Veel uitspraken van hogere Nederlandse rechters over het modellenrecht zijn er niet. Daarom is het recente arrest van het Hof Den Haag in de zaak over flatscreen tv’s -
tussen Bang & Olufsen en Loewe gewezen - een welkome aanvulling. Het Hof geeft met haar arrest richting hoe de vraag te beantwoorden of met een bepaald product inbreuk wordt gemaakt op een modelrecht, met toepassing van de Gemeenschapsmodellenverordening.
Modelrechtelijke kwesties
Zaken over het modellenrecht spitsen zich vaak toe op de discussie over 2 dingen: 1) of het model dat wordt ingeroepen geldig is, en 2) of het aangevallen product dat op de markt gebracht wordt onder de beschermingsomvang van het model valt.
Hoe moeten modellen vergeleken worden?
In het arrest van de Hoge Raad inzake Apple/Samsung is geoordeeld dat er een verband is tussen beantwoording van de vragen of een model geldig is, en wat de beschermingsomvang daarvan is, in die zin “dat, indien vaststaat dat een model geldig is, de beschermingsomvang daarvan (i) afhankelijk is van de afstand die bestaat tussen het model en eerdere soortgelijke modellen, en (ii) ten opzichte van latere modellen niet groter is dan de afstand die bestaat tussen het model en eerdere soortgelijke modellen”. Dit wordt ook wel het vormgevingserfgoed genoemd.
In de zaak tussen Bang & Olufsen en Loewe wordt de geldigheid van het model televisietoestel weliswaar niet bestreden, maar stelt Loewe zich op het standpunt dat haar Reference ID televisie niet valt onder de beschermingsomvang van het model van Bang & Olufsen. Alle hiervoor genoemde vragen moeten daarbij beantwoord worden.
Het Hof neemt daarbij ook de aard van het voortbrengsel, de bedrijfstak en de vrijheid van de ontwerper in acht bij haar oordeelsvorming of er sprake is van model inbreuk.
Wie moet de modellen vergelijken?
De hiervoor genoemde vragen moeten worden beantwoord vanuit het oogpunt van de “geïnformeerde gebruiker”. Dat is een (geobjectiveerde) maatman die, volgens het Hof "niet slechts gemiddeld, maar in hoge mate aandachtig is, hetzij door persoonlijke ervaring, hetzij door zijn uitgebreide kennis van de betrokken sector.” Dit was al bekend uit Europese rechtspraak. Ook de gebruiker zonder een ontwerper of technisch deskundige te zijn kent de in de betrokken sector bestaande verschillen, aldus het Hof, onder verwijzing naar de Pepsico-uitspraak van het Europese Hof, hij kent de in de betrokken sector bestaande verschillende modellen, en bezit een zekere kennis met betrekking tot de elementen die deze modellen over het algemeen bevatten, en heeft door zijn belangstelling voor de betrokken voortbrengselen geeft hij blijk van een vrij hoog aandachtsniveau bij gebruik ervan.
In casu wordt de geïnformeerde gebruiker gezien als consument of handelaar “die geïnteresseerd is in flatscreen televisies in het duurste segment”, die de verschillende modellen uit het vormgevingserfgoed dus kent. Ook kent deze geïnformeerde gebruiker de modellen uit het goedkope en middensegment, en is bekend met modellen die niet plat zijn, maar enige diepte hebben.
Later overweegt het Hof dat deze gebruiker “in hoge mate aandachtig is en ook op de details let”. Deze geïnformeerde gebruiker zal de modellen volgens het Hof zo mogelijk rechtstreeks vergelijken.
De modelregistratie
Modellen kunnen als enkelvoudig model worden geregistreerd, maar ook een meervoudig modeldepot is mogelijk. Het is mogelijk in een modelregistratie meerdere afbeeldingen (tekeningen) op te nemen. Bang & Olufsen betoogt in dit verband dat de rechtbank in haar vonnis ten onrechte op alle tekeningen in de modelregistratie heeft gelet, terwijl Bang & Olufsen zich op slechts één van die tekeningen heeft beroepen. Het Hof gaat hierin niet mee. Het oordeelt dat “de inhoud van de registratie als geheel bepaalt – voor de geïnformeerde gebruiker, die het register raadpleegt – de algemene indruk, en daarmee de beschermingsomvang van het model”. Daarmee verdraagt zich niet dat de rechthebbende zich naar keuze op één of meerdere afbeeldingen met uitsluiting van anderen kan beroepen. Kortom, de gehele registratie en alle afbeeldingen daarin kunnen worden meegewogen.
