Tijdens het bezoek dat de FIFA afgelopen vier dagen (van 9 tot en met 12 augustus 2010) aan België en Nederland heeft gebracht, is het publieke debat over het WK-bid van Nederland en België in alle hevigheid losgebarsten. Vooral de vermeende (belasting)voordelen die door beide landen aan de FIFA zouden zijn gegarandeerd doen een hoop stof opwaaien. Er gaan zelfs stemmen op die stellen dat de (vermeende) vrijstellingen onrechtmatige staatssteun aan de FIFA inhouden. Een blik op de voorwaarden voor staatssteun uit het EU-werkingsverdrag (VWEU), leert datstaatssteun een reëel risico is.
Uit artikel 107 lid 1 van het EU-Werkingsverdrag volgt dat er sprake is van staatssteun is indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
(i) de steun wordt verleend door een staat of uit staatsmiddelen bekostigd;
(ii) komt ten goede aan bepaalde ondernemingen;
(iii) levert deze een selectief voordeel op van niet-marktconforme aard;
(iv) waardoor de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst; en
(v) de intracommunautaire handel ongunstig wordt beïnvloed.
(i) staatsmiddelen
Het is vaste jurisprudentie dat ook maatregelen die leiden tot een vermindering van staatsinkomsten uit staatsmiddelen worden bekostigd. Indien een vrijstelling voor de FIFA leidt tot een vermindering van de belastingopbrengsten voor de Nederlandse en Belgische overheden, is aldus aan de eerste voorwaarde voor staatssteun voldaan.
(ii) komt ten goede aan ondernemingen
Een onderneming in de zin van de staatssteunregels is elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, bestaande uit het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt. Het is evident dat de FIFA –in het kader van de organisatie van een Wereldkampioenschap- verschillende diensten aanbiedt. Zoals het aanbieden van sportamusement, de verkoop van televisierechten en merchandising.
(iii) selectief voordeel
Er is sprake van een selectief voordeel indien een nationale maatregel bepaalde ondernemingen of bepaalde producties begunstigt ten opzichte van anderen die zich in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie bevinden. De (vermeende) belastingvrijstelling zal specifiek betrekking hebben op de FIFA.
(iv) mededingingsbeperking
Vooropgesteld moet worden dat een dreigende mededingingsbeperking snel zal worden aangenomen. Europese rechters stellen zich op het standpunt dat de mededinging wordt beperkt indien een onderneming geen kosten hoeft te dragen die deze in de normale omstandigheden had moeten dragen. Daarvan is in het onderhavige geval sprake.
De FIFA zal hiertegen inbrengen dat er geen sprake is van een beperking van de mededinging, omdat de FIFA de enige aanbieder van vergelijkbare diensten is. Zij biedt deze niet aan in concurrentie met andere ondernemingen. In dit kader is relevant dat de Commissie een dergelijk argument in haar beschikkingenpraktijk in het verleden heeft geaccepteerd. Het betrof steun aan de monopolistische beheerder van het Engelse railnetwerk, die naar het oordeel van Commissie ook geen concurrentie kon ondervinden omdat de Engelse staat concurrentie op deze markt had gesloten.
Om vast te stellen of de FIFA als monopolist geen concurrentie ondervindt bij het aanbieden van haar verschillende diensten, is uitgebreid marktonderzoek nodig. Op het eerste gezicht lijkt het standpunt van FIFA echter moeilijk verdedigbaar, gelet op het feit dat de FIFA wel degelijk om de gunst van de toeschouwer (in het stadion en voor de tv) moet concurreren met andere evenementen (die door ander ondernemingen worden geëxploiteerd). Hetzelfde geldt voor de verkoop van televisierechten en merchandising
(v) interstatelijke handel
Een steunmaatregel heeft interstatelijk effect indien deze rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel invloed uitoefent op het ruilverkeer tussen de Europese lidstaten, waardoor de instandhouding van een gemeenschappelijke markt wordt belemmerd. Het feit dat de FIFA in staat zal zijn om het in Nederland verworven (belasting)voordeel in verschillende Europese lidstaten in te zetten, zal voldoende zijn om interstatelijk effect aan te kunnen nemen.
Tot slot
Indien in strijd met artikel 107 EU-Werkingsverdrag staatssteun wordt uitgekeerd, dient deze door de lidstaat bij de begunstigde te worden teruggevorderd. Dit kan dus betekenen dat de FIFA belastingen, waarvoor zij was vrijgesteld alsnog moet betalen. In dat geval mogen Nederland en België geen vervangende schadevergoeding toekennen aan de FIFA, omdat dan alsnog via een omweg staatssteun wordt verstrekt.
