Onder het nieuwe recht (vanaf 1 januari 2018) trouwen echtgenoten nog steeds in gemeenschap van goederen als men vooraf geen huwelijksvoorwaarden maakt. Het grote verschil is dat erfenissen, schenkingen en hetgeen iemand aan privévermogen bij het aangaan van het huwelijk heeft niet meer in de gemeenschap van goederen vallen. Alleen de inkomsten, bezittingen en schulden die de echtgenoten tijdens het huwelijk verkrijgen of maken, gaan tot de gemeenschap behoren. Tot de gemeenschap gaan eveneens behoren alle
goederen die reeds vóór het huwelijk aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, alle vóór het huwelijk gemeenschappelijke schulden én alle schulden betreffende goederen die reeds vóór het huwelijk aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden.
Onder het nieuwe recht is er (derhalve) sprake van een beperkte gemeenschap van goederen.
Meer-inbreng bij verkrijging gemeenschappelijke woning
In de praktijk komt het regelmatig voor dat samenwoners gezamenlijk een woning in eigendom verkrijgen, hiervoor gezamenlijk een hypothecaire geldlening aangaan én dat één van de partners bij de verkrijging van deze gezamenlijke woning meer eigen geld heeft ingebracht (meer-inbreng) dan de ander. Door de meer-inbreng ontstaat een vergoedingsrecht van die ene partner op de andere partner.
Als deze samenwoners vervolgens trouwen in beperkte gemeenschap van goederen, zal de gezamenlijk in eigendom zijnde woning in de gemeenschap vallen, evenals de ter financiering van de gezamenlijke woning aangegane hypothecaire schuld.
Wat is de situatie met betrekking tot voormelde vordering vanwege de meerinbreng?
Deze vordering is een goed dat tot het voorhuwelijks vermogen behoort en dus niet in de gemeenschap valt. De schuld daarentegen is aan de zijde van de andere partner aan te merken als een schuld die is ontstaan bij de verkrijging van het onverdeeld aandeel in het gemeenschappelijke goed, en dus een schuld betreffende een gemeenschappelijk goed die in de gemeenschap valt.
Samenvattend:
• De voorhuwelijkse gemeenschappelijke woning valt in de beperkte gemeenschap van goederen.
• De schuld vanwege de meer-inbreng behoort tot de beperkte gemeenschap van goederen.
• De vordering vanwege de meer-inbreng valt niet in de beperkte gemeenschap van goederen.
Conclusie:
De meer-inbreng wordt gehalveerd!
Cijfermatig voorbeeld
Samenwoners Freek en Suzan kopen samen een woning van € 300.000,-, waarvan ze ieder voor 50% eigenaar zijn. Om deze woning samen te kopen, lenen ze samen van de bank een bedrag van € 200.000,- en gebruikt Freek een bedrag van € 100.000,- van zijn spaargeld. Freek en Suzan leggen schriftelijk vast dat Suzan een schuld heeft aan Freek van € 50.000,-. Per saldo heeft Freek derhalve een vermogen van € 100.000,- en Suzan van € 0,-.
Indien Freek en Suzan trouwen zonder voorafgaand huwelijksvoorwaarden te maken, heeft dit de volgende uitwerking.
De vordering van Freek op Suzan van € 50.000,- blijft privé-vermogen van Freek.
De woning hadden Freek en Suzan al samen in eigendom voor het huwelijk, dus de woning valt in de (beperkte) gemeenschap van goederen. Aangezien de woning is gefinancierd met een schuld, valt de (hypotheek)schuld ook in de (beperkte) gemeenschap van goederen. Daarnaast heeft Suzan haar deel van de woning gefinancierd met een schuld aan Freek ten bedrage van € 50.000,-. Deze schuld valt ook in de (beperkte) gemeenschap van goederen.
Conclusie is dat door het trouwen van Freek en Suzan zonder voorafgaand huwelijksvoorwaarden te maken het vermogen van Freek daalt van € 100.000,- naar € 50.000,- en dat Suzan (opeens) een vermogen heeft van € 50.000,-. Oftewel de meer-inbreng wordt gehalveerd!
Is dit niet wat de aanstaande echtgenoten willen, dan dienen zij vóórafgaand aan hun huwelijk huwelijksvoorwaarden op te maken, waarin kan worden opgenomen dat de schuld uit hoofde van de meer-inbreng buiten de beperkte gemeenschap van goederen valt.