De eerste helft van 2015 heeft een aantal interessante uitspraken opgeleverd op het gebied van personenvennootschappen. In een
bijdrage van mijn collega Bart van Bilsen werd een arrest van 6 februari 2015 behandeld, waarin de Hoge Raad terugkwam op eerdere uitspraken, door te oordelen dat het faillissement van een vennootschap onder firma niet (langer) noodzakelijkerwijs ook leidt tot het faillissement van de vennoten.
Vervolgens bepaalde de Hoge Raad bij arrest van 13 maart 2015 dat nieuwe vennoten van een vennootschap onder firma ook hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden die zijn ontstaan voor hun toetreding. In een eerdere blog besteedde ik aandacht aan deze uitspraak.
Op 29 mei 2015 heeft de Hoge Raad wederom een belangrijke uitspraak over personenvennootschappen gedaan. Deze keer ging het om de toepassing van het beheersverbod bij de commanditaire vennootschap.
Inleiding
De commanditaire vennootschap (”CV”), een variant op de vennootschap onder firma (”VOF”), kent – anders dan de VOF – twee soorten vennoten: ‘beherende’ en ‘commanditaire’ vennoten. De beherend vennoten houden zich bezig met de (dagelijkse) leiding en het beheer van de vennootschap. Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de CV. Commanditaire vennoten (ook wel stille vennoten genoemd) hebben een rol achter de schermen en fungeren als geldschieter. Zij zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de schulden van de CV boven hun inbreng.
Commanditaire vennoten zijn niet bevoegd om daden van beheer verrichten (het zogenaamde ‘beheersverbod’). Doen zij dat toch, dan zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden en verbintenissen van de CV. Een zware sanctie, die tot voor kort strikt werd gehanteerd. Zo oordeelde de Hoge Raad in een eerder arrest (15 januari 1943, NJ 1943/201 (Walvius)) dat het (mede) ondertekenen van één enkele overeenkomst al voldoende is voor het intreden van de sanctie van de hoofdelijke aansprakelijkheid. In dat arrest voegde de Hoge Raad daaraan toe, dat het daarbij niet van belang is of de wederpartij op de hoogte is van het feit dat hij met een commanditair vennoot te maken heeft. In de uitspraak van 29 mei 2015 wordt deze harde lijn door de Hoge Raad genuanceerd.
Feiten
In deze zaak exploiteren ouders met hun zoon via een commanditaire vennootschap een lunchroom. De ouders zijn commanditair vennoot, de zoon is beherend vennoot. De ouders hebben een huurovereenkomst en een huurbeëindigingsovereenkomst (mede) namens de CV ondertekend. Op enig moment wordt de onderneming verkocht, waarbij wordt afgesproken dat de CV zal zorgen voor afrekening van reeds opgebouwde vergoedingen aan personeelsleden. Na levering van de onderneming wordt de CV ontbonden.
De koper van de onderneming betaalt vervolgens enkele vergoedingen aan een werknemer die vóór de overdracht bij de CV werkzaam was en spreekt de ouders aan tot betaling van het daarmee gemoeide bedrag. Hij stelt zich op het standpunt dat de CV op grond van de koopovereenkomst gehouden is die personeelskosten te voldoen en dat de ouders hoofdelijk aansprakelijk zijn omdat zij het beheersverbod hebben overtreden door de hiervoor bedoelde overeenkomsten met de verhuurder te ondertekenen.
De ouders voeren aan dat de verhuurder ervan op de hoogte was dat zij commanditaire vennoten waren en dat zij slechts mee tekenden op verzoek van de verhuurder in het kader van de zekerheidsstelling die zij hadden verstrekt en de afwikkeling daarvan.
Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat de ouders met het ondertekenen van de huurovereenkomst ten onrechte de schijn hadden gewekt dat zij beherend vennoten waren. Dat de verhuurder wist dat zij slechts commanditaire vennoten waren doet daar niet aan af. De ouders zijn daarom wegens overtreding van het beheersverbod hoofdelijk verbonden voor alle verbintenissen van de vennootschap en om die reden wijzen de rechtbank en het hof de vordering van de koper toe.