Het is daarbij vaste jurisprudentie dat de mogelijke begunstigden (zoals de FIFA) zich niet kunnen beroepen op onwetendheid ten aanzien van de overtreding. Zij dienen zelf te onderzoeken of de staatssteunregels zijn nageleefd.
Uit artikel 107 lid 1 van het EU-Werkingsverdrag volgt dat er sprake is van staatssteun is indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
(i) de steun wordt verleend door een staat of uit staatsmiddelen bekostigd;
(ii) komt ten goede aan bepaalde ondernemingen;
(iii) levert deze een selectief voordeel op van niet-marktconforme aard;
(iv) waardoor de mededinging wordt vervalst of dreigt te worden vervalst; en
(v) de intracommunautaire handel ongunstig wordt beïnvloed.
(i) staatsmiddelen
Het is vaste jurisprudentie dat ook maatregelen die leiden tot een vermindering van staatsinkomsten uit staatsmiddelen worden bekostigd. Indien een vrijstelling voor de FIFA leidt tot een vermindering van de belastingopbrengsten voor de Nederlandse en Belgische overheden, is aldus aan de eerste voorwaarde voor staatssteun voldaan.
(ii) komt ten goede aan ondernemingen
Een onderneming in de zin van de staatssteunregels is elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, bestaande uit het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt. Het is evident dat de FIFA –in het kader van de organisatie van een Wereldkampioenschap- verschillende diensten aanbiedt. Zoals het aanbieden van sportamusement, de verkoop van televisierechten en merchandising.
(iii) selectief voordeel
Er is sprake van een selectief voordeel indien een nationale maatregel bepaalde ondernemingen of bepaalde producties begunstigt ten opzichte van anderen die zich in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie bevinden. De (vermeende) belastingvrijstelling zal specifiek betrekking hebben op de FIFA.
(iv) mededingingsbeperking
Vooropgesteld moet worden dat een dreigende mededingingsbeperking snel zal worden aangenomen. Europese rechters stellen zich op het standpunt dat de mededinging wordt beperkt indien een onderneming geen kosten hoeft te dragen die deze in de normale omstandigheden had moeten dragen. Daarvan is in het onderhavige geval sprake.
De FIFA zal hiertegen inbrengen dat er geen sprake is van een beperking van de mededinging, omdat de FIFA de enige aanbieder van vergelijkbare diensten is. Zij biedt deze niet aan in concurrentie met andere ondernemingen. In dit kader is relevant dat de Commissie een dergelijk argument in haar beschikkingenpraktijk in het verleden heeft geaccepteerd. Het betrof steun aan de monopolistische beheerder van het Engelse railnetwerk, die naar het oordeel van Commissie ook geen concurrentie kon ondervinden omdat de Engelse staat concurrentie op deze markt had gesloten.
Om vast te stellen of de FIFA als monopolist geen concurrentie ondervindt bij het aanbieden van haar verschillende diensten, is uitgebreid marktonderzoek nodig. Op het eerste gezicht lijkt het standpunt van FIFA echter moeilijk verdedigbaar, gelet op het feit dat de FIFA wel degelijk om de gunst van de toeschouwer (in het stadion en voor de tv) moet concurreren met andere evenementen (die door ander ondernemingen worden geëxploiteerd). Hetzelfde geldt voor de verkoop van televisierechten en merchandising
(v) interstatelijke handel
Een steunmaatregel heeft interstatelijk effect indien deze rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel invloed uitoefent op het ruilverkeer tussen de Europese lidstaten, waardoor de instandhouding van een gemeenschappelijke markt wordt belemmerd. Het feit dat de FIFA in staat zal zijn om het in Nederland verworven (belasting)voordeel in verschillende Europese lidstaten in te zetten, zal voldoende zijn om interstatelijk effect aan te kunnen nemen.
Tot slot
Indien in strijd met artikel 107 EU-Werkingsverdrag staatssteun wordt uitgekeerd, dient deze door de lidstaat bij de begunstigde te worden teruggevorderd. Dit kan dus betekenen dat de FIFA belastingen, waarvoor zij was vrijgesteld alsnog moet betalen. In dat geval mogen Nederland en België geen vervangende schadevergoeding toekennen aan de FIFA, omdat dan alsnog via een omweg staatssteun wordt verstrekt.
Het is daarbij vaste jurisprudentie dat de mogelijke begunstigden (zoals de FIFA) zich niet kunnen beroepen op onwetendheid ten aanzien van de overtreding. Zij dienen zelf te onderzoeken of de staatssteunregels zijn nageleefd.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun