De dwangsom
Op grond van artikel 611a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechter bevoegd een dwangsom op te leggen. De rechter die een dwangsom oplegt wordt ook wel de dwangsomrechter genoemd.
In artikel 611a lid 1 Rv staat het volgende: ‘De rechter kan op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan, onverminderd het recht op schadevergoeding indien daartoe gronden zijn. Een dwangsom kan echter niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom.’
Een dwangsom is vaak een goede geldelijke prikkel voor de schuldenaar om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Een dwangsom kan bijvoorbeeld nuttig zijn om een verbod op inbreukmakend handelen kracht bij te zetten. In beginsel bestaat een dwangsom uit een te verbeuren bedrag per overtreding en/of per dag dat het verbod op inbreukmakend handelen wordt overtreden. De rechter is in beginsel vrij in het bepalen van de hoogte van de dwangsom en de andere modaliteiten ervan.
Dwangsommen kunnen onder meer worden opgelegd in een kort geding vonnis of in een ex parte verbodsbeschikking.
Wanneer is een dwangsom verbeurd?
Dwangsommen zijn verbeurd en kunnen worden opgeëist als de partij die een dwangsom opgelegd heeft gekregen de hoofdveroordeling overtreedt, dus bijvoorbeeld een verbod op merkinbreuk of een verbod op auteursrechtinbreuk schendt. Op dat moment is de dwangsom verbeurd.
Dwangsommen kunnen echter pas worden verbeurd nadat de uitspraak waarin de dwangsom is vastgesteld door de deurwaarder is betekend aan de gedaagde partij.
Beoordeling door de rechter
De vraag of daadwerkelijk dwangsommen moeten worden betaald aan de partij waarvan gesteld wordt dat die het vonnis schendt waarin dwangsommen zijn opgenomen, moet uiteindelijk door de rechter worden beantwoord.
De dwangsomrechter is de rechter die een dwangsom kan opleggen. Hij bepaalt bijvoorbeeld de hoogte ervan en de andere modaliteiten van de dwangsom. De dwangsomrechter is op grond van artikel 611d Rv bevoegd om de dwangsom op vordering van de veroordeelde op te heffen, de looptijd ervan op te schorten gedurende de door hem te bepalen termijn of de dwangsom te verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
De executierechter is de rechter die in een executiegeschil onder andere kan beslissen over geschillen die ontstaan in het kader van het verbeuren van dwangsommen. Ook kan de executierechter beoordelen of de voorwaarden waaronder de dwangsom is verschuldigd zijn vervuld en of de dwangsom daardoor verbeurd is. De executierechter is dus bevoegd om te oordelen over de vraag in hoeverre aan de hoofdveroordeling is voldaan, en of de schuldeiser de veroordeling waaraan de dwangsom is verbonden mocht executeren.
Taakverdeling dwangsomrechter en executierechter
Recentelijke heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt in de taakverdeling van de dwangsomrechter en de executierechter.
De Hoge Raad heeft op 13 december 2019 geoordeeld over dwangsommen, meer in het bijzonder de vraag wanneer de dwangsomrechter en wanneer de executierechter bevoegd is om een oordeel te vellen over een dwangsom.
De Hoge Raad komt tot het oordeel dat enkel de executierechter kan oordelen over de vraag in hoeverre aan de hoofdveroordeling is voldaan en de daaraan verbonden dwangsommen zijn verbeurd.
Ook oordeelt de Hoge Raad dat de dwangsomrechter enkel bevoegd om in geval van onmogelijk om aan de hoofdveroordeling te voldoen opnieuw te beslissen over het behoud en de omvang van de dwangsom. Het is de dwangsomrechter niet toegestaan om terug te komen van zijn beslissing een dwangsom als prikkel tot uitvoering van de hoofdveroordeling op te leggen. Hij mag enkel over het al dan niet behoud en de omvang van de dwangsom opnieuw beslissen in geval van onmogelijkheid om aan de nog niet uitgevoerde hoofdveroordeling te voldoen. Buiten het geval van onmogelijkheid kan de dwangsomrechter de dwangsom niet opschorten, opheffen of verminderen.
Incasso van dwangsommen
Bij dwangsommen is het altijd goed om vast te stellen op welke datum de dwangsommen verbeuren, en bewijs daarvan vast te leggen.
Bij de incasso van een dwangsom is het mogelijk de rechter te vragen deze buiten werking te stellen of de verbeurte ervan aan kaak te stellen. Wanneer er geschillen ontstaan over dwangsommen is het van belang te bepalen of dit geschil moet worden beslecht door de dwangsomrechter of door de executierechter in een executiegeschil. Dat zal van geval tot geval afhangen van de feiten en omstandigheden.
Lorena van den Berg