Onnodigheid van het beslag
Het conservatoir beslag kan ingrijpende gevolgen hebben, omdat een beslagene in veel gevallen aanzienlijk wordt gehinderd in zijn mogelijkheid om zonder beperkingen over zijn vermogensbestanddelen te beschikken. Het beslag moet daarom wel in verhouding staan tot de vordering van de beslaglegger. De rechter kan het beslag opheffen “indien summierlijk van (…) het onnodige van het beslag blijkt”. In deel 1 van deze reeks is aan de orde gekomen dat het conservatoir beslag er met name toe strekt om te waarborgen dat de vordering van een schuldeiser op zijn schuldenaar wordt betaald. Hoewel er geen uitputtende lijst is van omstandigheden die maken dat een beslag ‘onnodig’ is, kunnen wel enkele categorieën omstandigheden worden onderscheiden, die maken dat een beslag mogelijk onnodig is. Enkele voorbeelden die hierna verder aan bod komen:
- de beslaglegger hoeft er niet voor te vrezen dat zijn vordering - eventueel na toewijzing door een rechter - volledig wordt voldaan (er is geen vrees voor verduistering);
- een soortgelijk geval doet zich voor wanneer de vordering van de beslaglegger gedekt wordt door de verzekering van de beslagene (bijvoorbeeld een aansprakelijkheidsverzekering);
- de omvang van het beslag staat niet in verhouding tot de hoogte van de vordering (bijvoorbeeld wanneer beslaglegger een vordering heeft van € 5.000,- en daarvoor beslag laat leggen op 10 dure auto’s van de schuldenaar);
- de beslaglegger zelf heeft niet of nauwelijks belang bij het beslag, terwijl de gevolgen voor de beslagene vaak groter zijn.
Zoals ook in de vorige delen naar voren komt, rust ook voor deze omstandigheden de belangrijkste taak bij de beslagene: wanneer hij de rechter verzoekt het beslag op te heffen, zal hij zelf stellen en onderbouwen waarom het beslag onnodig is. Andersom worden bij het leggen van het beslag geen hoge eisen gesteld aan de motivering van de beslaglegger waarom een beslag wel nodig zou zijn.
Voorbeelden rechtspraak
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als onnodig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de (daar is ‘ie weer) concrete omstandigheden van het geval, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Bovendien zal de rechter steeds moeten komen tot een belangenafweging, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van deze omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
Er is geen gegronde vrees voor verduistering
In een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland oordeelde de rechtbank dat een gelegd conservatoir beslag moest worden opgeheven. Volgens de rechtbank is namelijk summierlijk gebleken van de onnodigheid van het beslag en een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
Beide partijen hadden voorheen een relatie. Zij treffen een regeling waarbij hun woning wordt verkocht en de vrouw uit de opbrengst € 200.000,- ontvangt. Op een bepaald moment legt zij beslag ter verzekering van de betaling van haar vordering van € 200.000,- beslag op dezelfde woning. Partijen zijn het erover eens dat deze vordering moet worden voldaan uit de verkoopopbrengst van de woning. De vrouw heeft het beslag laten leggen omdat zij bang is dat de man de vordering na de verkoop van de woning niet aan haar zal voldoen. Zij is van mening dat er gegronde vrees is voor verduistering, aangezien de man haar in het verleden financieel heeft benadeeld en de man volgens haar van plan is om naar Dubai te vluchten. De man betwist dit gemotiveerd. De vrouw heeft haar stelling dat er gegronde vrees is voor verduistering niet verder toegelicht. De rechtbank vindt bovendien dat de proceshouding van de man tijdens de zitting op het tegendeel van de stelling van gedaagde wijst, aangezien eiser heeft benadrukt dat hij de regeling heeft getroffen om de onderlinge geschillen te beëindigen. Bovendien heeft de man een concept-volmacht opgesteld, die hij aan de vrouw zou kunnen verstrekken, waarmee gedaagde de leverende notaris kan instrueren haar na levering van de woning de € 200.000,- te betalen. Op grond van een dergelijke volmacht wordt het beslag enkel opgeheven onder de voorwaarde dat de vrouw volledig wordt betaald uit de verkoopopbrengst. Zodoende kan de rechter tot het oordeel komen dat het beslag niet langer nodig is.
De beslagene heeft een aansprakelijkheidsverzekering die voldoende verhaal biedt
Het feit dat de eventuele aansprakelijkheid van de vordering van de beslaglegger door een verzekeringspolis is gedekt, is op zichzelf al voldoende voor het oordeel dat het beslag onnodig is, zo concludeerde de rechtbank Midden-Nederland. Het beslag dient immers tot zekerheid van verhaal. In dit geval zal de verzekering hiervoor instaan, wanneer de vordering van de beslaglegger door een rechter wordt toegewezen. Het beslag dient daarmee geen (rechtsgeldig) doel meer en is onnodig.
Beslag op minder (belastende) vermogensbestanddelen is ook mogelijk
In een uitspraak bij de rechtbank Midden-Nederland oordeelde de rechter dat het conservatoir beslag niet alleen onnodig was, maar tevens vexatoir, met andere woorden: zeer kwellend voor de beslagene. Beslagene wordt in een bodemprocedure aansprakelijk gesteld door beslaglegger, waarvoor de beslaglegger ter zekerheid van verhaal van zijn vordering conservatoir beslag op het huis van beslagene heeft gelegd. De rechter overweegt de dat de vordering nog geen € 5.000,- betreft, terwijl de waarde van het huis waar beslag op is gelegd € 650.000,- bedraagt. Zeker gelet op de relatief geringe omvang van de vordering waarvoor beslag is gelegd, waren er minder bezwarende mogelijkheden tot het leggen van beslag. Zo had de beslagene ook nog twee auto’s in eigendom.
Conclusie
Er is geen limitatieve opsomming van omstandigheden die kunnen leiden tot het oordeel dat er sprake is van onnodig beslag, maar er kunnen wel duidelijke indicaties zijn. Uit bovenstaande rechtspraak blijkt dat er sprake kan zijn van een onnodig beslag indien er geen gegronde vrees is voor verduistering, de beslagene een aansprakelijkheidsverzekering heeft die voldoende verhaal biedt en beslag op minder of minder belastende vermogensbestanddelen ook mogelijk is. Aan dit rijtje kan nog worden toegevoegd de omstandigheid dat de beslagene (alsnog) heeft betaald of zekerheid heeft gesteld. Op het stellen van zekerheid kom ik in deel 4 van deze reeks terug.
Heeft u vragen over of zoekt u hulp bij het leggen of opheffen van conservatoir beslag? Neem dan gerust contact op met Teun van der Weijden.