De vergelijking in casu
Bang & Olufsen betoogt dat vooraanzicht van de modellen vele malen zwaarder moet wegen dan de rest. Het Hof oordeelt dat deze gebruiker ook aandacht zal besteden aan de zij- en achterkant van het model, als het model daarvan afbeeldingen bevat. Dit is slechts anders inzien de zij- en/of achterkant van het voortbrengsel bij normaal gebruik niet zichtbaar zou(den) zijn. “Dienovereenkomstig zal de geïnformeerde gebruiker – behoudens even genoemde uitzondering – bij zijn vergelijking van het model met het vormgevingserfgoed en van het model met daarna op de markt verschenen modellen, ook letten of de zij- en de achterkant van het voortbrengsel waarop het model is toegepast of waarin het is verwerkt en van latere voortbrengsels.” Er mag dus ook gelet worden op de zijkanten en achterkant. Het Hof oordeelt evenwel ook dat aannemelijk is dat de geïnformeerde gebruiker daaraan minder aandacht zal besteden dan aan de voor- en zijkanten.
Iets anders is, aldus het Hof, dat de aard van het voortbrengsel (een televisie) meebrengt dat het aanzicht van de voorzijde bij de geïnformeerde gebruiker relatief meer gewicht in de schaal zal leggen. Maar dat dit vele malen meer zou moeten zijn of doorslaggevend, is onjuist, aldus het Hof. Het Hof oordeelt dat de geïnformeerde gebruiker “ relatief het meeste gewicht [zal] hechten aan de kenmerken die het voor- en zijaanzicht van het model bepalen, (…) aangezien de algemene indruk (niet uitsluitend, maar wel) in aanzienlijke mate daardoor wordt bepaald.”
Het Hof oordeelt verder dat de geïnformeerde gebruiker het model vooral zal vergelijken met de beschikbare modellen die daar het dichts bij komen. Dat geldt temeer wanneer hij geïnteresseerd is in het topsegment, waarbij niet alleen aan functionaliteit maar ook aan ‘design’ een belangrijke betekenis toekomt.
Rekening houden met daadwerkelijke voortbrengsel?
De volgende vraag is of bij de vergelijking niet alleen rekening mag worden gehouden met het model (registratie) zelf, maar ook met het daadwerkelijk verhandelde voortbrengsel waarop het model is toegepast (het feitelijk gebruikte product). Dat mag, volgens het Hof, doch voor zover dit een bevestiging oplevert van hetgeen uit het model zoals ingeschreven blijkt, dus enkel ter verduidelijking. Dit teneinde reeds eerder getrokken conclusies te bevestigen, zodat volgens het Hof niet kan worden aangenomen dat elementen die niet uit het model, zoals ingeschreven, blijken een rol kunnen spelen bij de beoordeling van de algemene indruk die het model wekt.
Inbreuk op modelrecht?
Het Hof oordeelt dat de geïnformeerde gebruiker het model zal afzetten tegen het relevante vormgevingserfgoed, bestaande uit televisies. Het concludeert - alles afwegende - dat in de Reference ID de kenmerken die het model onderscheiden van het vormgevingserfgoed ontbreken. De verschillen zijn zodanig dat de Reference ID een andere algemene indruk zal maken, met andere woorden: buiten de beschermingsomvang van het model blijft. Er wordt dus géén modelrechtelijke inbreuk aangenomen.
Auteursrecht?
Bang & Olufsen betoogt nog dat Loewe inbreuk maakt op haar auteursrecht. Echter, gelet op de andere totaalindruk die bestaat, is volgens het Hof geen sprake van inbreuk.
Conclusie
De slotsom is dat de vorderingen van Bang & Olufsen worden afgewezen. Loewe krijgt de door haar gemaakte proces-, advocaat en andere kosten grotendeels toegewezen.
Het Hof doet met deze uitspraak een balngrijke stap voorwaarts in de ontwikkeling van rechtspraak over het modellenrecht, waarbij het Hoge Raad jurisprudentie en jurisprudentie van het Europese Hof concreet toepast.
Modelrechtelijke kwesties
Zaken over het modellenrecht spitsen zich vaak toe op de discussie over 2 dingen: 1) of het model dat wordt ingeroepen geldig is, en 2) of het aangevallen product dat op de markt gebracht wordt onder de beschermingsomvang van het model valt.
Hoe moeten modellen vergeleken worden?
In het arrest van de Hoge Raad inzake Apple/Samsung is geoordeeld dat er een verband is tussen beantwoording van de vragen of een model geldig is, en wat de beschermingsomvang daarvan is, in die zin “dat, indien vaststaat dat een model geldig is, de beschermingsomvang daarvan (i) afhankelijk is van de afstand die bestaat tussen het model en eerdere soortgelijke modellen, en (ii) ten opzichte van latere modellen niet groter is dan de afstand die bestaat tussen het model en eerdere soortgelijke modellen”. Dit wordt ook wel het vormgevingserfgoed genoemd.
In de zaak tussen Bang & Olufsen en Loewe wordt de geldigheid van het model televisietoestel weliswaar niet bestreden, maar stelt Loewe zich op het standpunt dat haar Reference ID televisie niet valt onder de beschermingsomvang van het model van Bang & Olufsen. Alle hiervoor genoemde vragen moeten daarbij beantwoord worden.
Het Hof neemt daarbij ook de aard van het voortbrengsel, de bedrijfstak en de vrijheid van de ontwerper in acht bij haar oordeelsvorming of er sprake is van model inbreuk.
Wie moet de modellen vergelijken?
De hiervoor genoemde vragen moeten worden beantwoord vanuit het oogpunt van de “geïnformeerde gebruiker”. Dat is een (geobjectiveerde) maatman die, volgens het Hof "niet slechts gemiddeld, maar in hoge mate aandachtig is, hetzij door persoonlijke ervaring, hetzij door zijn uitgebreide kennis van de betrokken sector.” Dit was al bekend uit Europese rechtspraak. Ook de gebruiker zonder een ontwerper of technisch deskundige te zijn kent de in de betrokken sector bestaande verschillen, aldus het Hof, onder verwijzing naar de Pepsico-uitspraak van het Europese Hof, hij kent de in de betrokken sector bestaande verschillende modellen, en bezit een zekere kennis met betrekking tot de elementen die deze modellen over het algemeen bevatten, en heeft door zijn belangstelling voor de betrokken voortbrengselen geeft hij blijk van een vrij hoog aandachtsniveau bij gebruik ervan.
In casu wordt de geïnformeerde gebruiker gezien als consument of handelaar “die geïnteresseerd is in flatscreen televisies in het duurste segment”, die de verschillende modellen uit het vormgevingserfgoed dus kent. Ook kent deze geïnformeerde gebruiker de modellen uit het goedkope en middensegment, en is bekend met modellen die niet plat zijn, maar enige diepte hebben.
Later overweegt het Hof dat deze gebruiker “in hoge mate aandachtig is en ook op de details let”. Deze geïnformeerde gebruiker zal de modellen volgens het Hof zo mogelijk rechtstreeks vergelijken.
De modelregistratie
Modellen kunnen als enkelvoudig model worden geregistreerd, maar ook een meervoudig modeldepot is mogelijk. Het is mogelijk in een modelregistratie meerdere afbeeldingen (tekeningen) op te nemen. Bang & Olufsen betoogt in dit verband dat de rechtbank in haar vonnis ten onrechte op alle tekeningen in de modelregistratie heeft gelet, terwijl Bang & Olufsen zich op slechts één van die tekeningen heeft beroepen. Het Hof gaat hierin niet mee. Het oordeelt dat “de inhoud van de registratie als geheel bepaalt – voor de geïnformeerde gebruiker, die het register raadpleegt – de algemene indruk, en daarmee de beschermingsomvang van het model”. Daarmee verdraagt zich niet dat de rechthebbende zich naar keuze op één of meerdere afbeeldingen met uitsluiting van anderen kan beroepen. Kortom, de gehele registratie en alle afbeeldingen daarin kunnen worden meegewogen.
