Het bindende voordrachtrecht van de cliëntenraad

17 februari 2020, laatst geüpdatet 12 september 2024
Op 1 juli 2020 treedt zoals het er nu uitziet de herziene WMCZ in werking. In de WMCZ is onder meer vastgelegd welke zorginstellingen een cliëntenraad in moeten stellen en welke rechten aan een cliëntenraad toekomen. Eén daarvan is het recht om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van ten minste één lid van het toezichthoudend orgaan van de instelling (art. 10 WMCZ nieuw). De cliëntenraad kan op deze wijze invloed uitoefenen op het interne toezicht op de zorginstelling. In deze bijdrage gaan we nader op dit recht van de cliëntenraad in.
Tom van Malssen 
Tom van Malssen 
Advocaat bij de Hoge Raad - Partner
In dit artikel

Op 1 juli 2020 treedt zoals het er nu uitziet de herziene WMCZ in werking. In de WMCZ is onder meer vastgelegd welke zorginstellingen een cliëntenraad in moeten stellen en welke rechten aan een cliëntenraad toekomen. Eén daarvan is het recht om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van ten minste één lid van het toezichthoudend orgaan van de instelling (art. 10 WMCZ nieuw). De cliëntenraad kan op deze wijze invloed uitoefenen op het interne toezicht op de zorginstelling. In deze bijdrage gaan we nader op dit recht van de cliëntenraad in.

De procedure bij een bindende voordracht

In geval van een vacature voor een toezichthouder is het gebruikelijk dat er, naast de algemene profielschets voor de gehele raad van toezicht, een bijzondere profielschets wordt opgesteld waaraan de kandidaat dient te voldoen (zie ook de Governancecode Zorg 2017, art. 6.2.4). Ten aanzien van deze profielschetsen heeft de cliëntenraad binnen de nieuwe WMCZ een adviesrecht (art. 7 lid 1 sub f WMCZ nieuw). De profielen worden vervolgens door het toezichthoudend orgaan vastgesteld.

Een zorginstelling met rechtspersoonlijkheid dient statutair vast te leggen dat de cliëntenraad de mogelijkheid heeft om ten minste één lid van het intern toezichthoudend orgaan bindend voor te dragen voor benoeming. Wanneer de instelling geen rechtspersoonlijkheid heeft, zal dit recht anderszins schriftelijk moeten worden vastgelegd (art. 10 WMCZ nieuw). Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de instelling zelf eisen kan stellen waaraan de voor te dragen personen moeten voldoen, bijvoorbeeld met het oog op de bescherming van de identiteit van de instelling. De instelling mag tevens zelf beoordelen of de voor te dragen persoon ook een cliënt van de instelling moet zijn [Kamerstukken II, 2017-2018, 34858, nr. 3, p. 62.].

De bindende voordracht

Bij een bindende voordracht kan de benoemende instantie slechts zelf een kandidaat voordragen als de cliëntenraad niet binnen redelijke termijn van het recht om een bindende voordracht te doen gebruik heeft gemaakt [Asser/Rensen 2-III 2017/146]. Dit impliceert dat als uitgangspunt alleen de cliëntenraad een kandidaat voor kan dragen voor de functie. Bij voldoende stemmen wordt de kandidaat benoemd. Wanneer de kandidaat niet voldoet aan de profielschets of de statutaire eisen, kan het bindend karakter aan de voordracht worden ontnomen en zal de cliëntenraad opnieuw in de gelegenheid moeten worden gesteld om een kandidaat voor te dragen.

Wanneer aan de cliëntenraad een ‘gewoon’ voordrachtsrecht is toegekend is het wel mogelijk om naast de door de cliëntenraad voorgedragen kandidaat andere kandidaten voor te laten dragen (doorgaans door andere organen van de zorginstelling, waaronder het toezichthoudend orgaan zelf). Dit kan meebrengen dat er uiteindelijk een kandidaat wordt benoemd die niet door de cliëntenraad is voorgedragen.

Mogelijkheden tot afwijking van de bindende voordracht

Wanneer een kandidaat bindend wordt voorgedragen, betekent dit niet dat het benoemend orgaan altijd verplicht is tot benoeming. Wanneer een kandidaat niet voldoet aan de opgestelde profielschets, de statutaire kwaliteitseisen of wanneer er anderszins ernstige bezwaren zijn voor de benoeming, kan het benoemend orgaan het bindend karakter aan de voordracht ontnemen door tegen de kandidaat te stemmen.

Dit uitgangspunt wordt tevens onderschreven in de Governancecode Zorg (2017), artikel 6.3.1: “De raad van toezicht benoemt ook leden op bindende voordracht. (….) De raad van toezicht kan van benoeming afzien en om een nieuwe voordracht vragen indien de voorgedragen persoon niet aan de statutaire (kwaliteits)eisen, het algemene profiel voor de raad of het specifieke profiel voor de vacature voldoet”.

Het kan dus zinvol zijn om (tijdig) aandacht te hebben voor de profielschets en de statutaire kwaliteitseisen. Dan zijn de verwachtingen over en weer duidelijk, en wordt bovendien de kans zo groot mogelijk dat de juiste kandidaat op de juiste plaats wordt benoemd.

In de praktijk wordt, tot slot, aangenomen dat de cliëntenraad het recht op bindende voordracht van één kandidaat kan inruilen voor een gewoon voordrachtsrecht ten aanzien van alle leden van de RvT. Dit standpunt wordt ook door de Governancecode Zorg 2017 onderschreven (zie art. 6.3 introductie). Het inruilen van het recht op bindende voordracht is wel alleen mogelijk met instemming van de cliëntenraad.

Heeft u vragen over bovenstaande of wilt u weten wat de nieuwe WMCZ betekent voor de cliëntenraad in uw organisatie? Neem dan contact op met één van onze specialisten. Wij helpen u graag verder.

Gerelateerd