Cassatie
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is het op principiële gronden niet eens met het arrest van het hof en legt de zaak voor aan de Hoge Raad (‘cassatie in het belang der wet’). Kort gezegd is hij van mening dat de omstandigheid dat een wederpartij weet dat een vennoot geen beherend, maar commanditaire vennoot is gewicht in de schaal zou moeten leggen bij de beoordeling of de commanditaire vennoot het beheersverbod heeft overtreden. De P-G vraagt hiermee om de eerdere rechtspraak op dit punt te nuanceren.
De Hoge Raad stelt voorop dat de sanctiebepaling enerzijds als doel heeft te voorkomen dat een commanditaire vennoot ten name van de vennootschap aan het handelsverkeer deelneemt alsof hij beherend vennoot is en op die manier misbruik maakt van de bescherming die hij geniet als commanditaire vennoot, en anderzijds dat derden door het optreden van een commanditaire vennoot in de veronderstelling kunnen worden gebracht dat zij van doen hebben met een beherend vennoot, die met zijn gehele vermogen instaat voor de nakoming van de verbintenissen van de vennootschap.
Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat de sanctie in geval van overtreding van het beheersverbod zeer ingrijpend en verstrekkend is. De commanditaire vennoot wordt immers jegens alle schuldeisers van de vennootschap volledig aansprakelijk voor alle verbintenissen van die vennootschap, ook die welke zijn ontstaan voorafgaand aan het tijdstip waarop het verbod werd overtreden. Een dergelijke zware sanctie is, aldus de Hoge Raad, alleen gerechtvaardigd indien deze in overeenstemming is met de strekking van het beheersverbod. De sanctie mag bovendien niet in een onevenredige verhouding staan tot de aard en de ernst van de schending van de betreffende bepalingen door de stille vennoot, en de sanctie dient achterwege te blijven indien en voor zover zij door het handelen van de stille vennoot niet of niet ten volle wordt gerechtvaardigd.
Deze uitleg van de Hoge Raad geeft de (lagere) rechter in voorkomend geval de mogelijkheid om te oordelen dat de sanctie niet gerechtvaardigd is of dat het gevolg daarvan dient te worden beperkt tot bepaalde verbintenissen van de commanditaire vennootschap. Bij deze beoordeling kan van belang zijn of bij derden redelijkerwijs een onjuiste indruk over de hoedanigheid van de stille vennoot heeft kunnen ontstaan en of aan hem een verwijt van zijn handelwijze gemaakt kan worden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de commanditaire vennoot ervan op de hoogte behoort te zijn dat hij geen daden van beheer mag verrichten.
Op grond van het voorgaande vernietigt de Hoge Raad, in het belang der wet, het arrest van het hof.
Tot slot
In de praktijk komt het voor dat, net als hier het geval was, een partij die zaken doet met een CV eist dat alle vennoten, dus ook de commanditaire vennoten, overeenkomsten (mede) ondertekenen. Hiermee wordt het beheersverbod overtreden en geldt in beginsel de aansprakelijkheidssanctie. Gelet op deze uitspraak van de Hoge Raad is het, wanneer u als commanditaire vennoot overeenkomsten ondertekent, raadzaam om duidelijk kenbaar te maken en zorgvuldig te documenteren dat u incidenteel in die hoedanigheid handelt en dat de wederpartij hiervan op de hoogte is. Dit kan immers van invloed zijn op de vraag of en in hoeverre plaats is voor de verstrekkende sanctie op overtreding van het beheersverbod.
Absolute zekerheid is daarmee evenwel niet gegeven. Als de wederpartij bij een optreden van de commanditaire vennoot weet dat het een commanditair vennoot betreft, hoeft dit nog niet te gelden voor derden die met dat optreden bekend zijn of worden. Toepassing van de sanctie is dan nog steeds denkbaar, in het geval een overtreding van het beheersverbod ertoe leidt dat een schuldeiser van de CV onvoldaan blijft. In een geval als het onderhavige had het bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat de verhuurder wel wist dat de ouders commanditaire vennoten waren, maar dat de koper van de lunchroom dat niet wist.
