Het faillissement kan op een aantal manieren eindigen. Eén van die manieren is het aannemen van een akkoord. Na de uitvoering van het akkoord zal de failliet in beginsel schuldenvrij zijn. Hoe het faillissementsakkoord in zijn werk gaat, leest u in dit artikel.
Vorm van het akkoord
In de regel zal het akkoord bestaan uit een geldbedrag dat door de failliet van een derde (familie, vrienden) wordt aangetrokken en aan zijn schuldeisers ter beschikking wordt gesteld. Dit geldbedrag komt bovenop het reeds door de curator gerealiseerde vermogen. Het akkoord kan alleen worden aangeboden aan de concurrente schuldeisers. Dat zijn alle schuldeisers die geen voorrangsrecht hebben. Ten opzichte van schuldeisers met een voorrangsrecht (zoals de fiscus of het UWV) geldt het akkoord niet. Zij kunnen echter wel bij het akkoord worden betrokken, wanneer zij afstand doen van hun voorrangsrecht; vanaf dat moment gelden zij als concurrente schuldeisers, ook als het akkoord niet wordt aangenomen.
Aannemen van het akkoord
Wanneer het akkoord door een meerderheid van de concurrente schuldeisers wordt aangenomen, dan geldt het als een dwangakkoord. Om als dwangakkoord te kwalificeren, dient zogezegd ten minste de helft van de concurrente schuldeisers met het voorgestelde akkoord in te stemmen. Deze helft dient vervolgens ook ten minste de helft van de concurrente schuldenlast te vertegenwoordigen. Het akkoord zal, wanneer het wordt aangenomen, door de rechter-commissaris aan de rechtbank worden voorgedragen voor goedkeuring, de zogenoemde homologatie. Overigens kan de rechter-commissaris het akkoord ook vaststellen, wanneer het niet officieel door de schuldeisers is aangenomen. Dit kan wanneer ten minste 75 % van de concurrente schuldeisers wel heeft ingestemd, en de verwerping het gevolg is van schuldeisers die, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid het akkoord niet hadden mogen verwerpen. Daarbij wordt vooral gewicht toegekend aan de omstandigheid dat zij onder het akkoord een groter percentage van hun vordering voldaan zouden kunnen krijgen dan wanneer de faillissementsboedel door de curator zou worden vereffend.
Zogezegd dient de rechtbank het akkoord goed te keuren. In de praktijk gebeurt dit vrijwel altijd, maar er zijn redenen op grond waarvan de rechtbank de homologatie in ieder geval moet weigeren. Dat is wanneer de faillissementsbaten de som van het akkoord aanmerkelijk te boven gaan, wanneer de nakoming van het akkoord door de schuldenaar onvoldoende is gewaarborgd, wanneer het akkoord tot stand is gekomen door bijvoorbeeld bedrog of wanneer de curator uit de buitenlandse hoofdprocedure zijn instemming niet heeft gegeven.
Aandachtspunten
Zoals ik reeds opmerkte, werkt het akkoord alleen ten opzichte van de gewone (concurrente) schuldeisers. Daarnaast is het belangrijk te weten dat de failliet slechts éénmaal een akkoord kan aanbieden. Wordt het akkoord niet aangenomen, dan komt er geen tweede kans voor de gefailleerde.
Het akkoord levert een executoriale titel voor de schuldeisers op en werkt alleen jegens de schuldenaar; een borg of medeschuldenaar zal door het akkoord dus niet worden gekweten. Met de homologatie van het akkoord eindigt ook het faillissement. De schuldenaar zal vervolgens tot uitkering dienen over te gaan conform het aangenomen akkoord. Doet de schuldenaar dit niet, dan kan iedere schuldeiser de rechtbank verzoeken om het akkoord te ontbinden. Het faillissement zal alsdan weer worden heropend.
Tot slot
Het hierboven beschreven akkoord betreft het aanbieden van een akkoord wanneer er sprake is van een faillissementssituatie. Daarnaast is het voor iedere schuldenaar die zich niet in een faillissementssituatie bevindt (maar bijvoorbeeld wel vreest dat hij daarin terechtkomt), mogelijk om een akkoord aan zijn schuldeisers aan te bieden. Dit is een ander type akkoord, dat in de regel echter geen dwangakkoord zal zijn. Toch is het mogelijk dat de rechter een buitengerechtelijk akkoord als dwangakkoord oplegt aan de schuldeisers die er niet mee hebben ingestemd. De rechter dient dit echter zeer terughoudend te toetsen!
