In de praktijk slaagt een beroep op het vertrouwensbeginsel niet vaak. Ondanks de strikte voorwaarden voor een geslaagd beroep op dit beginsel oordeelde de ABRvS in twee inmiddels al wat oudere uitspraken van 24 december 2014 (
ECLI:NL:RVS:2014:4640) en 11 februari 2015 (
ECLI:NL:RVS:2015:358) dat het bevoegde gezag bij een burger het gerechtvaardigde vertrouwen had gewekt dat niet handhavend zou worden opgetreden.
Illegale keuken Bilthoven (ABRvS 24 december 2014)
Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) had aan een burger een dwangsom opgelegd om het gebruik van een gebouw op zijn perceel voor zelfstandige bewoning te beëindigen en alle voorzieningen te verwijderen. De burger beschikte echter over een brief van het college uit 1988 waaruit bleek dat het gebouw en de daarin aangebrachte voorzieningen worden gedoogd.
Gerechtvaardigd vertrouwen kan alleen worden gewekt door het bevoegd gezag; in dit geval het college. Met de gedoogbrief heeft het college volgens de ABRvS het vertrouwen gewekt dat niet handhavend zou worden opgetreden. Het college diende om die reden het gewekte vertrouwen als belang te betrekken in haar belangenafweging. Het college stelde in dat kader terecht dat een gedoogbesluit geen duurzaam beletsel vormt om handhavend op te treden. De ABRvS oordeelt echter dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval het belang om te handhaven toch zou opwegen tegen het gedogen van de bestaande situatie. Daarbij speelde ook een rol dat geen verzoek om handhaving was ingediend door een derde. Handhaving was daarom in beginsel onevenredig. De ABRvS stelt het college wel in de gelegenheid om het motiveringsgebrek te repareren.
Illegale hooiruif Oijen (ABRvS 11 februari 2015)
In de uitspraak van 11 februari 2015 had het college een last onder dwangsom opgelegd om een kippenhok, een hooiopslag en een hooiruif te verwijderen. De bouwwerken waren namelijk zonder de vereiste vergunning opgericht. Het college achtte zich daarom bevoegd om handhavend op te treden.
De burger stelde daartegenover dat er sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving moest worden afgezien. Uit een aantal schriftelijke verklaringen uit 2002 van een toenmalige wethouder bleek namelijk dat het college expliciet akkoord was gegaan met de voornoemde bouwwerken op het perceel. De ABRvS oordeelt dat – gelet op de schriftelijke verklaringen en niet is gebleken dat omwonenden overlast ondervinden – handhavend optreden na twaalf jaar onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de uitspraak van de ABRvS treedt in de plaats van het vernietigde besluit.
De praktijk
In beide uitspraken was het vertrouwen bij de burger gewekt door het bevoegd gezag (het college). Op dit vereiste loopt in de praktijk een geslaagd beroep op gewekt vertrouwen meestal stuk. Uit deze uitspraken blijkt dat het gewekte vertrouwen vervolgens als belang dient te worden betrokken in de afweging van het bevoegd gezag om te handhaven. Hierop dienen gemeenten in de praktijk bedacht te zijn.
Het verschil in de uitkomst tussen beide procedures lijkt overigens vooral het gevolg te zijn van de omstandigheid dat de ABRvS de betrokken belangen niet voor het college kan afwegen. In de zaak die zich afspeelt in Bilthoven wordt het college daarom in de gelegenheid gesteld om het gewekt vertrouwen alsnog in haar afweging te betrekken om tot handhaving over te gaan.
Wilt u meer weten over handhaving? Neem contact op met Jasper Molenaar, advocaat omgevingsrecht Sectie Overheid en Vastgoed.
Illegale keuken Bilthoven (ABRvS 24 december 2014)
Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) had aan een burger een dwangsom opgelegd om het gebruik van een gebouw op zijn perceel voor zelfstandige bewoning te beëindigen en alle voorzieningen te verwijderen. De burger beschikte echter over een brief van het college uit 1988 waaruit bleek dat het gebouw en de daarin aangebrachte voorzieningen worden gedoogd.
Gerechtvaardigd vertrouwen kan alleen worden gewekt door het bevoegd gezag; in dit geval het college. Met de gedoogbrief heeft het college volgens de ABRvS het vertrouwen gewekt dat niet handhavend zou worden opgetreden. Het college diende om die reden het gewekte vertrouwen als belang te betrekken in haar belangenafweging. Het college stelde in dat kader terecht dat een gedoogbesluit geen duurzaam beletsel vormt om handhavend op te treden. De ABRvS oordeelt echter dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval het belang om te handhaven toch zou opwegen tegen het gedogen van de bestaande situatie. Daarbij speelde ook een rol dat geen verzoek om handhaving was ingediend door een derde. Handhaving was daarom in beginsel onevenredig. De ABRvS stelt het college wel in de gelegenheid om het motiveringsgebrek te repareren.
Illegale hooiruif Oijen (ABRvS 11 februari 2015)
In de uitspraak van 11 februari 2015 had het college een last onder dwangsom opgelegd om een kippenhok, een hooiopslag en een hooiruif te verwijderen. De bouwwerken waren namelijk zonder de vereiste vergunning opgericht. Het college achtte zich daarom bevoegd om handhavend op te treden.
De burger stelde daartegenover dat er sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving moest worden afgezien. Uit een aantal schriftelijke verklaringen uit 2002 van een toenmalige wethouder bleek namelijk dat het college expliciet akkoord was gegaan met de voornoemde bouwwerken op het perceel. De ABRvS oordeelt dat – gelet op de schriftelijke verklaringen en niet is gebleken dat omwonenden overlast ondervinden – handhavend optreden na twaalf jaar onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de uitspraak van de ABRvS treedt in de plaats van het vernietigde besluit.
De praktijk
In beide uitspraken was het vertrouwen bij de burger gewekt door het bevoegd gezag (het college). Op dit vereiste loopt in de praktijk een geslaagd beroep op gewekt vertrouwen meestal stuk. Uit deze uitspraken blijkt dat het gewekte vertrouwen vervolgens als belang dient te worden betrokken in de afweging van het bevoegd gezag om te handhaven. Hierop dienen gemeenten in de praktijk bedacht te zijn.
Het verschil in de uitkomst tussen beide procedures lijkt overigens vooral het gevolg te zijn van de omstandigheid dat de ABRvS de betrokken belangen niet voor het college kan afwegen. In de zaak die zich afspeelt in Bilthoven wordt het college daarom in de gelegenheid gesteld om het gewekt vertrouwen alsnog in haar afweging te betrekken om tot handhaving over te gaan.
Wilt u meer weten over handhaving? Neem contact op met Jasper Molenaar, advocaat omgevingsrecht Sectie Overheid en Vastgoed.
Gerelateerd
Fysieke leefomgeving