In bovengenoemde kwestie, waarover het Hof Amsterdam zich diende te buigen, speelde kort samengevat het volgende. Benadeelde is jarenlang gestalkt en belaagd door X. Uit een verklaring van X tegenover de politie blijkt dat X benadeelde heeft gestalkt met het doel benadeelde emotioneel en geestelijk te raken. X is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld.
Vervolgens heeft benadeelde X aansprakelijk gesteld voor de door X aan benadeelde toegebrachte schade. X is door benadeelde verzocht deze aansprakelijkstelling bij zijn aansprakelijkheidsverzekeraar te melden. In rechte is X veroordeeld tot betaling van ongeveer € 500.000,-- aan benadeelde vanwege verlies van arbeidsvermogen, smartengeld en buitengerechtelijke kosten. X heeft tot nu toe ongeveer € 30.000,-- aan benadeelde voldaan. Omdat X onvoldoende verhaal biedt voor de vordering van benadeelde, heeft benadeelde, op grond van artikel 7:954 lid 1 BW, de aansprakelijkheidsverzekeraar van X in rechte aangesproken.
In eerste aanleg is de vordering van benadeelde afgewezen. De aansprakelijkheidsverzekeraar is niet verplicht de schade aan benadeelde uit te keren omdat X geen melding onder de verzekering heeft gedaan, zoals is neergelegd in artikel 7:954 lid 1 BW. Tegen deze beslissing is benadeelde in hoger beroep gegaan. Volgens benadeelde verbiedt artikel 7:954 BW niet dat andere personen dan de verzekerde of verzekeringsnemer de vereiste melding zouden kunnen doen.
Met dat standpunt maakt het hof snel korte metten. Onder verwijzing naar de parlementaire totstandkoming van artikel 7:954 BW overweegt het hof dat het ter vrije bepaling is van verzekerde diens aansprakelijkheid aan zijn verzekeraar te melden. De verzekerde kan namelijk goede redenen hebben, bijvoorbeeld ter voorkoming van het verlies van een no-claimkorting, om niet tot melding over te gaan. Bij de totstandkoming heeft de Raad van State in zijn advies over het ontwerp voor artikel 7:954 BW deze afhankelijkheid van een melding door verzekerde, gesignaleerd. Dit bezwaar is door de minister als onvoldoende geoordeeld om tot aanpassing van de regeling over te gaan. Het is een keuzevrijheid die de verzekerde toekomt of aansprakelijkheid aan de verzekeraar wordt gemeld.
Uit het bovenstaande vloeit voort dat een benadeelde dus slechts een beroep kan doen op artikel 7:954 lid 1 BW wanneer de verzekerde de aansprakelijkheid heeft gemeld bij zijn verzekeraar. Of de verzekerde hiertoe overgaat, staat hem vrij. De uitkomst van de procedure die speelde bij het hof Amsterdam is dan ook in lijn met het wettelijk systeem.
Volledigheidshalve wijs ik erop dat uit artikel 7:954 lid 2 BW volgt dat een melding niet vereist is wanneer een rechtspersoon is opgehouden te bestaan.