Gedelegeerde verordeningen
Eerder dit jaar nam de Europese Commissie (‘Commissie’) de conceptteksten aan van twee gedelegeerde verordeningen (2023/1184 en 2023/1185), waarin zij gedetailleerde regels vastlegt over de definitie van hernieuwbare waterstof en zijn dus onder meer van belang voor ontwikkelaars die waterstofproductie willen realiseren. De regels zijn op 10 juli 2023 formeel in werking getreden.
De eerste verordening geeft een invulling van het begrip ‘hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong’ (‘hernieuwbare waterstof’). Daarmee duidt de Commissie in de eerste plaats op groene (en niet op grijze of blauwe) waterstof. Bij de productie van waterstof uit fossiele brandstoffen zoals aardgas of kolen komt CO2 vrij. Deze waterstof duidt men aan als ‘grijze’ waterstof of, bij CO2-neutrale productie, als blauwe waterstof. Groene waterstof wordt uitsluitend gemaakt met energie uit duurzame bronnen, zoals en zonne- en windenergie.
Wanneer is groene waterstof ‘hernieuwbaar’ volgens Europese Commissie?
Niet alle groene waterstof is evenwel ‘hernieuwbaar’ in de zin van de verordening. Volgens de nieuwe regels is in vier gevallen sprake van hernieuwbare waterstof.
1. Directe lijn productie-installatie naar waterstofinstallatie
Een waterstofinstallatie die middels een directe lijn is aangesloten op een zonnepark of windpark, produceert hernieuwbare waterstof als het zonne- of windpark niet langer dan 36 maanden in bedrijf is dan de waterstofinstallatie. Van een directe lijn is (samengevat) sprake als de productie-installatie (i) niet is aangesloten op het elektriciteitsnet of (ii) ten hoogste via de installatie van één aangeslotene is verbonden met het net.
Met de voorwaarde dat het zonne- of windpark maximaal 3 jaar oud is, komt het zogenaamde additionaliteitsbeginsel tot uiting. Dit beginsel is door de Europese wetgever in 2018 vastgelegd in de Richtlijn hernieuwbare energie. De gedachte is dat de producent van een brandstof (waterstof) er met zijn bijdrage voor zorgt dat de inzet van hernieuwbare energie of de financiering van hernieuwbare energie toenemen. Hiermee beoogt de Commissie te voorkomen dat hernieuwbare energie uit oudere bronnen die voor waterstof wordt benut, wordt vervangen door elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen.
2. Aandeel hernieuwbare elektriciteit biedzone hoger dan 90%
Een waterstofinstallatie produceert eveneens hernieuwbare waterstof als deze is aangesloten op een net in een biedzone waarin het gemiddeld aandeel hernieuwbare elektriciteit in het voorgaande kalenderjaar meer dan 90% bedraagt. Biedzones zijn gebieden in Europa waarbinnen een enkele (groothandels-) elektriciteitsprijs geldt. Op dit moment volgen de biedzones grotendeels de landsgrenzen van de Europese lidstaten. De Europese organisatie voor samenwerkende energietoezichthouders (ACER) heeft evenwel wijzigingen voorgesteld voor onder meer Nederland. Een dergelijke wijziging kan aldus gevolgen hebben voor de kwalificatie van waterstof als ‘hernieuwbaar’ in de zin van de verordening.
3. Biedzone met lage emmissie-intensiteit
De verordening merkt waterstof eveneens aan als hernieuwbaar als deze is geproduceerd in een biedzone waar de emissie-intensiteit van elektriciteit lager is dan 18 gCO2eq/MJ. Dat zal in de regel een biedzone betreffen waar het aandeel kernenergie (die niet wordt aangemerkt als hernieuwbare energiebron) hoog is.
4. Voorkomen van productiebeperking (‘curtailment’)
Tot slot is ook waterstof hernieuwbaar als daarmee productiebeperkingen van een installatie die hernieuwbare elektriciteit opwekt wordt voorkomen. De Commissie beoogt daarmee conform haar doelstelling in de Elektriciteitsverordening het afschakelen van hernieuwbare elektriciteitsproductie tot een minimum te beperken.
Alternatief: drie cumulatieve voorwaarden
Als een van bovenstaande opties geen uitkomst biedt, merkt de verordening waterstof eveneens aan als hernieuwbaar als deze de drie cumulatieve voorwaarden vervult van (i) additionaliteit, (ii) tijdelijke correlatie en (iii) geografische correlatie.
Ad i) Additionaliteit
Het additionaliteitsvereiste houdt zoals gezegd in dat de productie-installatie die de elektriciteit produceert voor de productie van hernieuwbare waterstof maximaal 36 maanden geleden in werking is gesteld. Daartoe bepaalt de verordening dat de productie-installatie die de elektriciteit produceert voor de productie van hernieuwbare waterstof maximaal 36 maanden geleden in werking gesteld is. Daarnaast mag ten behoeve van de productie-installatie (het zonne- of windpark) als uitgangspunt geen exploitatie- of investeringssubsidies zijn verstrekt.
Ad ii) Tijdelijke correlatie
De eis van tijdelijke correlatie houdt in dat er een zekere gelijktijdigheid moet bestaan van productie van hernieuwbare energie en de daarmee geproduceerde waterstof. Daarmee beoogt de Commissie wederom te voorkomen dat voor de waterstofproductie fossiele elektriciteit wordt gebruikt.
Tot 31 december 2029 geldt als overgangsregel dat waterstof aan dit vereiste voldoet als het wordt geproduceerd in dezelfde kalendermaand als de hernieuwbare elektriciteit die is geproduceerd in het kader van de Power Purchase Agreement (PPA).
Ad iii) Geografische correlatie
Het vereiste van geografische correlatie bepaalt tot slot dat de productie-installatie en de waterstofinstallatie zich (als uitgangspunt) bevinden in dezelfde biedzone, een onderling verbonden biedzone of een verbonden biedzone of zee.
Gevolgen voor de praktijk
De nieuwe regels voor de definitie van hernieuwbare waterstof zijn bepaald niet eenvoudig. Het kan in de praktijk dus een behoorlijke puzzel worden of waterstof ‘hernieuwbaar’ is in de zin van de verordening. Het is niettemin van belang dat marktpartijen kennis nemen van de regels. Kwalificatie van waterstofproductie als hernieuwbaar kan namelijk gevolgen hebben voor de realisatie van nieuwe energieprojecten waar tevens waterstofproductie plaatsvindt. Bovendien sluiten de regels voor vrijstelling van de meldingsverplichting voor staatssteun (de ‘Algemene Groepsvrijstellingsverordening’ of AGVV) aan bij het begrip hernieuwbare waterstof. Goed denkbaar is tot slot dat voor de verlening van een vergunning en/of daarin te stellen voorwaarden wordt aangesloten bij de regels uit de verordeningen.