Vervolgens bepaalde de Hoge Raad bij arrest van 13 maart 2015 dat nieuwe vennoten van een vennootschap onder firma ook hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden die zijn ontstaan voor hun toetreding. In een eerdere blog besteedde ik aandacht aan deze uitspraak.
Op 29 mei 2015 heeft de Hoge Raad wederom een belangrijke uitspraak over personenvennootschappen gedaan. Deze keer ging het om de toepassing van het beheersverbod bij de commanditaire vennootschap.
Inleiding
De commanditaire vennootschap (”CV”), een variant op de vennootschap onder firma (”VOF”), kent – anders dan de VOF – twee soorten vennoten: ‘beherende’ en ‘commanditaire’ vennoten. De beherend vennoten houden zich bezig met de (dagelijkse) leiding en het beheer van de vennootschap. Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de CV. Commanditaire vennoten (ook wel stille vennoten genoemd) hebben een rol achter de schermen en fungeren als geldschieter. Zij zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de schulden van de CV boven hun inbreng.
Commanditaire vennoten zijn niet bevoegd om daden van beheer verrichten (het zogenaamde ‘beheersverbod’). Doen zij dat toch, dan zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden en verbintenissen van de CV. Een zware sanctie, die tot voor kort strikt werd gehanteerd. Zo oordeelde de Hoge Raad in een eerder arrest (15 januari 1943, NJ 1943/201 (Walvius)) dat het (mede) ondertekenen van één enkele overeenkomst al voldoende is voor het intreden van de sanctie van de hoofdelijke aansprakelijkheid. In dat arrest voegde de Hoge Raad daaraan toe, dat het daarbij niet van belang is of de wederpartij op de hoogte is van het feit dat hij met een commanditair vennoot te maken heeft. In de uitspraak van 29 mei 2015 wordt deze harde lijn door de Hoge Raad genuanceerd.
Feiten
In deze zaak exploiteren ouders met hun zoon via een commanditaire vennootschap een lunchroom. De ouders zijn commanditair vennoot, de zoon is beherend vennoot. De ouders hebben een huurovereenkomst en een huurbeëindigingsovereenkomst (mede) namens de CV ondertekend. Op enig moment wordt de onderneming verkocht, waarbij wordt afgesproken dat de CV zal zorgen voor afrekening van reeds opgebouwde vergoedingen aan personeelsleden. Na levering van de onderneming wordt de CV ontbonden.
De koper van de onderneming betaalt vervolgens enkele vergoedingen aan een werknemer die vóór de overdracht bij de CV werkzaam was en spreekt de ouders aan tot betaling van het daarmee gemoeide bedrag. Hij stelt zich op het standpunt dat de CV op grond van de koopovereenkomst gehouden is die personeelskosten te voldoen en dat de ouders hoofdelijk aansprakelijk zijn omdat zij het beheersverbod hebben overtreden door de hiervoor bedoelde overeenkomsten met de verhuurder te ondertekenen.
De ouders voeren aan dat de verhuurder ervan op de hoogte was dat zij commanditaire vennoten waren en dat zij slechts mee tekenden op verzoek van de verhuurder in het kader van de zekerheidsstelling die zij hadden verstrekt en de afwikkeling daarvan.
Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat de ouders met het ondertekenen van de huurovereenkomst ten onrechte de schijn hadden gewekt dat zij beherend vennoten waren. Dat de verhuurder wist dat zij slechts commanditaire vennoten waren doet daar niet aan af. De ouders zijn daarom wegens overtreding van het beheersverbod hoofdelijk verbonden voor alle verbintenissen van de vennootschap en om die reden wijzen de rechtbank en het hof de vordering van de koper toe.
