Het arrest is hier te lezen.
Feiten
Aannemer Hoppenbrouwers heeft verdeelkasten geïnstalleerd voor de opdrachtgever. Daarbij moest een keuze worden gemaakt tussen een dikkere (16mm2) of een dunnere (10mm2) kabel.
De opdrachtgever gaat in zijn ontwerp uit van de dunne kabel. Hoppenbrouwers daarentegen stelt op basis van berekeningen in zijn offerte de dikkere kabel voor. Op basis hiervan acht het hof in zijn tussenarrest bewezen dat Hoppenbrouwers aan zijn waarschuwingsplicht met betrekking tot het gebruik van de dunnere kabel heeft voldaan. Het hof heeft vervolgens de opdrachtgever toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Dit geschiedt op basis van getuigenverklaringen over besprekingen die hebben plaatsgevonden tussen partijen.
De opdrachtgever stelt dat tijdens een gesprek met een werknemer van Hoppenbrouwers is verklaard dat beide opties mogelijk waren. Vervolgens heeft de opdrachtgever gekozen voor de goedkopere dunnere kabel. De werknemer geeft aan zich niet meer te kunnen herinneren of hij in dit gesprek heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van het gebruik van de dunnere kabel, maar geeft aan dat deze gevolgen voor iedereen wel duidelijk zijn.
Daarnaast blijkt uit verklaringen aan de kant van de opdrachtgever dat zij zelf ook altijd berekeningen maakt met betrekking tot de kabeldikte narekent. De opdrachtgever beschikt dus over ervaring en deskundigheid op dit gebied.
Nadat zich een brandincident heeft voorgedaan in de door Hoppenbrouwers geïnstalleerde verdeelkast, komt de vraag aan de orde of Hoppenbrouwers de opdrachtgever voldoende heeft gewaarschuwd met betrekking tot de kabeldikte.
Heersende leer
In een arrest van 1998² oordeelde de Hoge Raad al dat een eventuele eigen deskundigheid van een opdrachtgever de aannemer niet ontslaat van zijn waarschuwingsplicht. Wel kan het gevolgen hebben voor de hoogte van de schadevergoeding via eigen schuld van de opdrachtgever (artikel 6:101 BW).
“3.4 (…) Het onderdeel betoogt terecht dat de enkele omstandigheid dat de opdrachtgever voldoende deskundig is om de gevolgen van het opnemen van bepaalde specificaties in de opdracht te kunnen overzien, de opdrachtgever (opdrachtnemer, Red.) niet ontslaat van zijn verplichting de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in die specificaties, zeker niet indien, zoals hier, de opdrachtnemer stelt die onjuistheden te hebben onderkend. Wél kan de omstandigheid dat de opdrachtgever ter zake deskundig is, aanleiding geven tot toepassing van art. 6:101 lid 1 BW.”
Deze lijn van de Hoge Raad is door de jaren heen voortgezet. Zie in dit kader bijvoorbeeld een arrest van het Hof Den Haag waar voormeld arrest van de Hoge Raad ook uitdrukkelijk wordt aangehaald.³
“6. (…) De stelling van [geïntimeerde], dat op de aannemer slechts een waarschuwingsplicht rust en geen onderzoeksplicht, is in zoverre onjuist, dat de mededelingsplicht tevens betreft onjuistheden en gebreken die de aannemer behoort te kennen. Anders gezegd dient de aannemer de risico’s die het leveren van deugdelijk werk bedreigen te onderkennen. Dit geldt ook wanneer de opdrachtgever zelf deskundig is, al was het maar omdat ook deskundige personen zich kunnen vergissen of zaken over het hoofd kunnen zien (vgl. HR 18 september 1998, NJ 1998, 818).”
Ook bij de Raad van Arbitrage voor bouwgeschillen is deze lijn terug te vinden. In een arbitraal vonnis van 18 november 2009, nr. 30.728, overwegen de arbiters het volgende.⁴
“11. Uitgangspunt bij de vraag of in het onderhavige geschil op aanneemster een waarschuwingsplicht rust, is of sprake is van een klaarblijkelijke fout in het ontwerp (paragraaf 6 lid 14 UAV). Bij het kunnen constateren van een klaarblijkelijke fout in het ontwerp speelt de (specifieke) deskundigheid van aanneemster een rol. Daarbij is in beginsel dus niet van belang of de stichting (specifiek) deskundig is; haar (specifieke) deskundigheid heft de waarschuwingsplicht van aanneemster niet op.”
Beoordeling hof
Het Hof ’s-Hertogenbosch trekt zijn eigen plan. In zijn beoordeling of Hoppenbrouwers aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan betrekt het hof de deskundigheid van de opdrachtgever. Het hof oordeelt dat gelet op het feit dat de opdrachtgever de berekeningen van de kabeldikte zelf altijd narekent, Hoppenbrouwers heeft kunnen volstaan met het opnemen van de dikkere kabel in de tekeningen naar de opdrachtgever. Gelet op de ervaring en deskundigheid van de opdrachtgever zou hij weten dat het gebruik van de dunne kabel problemen zou kunnen opleveren. Dit betekent dat ook als Hoppenbrouwers niet met zoveel woorden heeft gewaarschuwd niet is uitgesloten dat in voldoende mate is gewaarschuwd.
Daarnaast oordeelt het hof dat uit verklaringen van partijen niet is komen vast te staan dat Hoppenbrouwers is teruggekomen van zijn advies om de dikkere kabels te gebruiken en ook niet op andere wijze aan de opdrachtgever geruststellende verklaringen heeft gedaan met betrekking tot het gebruik van de dunnere kabel.
Dit leidt tot de conclusie dat opdrachtgever niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs en dus vaststaat dat Hoppenbrouwers aan de waarschuwingsplicht van art. 7:754 BW heeft voldaan.
Conclusie
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad en de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen komt duidelijk naar voren dat de deskundigheid van de opdrachtgever geen factor zou moeten spelen in beantwoording van de vraag of de aannemer heeft voldaan aan zijn waarschuwingsplicht. Het hof wijkt af van deze lijn af. Naar mijn mening ten onrechte. Mijn inschatting is dat dit arrest geen stand zou houden in een eventuele cassatie.
Dank aan Rosan Kabel en Hanna van Essen voor hun belangrijke bijdragen aan deze blog.
¹ Hof ’s-Hertogenbosch 23 januari 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:136.
² HR 18 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2705, NJ 1998, 818.
³ Hof Den Haag 16 december 2008, Hof’s-Gravenhage 16 december 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BH1267, TBR 2009/131, m.nt. M.A.M.C. van den Berg, r.o. 6.
⁴ Zie verder bijvoorbeeld ook RvA 3 maart 2006, nr. 25.856 en 23 maart 2020, nr. 36.743 waarin een architect betrokken is vanuit opdrachtgever. Ook dat doet niet af aan de waarschuwingsplicht van een aannemer.