Vorm van het akkoord
In de regel zal het akkoord bestaan uit een geldbedrag dat door de failliet van een derde (familie, vrienden) wordt aangetrokken en aan zijn schuldeisers ter beschikking wordt gesteld. Dit geldbedrag komt bovenop het reeds door de curator gerealiseerde vermogen. Het akkoord kan alleen worden aangeboden aan de concurrente schuldeisers. Dat zijn alle schuldeisers die geen voorrangsrecht hebben. Ten opzichte van schuldeisers met een voorrangsrecht (zoals de fiscus of het UWV) geldt het akkoord niet. Zij kunnen echter wel bij het akkoord worden betrokken, wanneer zij afstand doen van hun voorrangsrecht; vanaf dat moment gelden zij als concurrente schuldeisers, ook als het akkoord niet wordt aangenomen.
Aannemen van het akkoord
Wanneer het akkoord door een meerderheid van de concurrente schuldeisers wordt aangenomen, dan geldt het als een dwangakkoord. Om als dwangakkoord te kwalificeren, dient zogezegd ten minste de helft van de concurrente schuldeisers met het voorgestelde akkoord in te stemmen. Deze helft dient vervolgens ook ten minste de helft van de concurrente schuldenlast te vertegenwoordigen. Het akkoord zal, wanneer het wordt aangenomen, door de rechter-commissaris aan de rechtbank worden voorgedragen voor goedkeuring, de zogenoemde homologatie. Overigens kan de rechter-commissaris het akkoord ook vaststellen, wanneer het niet officieel door de schuldeisers is aangenomen. Dit kan wanneer ten minste 75 % van de concurrente schuldeisers wel heeft ingestemd, en de verwerping het gevolg is van schuldeisers die, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid het akkoord niet hadden mogen verwerpen. Daarbij wordt vooral gewicht toegekend aan de omstandigheid dat zij onder het akkoord een groter percentage van hun vordering voldaan zouden kunnen krijgen dan wanneer de faillissementsboedel door de curator zou worden vereffend.
Zogezegd dient de rechtbank het akkoord goed te keuren. In de praktijk gebeurt dit vrijwel altijd, maar er zijn redenen op grond waarvan de rechtbank de homologatie in ieder geval moet weigeren. Dat is wanneer de faillissementsbaten de som van het akkoord aanmerkelijk te boven gaan, wanneer de nakoming van het akkoord door de schuldenaar onvoldoende is gewaarborgd, wanneer het akkoord tot stand is gekomen door bijvoorbeeld bedrog of wanneer de curator uit de buitenlandse hoofdprocedure zijn instemming niet heeft gegeven.
Aandachtspunten
Zoals ik reeds opmerkte, werkt het akkoord alleen ten opzichte van de gewone (concurrente) schuldeisers. Daarnaast is het belangrijk te weten dat de failliet slechts éénmaal een akkoord kan aanbieden. Wordt het akkoord niet aangenomen, dan komt er geen tweede kans voor de gefailleerde.
Het akkoord levert een executoriale titel voor de schuldeisers op en werkt alleen jegens de schuldenaar; een borg of medeschuldenaar zal door het akkoord dus niet worden gekweten. Met de homologatie van het akkoord eindigt ook het faillissement. De schuldenaar zal vervolgens tot uitkering dienen over te gaan conform het aangenomen akkoord. Doet de schuldenaar dit niet, dan kan iedere schuldeiser de rechtbank verzoeken om het akkoord te ontbinden. Het faillissement zal alsdan weer worden heropend.
Tot slot
Het hierboven beschreven akkoord betreft het aanbieden van een akkoord wanneer er sprake is van een faillissementssituatie. Daarnaast is het voor iedere schuldenaar die zich niet in een faillissementssituatie bevindt (maar bijvoorbeeld wel vreest dat hij daarin terechtkomt), mogelijk om een akkoord aan zijn schuldeisers aan te bieden. Dit is een ander type akkoord, dat in de regel echter geen dwangakkoord zal zijn. Toch is het mogelijk dat de rechter een buitengerechtelijk akkoord als dwangakkoord oplegt aan de schuldeisers die er niet mee hebben ingestemd. De rechter dient dit echter zeer terughoudend te toetsen!