Handelsplatform: u verleent geen betaaldiensten... of toch wel?

6 november 2020, laatst geüpdatet 11 september 2024
U bent een commercieel bedrijf dat als een tussenpersoon fungeert voor de kopende of verkopende partij. Of u bent een bedrijf dat een (online) platform aanbiedt waarop derden hun producten kunnen verkopen. Dan bestaat de kans dat uw bank of betaaldienstverlener denkt dat u een handelsplatform bent dat betaaldiensten verleent. Soms moet u van uw bank of betaaldienstverlener dan een Wft-jurist inschakelen voor onafhankelijk advies. Wat is er precies aan de hand? En mogen zij dit zomaar van u vragen?
In dit artikel

Kort gezegd mogen banken, betaaldienstverleners en andere gereguleerde partijen niet zomaar hun diensten verlenen aan partijen van wie zij vermoeden dat zij mogelijk onder de Wet op het financieel toezicht (Wft) vergunningplichtige activiteiten verrichten. Wanneer zo'n vermoeden bestaat, koppelt de financiële onderneming dit terug aan u, de klant. Mogelijk wordt (een deel van) de dienstverlening opgeschort. Bij de terugkoppeling aan de klant verwijzen zij daarbij geregeld naar de Europese herziene richtlijn betaaldiensten (PSD2) of naar het vraagstuk van opvorderbare gelden.

Dit "probleem" speelt vaak bij partijen die als intermediair tussen de kopende/hurende en verkopende/verhurende partijen zitten. Daarbij is vaak sprake van een verdienmodel waarbij de commerciële tussenpersoon gelden ontvangt van de koper/huurder en deze vervolgens na aftrek van provisie/commissie/kosten doorbetaalt aan de verkoper/verhuurder. Met het verdienmodel an sich hoeft niets mis te zijn, maar het kan wel financieelrechtelijke risico's met zich meebrengen. Het wekt namelijk - zoals gezegd - de indruk dat er mogelijk sprake is van betaaldienstverlening. En dat is in beginsel onderworpen aan een vergunningplicht.

Het is vaak niet de bedoeling van zo'n tussenpersoon om betaaldiensten te verlenen. Het is dikwijls niet hun corebusiness. Gelukkig wordt de soep geregeld niet zo heet gegeten: uitzonderingen zijn mogelijk.

Handelsplatform dat financiële diensten verleent?

Toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) heeft in haar Q&A van 26 oktober 2017 gesteld dat elektronische handelsplatformen (e-commerce platforms) die zelf betaaldiensten verrichten, vanaf de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn voor betaaldienstverleners, de PSD2, in beginsel moeten beschikken over een vergunning om hun betaaldiensten te mogen uitvoeren.

Wat een elektronisch handelsplatform is, is niet in de wet uitgelegd. DNB stelt dat een elektronisch handelsplatform een website of app is voor het bijeenbrengen van vraag en aanbod van goederen en diensten (van derden). Dat is een ruim criterium. Wat betaaldiensten zijn, wordt opgesomd in Bijlage 1 van PSD2:

  1. diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te storten, alsmede alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;
  2. diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen, alsmede alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;
  3. uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder:
    • uitvoering van automatische afschrijvingen, met inbegrip van eenmalige automatische afschrijvingen;
    • uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk apparaat;
    • uitvoering van overmakingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten;
  4. uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt:
    • uitvoering van automatische afschrijvingen, met inbegrip van eenmalige automatische afschrijvingen;
    • uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk apparaat;
    • uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten;
  5. uitgifte van betaalinstrumenten en/of acceptatie van betalingstransacties;
  6. geldtransfers;
  7. betalingsinitiatiediensten; en
  8. rekeninginformatiediensten.

Uitzonderingen

Als een commerciële partij dus voldoet aan het criterium van een e-commerce platform én betaaldiensten verleent, bestaat er dus in beginsel een vergunningplicht op grond van artikel 2:3a Wft. Hierop zijn diverse uitzonderingen mogelijk. Eén van deze uitzonderingen is de handelsagentuitzondering uit artikel 1:5a lid 2 onder b Wft. Deze uitzondering kent kort gezegd, drie voorwaarden:

  • de handelsagent alleen voor rekening van de betaler of alleen voor de begunstigde handelt; en
  • uit een overeenkomst blijkt dat de handelsagent is gemachtigd door de betaler of de begunstigde en dat hij optreedt voor alleen de betaler of alleen de begunstigde; en
  • de handelsagent de verkoop of aankoop van de betreffende goederen of diensten tussen betaler en begunstigde sluit of door onderhandelingen tot stand brengt.

Wanneer hieraan wordt voldaan, is er in principe geen vergunningplicht van toepassing. Let wel op dat u niet per ongeluk opvorderbare gelden aantrekt!

Advies van een Wft-gespecialiseerde jurist nodig?

Wanneer banken of betaaldienstverleners vermoeden dat er een risico bestaat dat de klant betaaldiensten verleent, dan eisen zij vaak een advies van een onafhankelijke derde partij of een Wft-gespecialiseerde jurist. Dirkzwager adviseert klanten van banken of betaaldienstverleners regelmatig over de vraag of zij betaaldiensten verlenen en of bepaalde uitzonderingen op hen van toepassing zijn. Ook checken wij dan of er geen sprake is van opvorderbare gelden. Dit doen wij tegen duidelijke tarieven.

Heeft u te maken met een bank of betaaldienstverlener die wilt dat u verklaring of advies overlegt van een Wft-jurist? Neem dan vrijblijvend contact op.