dienen te zijn;
d)
de verkeersopvattingen kunnen – anders dan voor de vraag of iets bestanddeel van een zaak is – niet worden gebruikt als een zelfstandige maatstaf voor de beoordeling van de vraag of een zaak roerend of onroerend is. Zij kunnen echter wel in aanmerking worden genomen in de gevallen dat in het kader van de beantwoording van die vraag onzekerheid blijkt te bestaan of een object kan worden beschouwd als duurzaam met de grond verenigd, en voor de toepassing van die maatstaf nader moet worden bepaald wat in een gegeven geval als “duurzaam”, of “verenigd” en in verband daarmee als “bestemming” en als “naar buiten kenbaar” heeft te gelden.
Dit betekent dat voor de levering van dergelijke kranen een notariële akte en inschrijving daarvan in de openbare registers nodig zijn. Verder kan er een hypotheekrecht op worden gevestigd. Maar ook moet bij de verkrijging ervan (in de meeste gevallen) overdrachtsbelasting en/of omzetbelasting worden betaald.
_______________________________
[1] Hoge Raad 24 december 2010 (LJN BO3644) en Notamail 2010, nr. 308.
[2] Hoge Raad 8 juli 1997, BNB 1997/294.
[3] Hoge Raad 31 oktober 1997 (NJ 1998, 97).
Gerelateerd
Koop en huur