GROEPSAANSPRAKELIJKHEID BIJ ONRECHTMATIGE DAAD: HET BLIJFT EEN BIJZONDER LEERSTUK

5 november 2015, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
Als een schade wordt veroorzaakt door een groep is het voor de schadelijdende partij mogelijk om de gehele schade op één lid van die groep te verhalen. Deze zogenoemde hoofdelijke aansprakelijkheid volgt uit artikel 6:166 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).Het lid van de groep dat de gehele schade heeft voldaan, kan het deel dat hem of haar niet aangaat verhalen bij de andere dader(s). Dit noemen we het interne verhaalsrecht. Dit interne verhaalsrecht is vastgelegd in lid 2 van artikel 6:1...
In dit artikel
Als een schade wordt veroorzaakt door een groep is het voor de schadelijdende partij mogelijk om de gehele schade op één lid van die groep te verhalen. Deze zogenoemde hoofdelijke aansprakelijkheid volgt uit artikel 6:166 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Het lid van de groep dat de gehele schade heeft voldaan, kan het deel dat hem of haar niet aangaat verhalen bij de andere dader(s). Dit noemen we het interne verhaalsrecht. Dit interne verhaalsrecht is vastgelegd in lid 2 van artikel 6:166 BW. In beginsel moet er onderling voor gelijke delen worden bijgedragen tenzij in de omstandigheden van het geval de billijkheid een andere verdeling vereist.

Voor het aannemen van groepsaansprakelijkheid hoeft niet vast te staan wie uiteindelijk welke schade heeft veroorzaakt. Het enkel lid zijn van de groep is voldoende. Hierover wordt veel geprocedeerd. Zo ook bijvoorbeeld in de zaak die werd beoordeeld door de kantonrechter te Middelburg (vonnis van 18 februari 2015; ECLI:NL:RBZWB:2015:1557). Het gaat hier om geweld tijdens een uitgaansnacht. De door het slachtoffer gedaagde partij heeft het slachtoffer twee vuistslagen in het gezicht gegeven, waardoor deze op de grond kwam te liggen. Daarna is het slachtoffer door een ander geschopt tegen het hoofd, waardoor een trommelvliesperforatie en aanhoudend oorsuizen is veroorzaakt. De gedaagde partij had dus niet geschopt, maar is uiteindelijk wel aansprakelijk gehouden voor de gehele letselschade. Dus ook die als gevolg van het schoppen tegen het hoofd. De kantonrechter achtte de gedaagde partij voor de gehele schade aansprakelijk in de zin van artikel 6:166 BW nu hij had moeten voorzien dat zijn geweld (de vuistslagen in het gezicht) het geweld van de derde (het kopschoppen) zou uitlokken. De identiteit van de kopschopper was hierbij voor de kantonrechter niet van belang. De gehele schade moest worden voldaan door degene die (enkel) de vuistslagen had uitgedeeld.

Gezien het vorengaande is het ook opvallend dat bijvoorbeeld voor wat betreft de schade als gevolg van de redelijk recente Maagdenhuisbezetting er wel wordt betoogd dat die schade moeilijk te verhalen zou zijn omdat niet duidelijk zou zijn wie welke schade had aangebracht. Dit is immers niet vereist. Het hoeft enkel duidelijk te zijn dat er enkel sprake is geweest van het gedrag van de groep. Ieder groepslid is dan voor de gehele schade aan te spreken.

Dat het in het kader van de Maagdenhuisbezetting mogelijk om een verzekeraar gaat die de uitgekeerde schade wil verhalen, maakt het bovenstaande niet anders. Artikel 6:166 BW is weliswaar opgenomen in de Tijdelijke Regeling Verhaalsrechten ( artikel 6:197 BW), maar hier geldt de uitzondering zoals opgenomen in lid 2 sub a van dit artikel.

Bovendien wilde men met de Tijdelijke Regeling Verhaalsrecht enkel voorkomen dat door de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992 en de daarin opgenomen risico-aansprakelijkheden verzekeraars en andere regresnemers daardoor een verbeterde (proces)positie zouden krijgen. Daarvan is bij groepsaansprakelijkheid geen sprake omdat er reeds onder het oude BW door de rechtbank Breda was geoordeeld dat de groepsaansprakelijkheid zoals wij die nu kennen uit artikel 6:166 BW was vervat in het toenmalige algemene onrechtmatige daad artikel (artikel 1405 Oud BW). Met het nieuwe BW (dat inmiddels ook al weer vele jaren geldend recht is) is er met het oog op de groepsaansprakelijkheid dus geen verbeterde positie voor de regresnemer.

Belangrijk is nog het recente arrest van de Hoge Raad met kenmerk ECLI:NL:HR2015:2914. In deze uitspraak van 2 oktober jl. gaat het om verzekeraars die probeerden verhaal te nemen in verband met een aantal ladingdiefstallen. Zij wilden verhaal nemen op de leden van een groep die door de strafrechter als criminele organisatie waren aangemerkt. Dit ging volgens de Hoge Raad echter te ver. Het enkele lidmaatschap van een criminele organisatie maakte niet dat men schadeplichtig was voor elke ladingdiefstal (die dus kennelijk in groepen van verschillende samenstelling waren gepleegd). Vastgesteld moest worden of elk aangesproken lid van de criminele organisatie daadwerkelijk bij de ladingdiefstal waarop het regres zag betrokken was. Echter, per ladingschade hoeft dat er voor succesvol verhaal dus maar één te zijn. Wellicht dat daar ook het probleem bij de Maagdenhuisbezettingschade zat. Wie was wanneer in het pand. Maar dit kan opgelost worden door vast te stellen welke diehard vanaf het eerste moment tot aan het laatste moment aanwezig was. Dergelijke personen waren er namelijk.

Overigens kan de betrokkenheid als groepslid bij een schade soms eerder worden aangenomen dan gedacht. Het (enkel) op de uitkijk staan kan al voldoende zijn. Ook daarmee maakt men immers bijvoorbeeld een diefstal of een brand door één of meer andere daders mogelijk.

Naar aanleiding van bovenstaand artikel zijn er aan Minister Bussemaker Kamervragen gesteld. De Minister heeft op deze Kamervragen onlangs ook aan antwoord gegeven.

Gerelateerd