De vergelijking in casu
Bang & Olufsen betoogt dat vooraanzicht van de modellen vele malen zwaarder moet wegen dan de rest. Het Hof oordeelt dat deze gebruiker ook aandacht zal besteden aan de zij- en achterkant van het model, als het model daarvan afbeeldingen bevat. Dit is slechts anders inzien de zij- en/of achterkant van het voortbrengsel bij normaal gebruik niet zichtbaar zou(den) zijn. “Dienovereenkomstig zal de geïnformeerde gebruiker – behoudens even genoemde uitzondering – bij zijn vergelijking van het model met het vormgevingserfgoed en van het model met daarna op de markt verschenen modellen, ook letten of de zij- en de achterkant van het voortbrengsel waarop het model is toegepast of waarin het is verwerkt en van latere voortbrengsels.” Er mag dus ook gelet worden op de zijkanten en achterkant. Het Hof oordeelt evenwel ook dat aannemelijk is dat de geïnformeerde gebruiker daaraan minder aandacht zal besteden dan aan de voor- en zijkanten.
Iets anders is, aldus het Hof, dat de aard van het voortbrengsel (een televisie) meebrengt dat het aanzicht van de voorzijde bij de geïnformeerde gebruiker relatief meer gewicht in de schaal zal leggen. Maar dat dit vele malen meer zou moeten zijn of doorslaggevend, is onjuist, aldus het Hof. Het Hof oordeelt dat de geïnformeerde gebruiker “ relatief het meeste gewicht [zal] hechten aan de kenmerken die het voor- en zijaanzicht van het model bepalen, (…) aangezien de algemene indruk (niet uitsluitend, maar wel) in aanzienlijke mate daardoor wordt bepaald.”
Het Hof oordeelt verder dat de geïnformeerde gebruiker het model vooral zal vergelijken met de beschikbare modellen die daar het dichts bij komen. Dat geldt temeer wanneer hij geïnteresseerd is in het topsegment, waarbij niet alleen aan functionaliteit maar ook aan ‘design’ een belangrijke betekenis toekomt.
Rekening houden met daadwerkelijke voortbrengsel?
De volgende vraag is of bij de vergelijking niet alleen rekening mag worden gehouden met het model (registratie) zelf, maar ook met het daadwerkelijk verhandelde voortbrengsel waarop het model is toegepast (het feitelijk gebruikte product). Dat mag, volgens het Hof, doch voor zover dit een bevestiging oplevert van hetgeen uit het model zoals ingeschreven blijkt, dus enkel ter verduidelijking. Dit teneinde reeds eerder getrokken conclusies te bevestigen, zodat volgens het Hof niet kan worden aangenomen dat elementen die niet uit het model, zoals ingeschreven, blijken een rol kunnen spelen bij de beoordeling van de algemene indruk die het model wekt.
Inbreuk op modelrecht?
Het Hof oordeelt dat de geïnformeerde gebruiker het model zal afzetten tegen het relevante vormgevingserfgoed, bestaande uit televisies. Het concludeert - alles afwegende - dat in de Reference ID de kenmerken die het model onderscheiden van het vormgevingserfgoed ontbreken. De verschillen zijn zodanig dat de Reference ID een andere algemene indruk zal maken, met andere woorden: buiten de beschermingsomvang van het model blijft. Er wordt dus géén modelrechtelijke inbreuk aangenomen.
Auteursrecht?
Bang & Olufsen betoogt nog dat Loewe inbreuk maakt op haar auteursrecht. Echter, gelet op de andere totaalindruk die bestaat, is volgens het Hof geen sprake van inbreuk.
Conclusie
De slotsom is dat de vorderingen van Bang & Olufsen worden afgewezen. Loewe krijgt de door haar gemaakte proces-, advocaat en andere kosten grotendeels toegewezen.
Het Hof doet met deze uitspraak een balngrijke stap voorwaarts in de ontwikkeling van rechtspraak over het modellenrecht, waarbij het Hoge Raad jurisprudentie en jurisprudentie van het Europese Hof concreet toepast.
Gerelateerd
Intellectueel Eigendom