Cassatie
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is het op principiële gronden niet eens met het arrest van het hof en legt de zaak voor aan de Hoge Raad (‘cassatie in het belang der wet’). Kort gezegd is hij van mening dat de omstandigheid dat een wederpartij weet dat een vennoot geen beherend, maar commanditaire vennoot is gewicht in de schaal zou moeten leggen bij de beoordeling of de commanditaire vennoot het beheersverbod heeft overtreden. De P-G vraagt hiermee om de eerdere rechtspraak op dit punt te nuanceren.
De Hoge Raad stelt voorop dat de sanctiebepaling enerzijds als doel heeft te voorkomen dat een commanditaire vennoot ten name van de vennootschap aan het handelsverkeer deelneemt alsof hij beherend vennoot is en op die manier misbruik maakt van de bescherming die hij geniet als commanditaire vennoot, en anderzijds dat derden door het optreden van een commanditaire vennoot in de veronderstelling kunnen worden gebracht dat zij van doen hebben met een beherend vennoot, die met zijn gehele vermogen instaat voor de nakoming van de verbintenissen van de vennootschap.
Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat de sanctie in geval van overtreding van het beheersverbod zeer ingrijpend en verstrekkend is. De commanditaire vennoot wordt immers jegens alle schuldeisers van de vennootschap volledig aansprakelijk voor alle verbintenissen van die vennootschap, ook die welke zijn ontstaan voorafgaand aan het tijdstip waarop het verbod werd overtreden. Een dergelijke zware sanctie is, aldus de Hoge Raad, alleen gerechtvaardigd indien deze in overeenstemming is met de strekking van het beheersverbod. De sanctie mag bovendien niet in een onevenredige verhouding staan tot de aard en de ernst van de schending van de betreffende bepalingen door de stille vennoot, en de sanctie dient achterwege te blijven indien en voor zover zij door het handelen van de stille vennoot niet of niet ten volle wordt gerechtvaardigd.
Deze uitleg van de Hoge Raad geeft de (lagere) rechter in voorkomend geval de mogelijkheid om te oordelen dat de sanctie niet gerechtvaardigd is of dat het gevolg daarvan dient te worden beperkt tot bepaalde verbintenissen van de commanditaire vennootschap. Bij deze beoordeling kan van belang zijn of bij derden redelijkerwijs een onjuiste indruk over de hoedanigheid van de stille vennoot heeft kunnen ontstaan en of aan hem een verwijt van zijn handelwijze gemaakt kan worden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de commanditaire vennoot ervan op de hoogte behoort te zijn dat hij geen daden van beheer mag verrichten.
Op grond van het voorgaande vernietigt de Hoge Raad, in het belang der wet, het arrest van het hof.
Tot slot
In de praktijk komt het voor dat, net als hier het geval was, een partij die zaken doet met een CV eist dat alle vennoten, dus ook de commanditaire vennoten, overeenkomsten (mede) ondertekenen. Hiermee wordt het beheersverbod overtreden en geldt in beginsel de aansprakelijkheidssanctie. Gelet op deze uitspraak van de Hoge Raad is het, wanneer u als commanditaire vennoot overeenkomsten ondertekent, raadzaam om duidelijk kenbaar te maken en zorgvuldig te documenteren dat u incidenteel in die hoedanigheid handelt en dat de wederpartij hiervan op de hoogte is. Dit kan immers van invloed zijn op de vraag of en in hoeverre plaats is voor de verstrekkende sanctie op overtreding van het beheersverbod.
Absolute zekerheid is daarmee evenwel niet gegeven. Als de wederpartij bij een optreden van de commanditaire vennoot weet dat het een commanditair vennoot betreft, hoeft dit nog niet te gelden voor derden die met dat optreden bekend zijn of worden. Toepassing van de sanctie is dan nog steeds denkbaar, in het geval een overtreding van het beheersverbod ertoe leidt dat een schuldeiser van de CV onvoldaan blijft. In een geval als het onderhavige had het bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat de verhuurder wel wist dat de ouders commanditaire vennoten waren, maar dat de koper van de lunchroom dat niet wist.