Bij besluit van 14 september 2010 (nummer
DGB2010/3544M) heeft de staatssectretaris van Financiën goedkeuring verleend voor de toepassing van de samenloopregeling van overdrachtsbelasting met omzetbelasting bij de verkrijging van juridische eigendom na de verkrijging van de economische eigendom tot 1 juli 2011. In verband met het feit dat de praktijk zich nog onvoldoende heeft kunnen voorbereiden op de intrekking van het besluit, heeft de staatssecretaris van Financiën de goedkeuring met terugwerkende kracht verlengd tot een nader te bepalen tijdstip (besluit van 17 januari 2012, nummer
BLBK/2011/1338M).
Op grond van de wet op de belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR) geldt een vrijstelling voor de samenloop van heffing van overdrachtsbelasting met omzetbelasting (artikel 15 lid 1 sub a WBR). De vrijstelling geldt onder meer als omzetbelasting is verschuldigd bij de verkrijging van economische eigendom van een bouwterrein of een nieuwe onroerende zaak. De samenloopvrijstelling geldt niet als het goed als bedrijfsmiddel in gebruik is genomen en de verkrijger de omzetbelasting in aftrek kan brengen.
Op het moment dat de onroerende zaak juridisch wordt geleverd aan dezelfde verkrijger, is geen omzetbelasting verschuldigd. Er is dan ook geen sprake van samenloop van overdrachtsbelasting met omzetbelasting, waardoor de vrijstelling van artikel 15 lid 1 sub a WBR niet van toepassing zou zijn. Eventueel zou nog een beroep kunnen worden gedaan op artikel 9 lid 4 WBR (levering van de juridische eigendom na levering van de economiche eigendom aan dezelfde verkrijger), waardoor in het algemeen alleen overdrachtsbelasting is verschuldigd over de waardestijging van de onroerende zaak in de periode tussen de verkrijging van de economische eigendom en de verkrijging van de juridische eigendom.
Op grond van de goedkeuring wordt de omzetbelasting die is geheven over de economische eigendom voor de heffing van overdrachtsbelasting ook bij de juridische levering aangemerkt als geheven omzetbelasting. De goedkeuring geldt onder de navolgende voorwaarden:
De goedkeuring geldt ook voor een ABC-levering, waarbij A de economische eigendom overdraagt aan B en B vervolgens de economische eigendom overdraagt aan C, waarna C de juridische eigendom verkrijgt van A. Voorwaarde is dat B bij de de ABC-levering een wezenlijke functie vervult en dus niet slechts is tussengevoegd voor het fiscale resultaat.
Thans wordt het beleid over de samenloop van de heffing van overdrachtsbelasting met omzetbelasting geëvalueerd. In afwachting van die uitkomstblijft het besluit van de staatssecretaris van Financiën, met toepassing van de hardheidsclausule (artikel 63 Algemene wet inzake rijksbelastingen) van kracht.
Op grond van de wet op de belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR) geldt een vrijstelling voor de samenloop van heffing van overdrachtsbelasting met omzetbelasting (artikel 15 lid 1 sub a WBR). De vrijstelling geldt onder meer als omzetbelasting is verschuldigd bij de verkrijging van economische eigendom van een bouwterrein of een nieuwe onroerende zaak. De samenloopvrijstelling geldt niet als het goed als bedrijfsmiddel in gebruik is genomen en de verkrijger de omzetbelasting in aftrek kan brengen.
Op het moment dat de onroerende zaak juridisch wordt geleverd aan dezelfde verkrijger, is geen omzetbelasting verschuldigd. Er is dan ook geen sprake van samenloop van overdrachtsbelasting met omzetbelasting, waardoor de vrijstelling van artikel 15 lid 1 sub a WBR niet van toepassing zou zijn. Eventueel zou nog een beroep kunnen worden gedaan op artikel 9 lid 4 WBR (levering van de juridische eigendom na levering van de economiche eigendom aan dezelfde verkrijger), waardoor in het algemeen alleen overdrachtsbelasting is verschuldigd over de waardestijging van de onroerende zaak in de periode tussen de verkrijging van de economische eigendom en de verkrijging van de juridische eigendom.
Op grond van de goedkeuring wordt de omzetbelasting die is geheven over de economische eigendom voor de heffing van overdrachtsbelasting ook bij de juridische levering aangemerkt als geheven omzetbelasting. De goedkeuring geldt onder de navolgende voorwaarden:
- de juridische eigendom wordt geleverd aan de verkrijger van de economische eigendom;
- de verkrijging van de economische eigendom en de juridische eigendom betreffen een nieuw vervaardigde onroerende zaak als bedoeld in artikel 11 lid 1 onderdeel a nummer 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968;
- de onroerende zaak is niet als bedrijfsmiddel gebruikt of de onroerende zaak is wel als bedrijfsmiddel gebruikt, maar de verkrijger kan de omzetbelasting niet in aftrek brengen.
De goedkeuring geldt ook voor een ABC-levering, waarbij A de economische eigendom overdraagt aan B en B vervolgens de economische eigendom overdraagt aan C, waarna C de juridische eigendom verkrijgt van A. Voorwaarde is dat B bij de de ABC-levering een wezenlijke functie vervult en dus niet slechts is tussengevoegd voor het fiscale resultaat.
Thans wordt het beleid over de samenloop van de heffing van overdrachtsbelasting met omzetbelasting geëvalueerd. In afwachting van die uitkomstblijft het besluit van de staatssecretaris van Financiën, met toepassing van de hardheidsclausule (artikel 63 Algemene wet inzake rijksbelastingen) van kracht.
Gerelateerd
Koop en huur