De tweeconclusieregel brengt mee dat partijen in hun eerste processtuk in hoger beroep al hun grieven en weren (inclusief eiswijzigingen) moeten aanvoeren. Hoven moeten zich met regelmaat uitspreken over (de toepassing van) deze regel. Ik schreef daarover eerder al diverse blogs. Ook het Hof Amsterdam zag zich onlangs geconfronteerd met een nieuwe ‘stelling’ – in dit geval een wijziging van grondslag – die de toets van de tweeconclusieregel niet kon doorstaan.
Achtergrond en procedure bij de rechtbank
Het betrof een aannemingsgeschil. De aannemer kon de afgesproken werkzaamheden wegens omstandigheden niet tijdig afronden. Om opdrachtgever in staat te stellen de werkzaamheden door een ander te laten afmaken, sloten opdrachtgever en aannemer een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de opdracht. Wat resteerde was een geschil over de terugbetaling van de door opdrachtgever gedane aanbetaling. Opdrachtgever is daarover gaan procederen.
In eerste aanleg heeft laatstgenoemde zijn terugbetalingsvordering gegrond op het leerstuk van onverschuldigde betaling. De rechtbank wees de vordering af omdat – kort gezegd – de gedane betalingen gebaseerd waren op een overeenkomst en van onverschuldigde betaling (met andere woorden: een betaling zonder rechtsgrond) dus geen sprake was.
Het hoger beroep
Opdrachtgever gaat in appel. De memorie van grieven blinkt – kennelijk – niet uit in duidelijkheid. Naar het Hof begrijpt baseert opdrachtgever zijn vordering in de memorie van grieven nog steeds op onverschuldigde betaling. Ter zitting in hoger beroep voert de advocaat van opdrachtgever voor het eerst aan dat opdrachtgever de vordering baseert (niet op onverschuldigde betaling, maar) op niet-nakoming van de afspraken in de vaststellingsovereenkomst.
Het Hof maakt korte metten met deze wijziging van grondslag. Het overweegt dat de wijziging van grondslag tot het moment van de zitting “onvoldoende duidelijk [was] gemaakt. Indien [de opdrachtgever] haar vordering in hoger beroep had willen baseren op de niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst had zij dat in de memorie van grieven ondubbelzinnig moeten doen. Bij de mondelinge behandeling/comparitie is dat te laat en dus is nagelaten dit tijdig te doen.” Het Hof betrekt daarin tevens het feit dat de aannemer – blijkens de memorie van antwoord – “de wijziging van de grondslag (…) kennelijk niet [heeft] begrepen en ook niet [heeft] hoeven begrijpen”. De wijziging van grondslag is dus niet toelaatbaar, want te laat. Blijft over de grondslag van onverschuldigde betaling. Omdat het Hof, net als de rechtbank, meent dat van onverschuldigde betaling geen sprake is, faalt het hoger beroep.
Het Hof past hier – zonder het met zoveel woorden te zeggen – de tweeconclusieregel toe.
Verboden grondslagwijziging vs. correctie van ondergeschikte aard óf aanvulling rechtsgrond
Denkbaar is overigens dat het oordeel van het Hof anders zou hebben geluid als 1) het slechts een correctie van ondergeschikte aard betrof, óf 2) de oorspronkelijke grondslag en de gewijzigde grondslag gedragen hadden kunnen worden door dezelfde feitelijke bestanddelen. Wat het eerste geval betreft: correcties van ondergeschikte aard (in ieder geval niet zijnde een geheel nieuwe, zelfstandige grondslag voor vernietiging van het vonnis, en evenmin correcties waarmee wijziging van het dictum wordt beoogd) zijn onder omstandigheden toegestaan. In het tweede geval zou het Hof (behoudens beperkingen van de goede procesorde) de mogelijkheid hebben gehad om met toepassing van artikel 25 Rv de rechtsgronden aan te vullen, zonder daarmee in de knoei te komen met de tweeconclusieregel.
Omdat 1) niet-nakoming een geheel nieuwe grondslag betrof voor vernietiging van het vonnis, en 2) onverschuldigde betaling een andere feitelijke onderbouwing vergt dan niet-nakoming, konden deze nuanceringen op de ‘in beginsel strakke regel’ de opdrachtgever in dit geval – kennelijk – niet redden.
Tot slot
Dit arrest attendeert procespartijen erop dat óók een (enkele) wijziging van grondslag doorgaans zal hebben te gelden als een wijziging van eis respectievelijk een grief, en dat van groot belang is dat zo’n wijziging bij memorie van grieven duidelijk en ondubbelzinnig over het voetlicht wordt gebracht.
Heeft u een civiele appel- of cassatiezaak waar u ondersteuning bij nodig heeft, of heeft u vragen over het procederen in appel of cassatie, neem dan contact op met mij of met mijn collega's Tom van Malssen of Robert Andes.