In een uitspraak van 6 december 2017 (
ECLI:NL:RVS:2017:3323) heeft de Afdeling toepassing gegeven aan het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ bij de vraag of iemand als belanghebbende kan worden aangemerkt.
Casus
Burgemeester en wethouders hebben een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een onbemande camperplaats. Appellant is eigenaar van een woning die hij verhuurt. Deze woning is gelegen op 295 meter van de camperplaats. Tussen de woning en de camperplaats is bebouwing gelegen. Daardoor heeft appellant alleen zicht op de camperplaats vanuit het raam op de eerste etage en vanuit de dakkapel op zijn zolder, indien hij zijn hoofd uit het raam steekt en naar rechts kijkt.
Gevolgen van enige betekenis
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De rechtbank heeft overwogen dat appellant niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het besluit, omdat hij niet rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt.
De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 23 augustus 2017 ( ECLI:NL:RVS:2017:2271), waarin zij heeft overwogen dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat belanghebbende is bij dat besluit, tenzij gevolgen van enige betekenis ontbreken.
De Afdeling overweegt vervolgens dat de afstand van 295 meter, in combinatie met de aanwezigheid van tussenliggende bebouwing, waardoor appellant slechts zicht heeft op de camperplaats vanuit het raam op de eerste etage en vanuit de dakkapel, indien hij zijn hoofd uit het raam steekt en naar rechts kijkt, maakt dat het zicht op de camperplaats dermate gering is dat in zoverre gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Over de stelling van appellant dat hij verkeershinder zal gaan ondervinden, merkt de Afdeling op dat de campers ter hoogte van zijn woning geacht worden in het heersende verkeersbeeld te zijn opgenomen. Ook wordt appellant volgens de Afdeling niet rechtstreeks in zijn belang geraakt door het in- en uitvoegen van campers op de weg, omdat hij zich in zoverre niet onderscheidt van andere weggebruikers van de weg. De Afdeling sluit af met de overweging dat ook in zoverre gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Heeft u vragen over belanghebbendheid, neem dan contact op met Bart de Haan.
Casus
Burgemeester en wethouders hebben een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een onbemande camperplaats. Appellant is eigenaar van een woning die hij verhuurt. Deze woning is gelegen op 295 meter van de camperplaats. Tussen de woning en de camperplaats is bebouwing gelegen. Daardoor heeft appellant alleen zicht op de camperplaats vanuit het raam op de eerste etage en vanuit de dakkapel op zijn zolder, indien hij zijn hoofd uit het raam steekt en naar rechts kijkt.
Gevolgen van enige betekenis
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De rechtbank heeft overwogen dat appellant niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het besluit, omdat hij niet rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt.
De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 23 augustus 2017 ( ECLI:NL:RVS:2017:2271), waarin zij heeft overwogen dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat belanghebbende is bij dat besluit, tenzij gevolgen van enige betekenis ontbreken.
De Afdeling overweegt vervolgens dat de afstand van 295 meter, in combinatie met de aanwezigheid van tussenliggende bebouwing, waardoor appellant slechts zicht heeft op de camperplaats vanuit het raam op de eerste etage en vanuit de dakkapel, indien hij zijn hoofd uit het raam steekt en naar rechts kijkt, maakt dat het zicht op de camperplaats dermate gering is dat in zoverre gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Over de stelling van appellant dat hij verkeershinder zal gaan ondervinden, merkt de Afdeling op dat de campers ter hoogte van zijn woning geacht worden in het heersende verkeersbeeld te zijn opgenomen. Ook wordt appellant volgens de Afdeling niet rechtstreeks in zijn belang geraakt door het in- en uitvoegen van campers op de weg, omdat hij zich in zoverre niet onderscheidt van andere weggebruikers van de weg. De Afdeling sluit af met de overweging dat ook in zoverre gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Heeft u vragen over belanghebbendheid, neem dan contact op met Bart de Haan.
Gerelateerd
Fysieke leefomgeving