Geur afkomstig van dierenverblijven
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het exclusieve toetsingskader voor het beoordelen van geur afkomstig van dierenverblijven. Dit toetsingskader is nader uitgewerkt in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv), waarin per diercategorie en type luchtwasser specifieke geuremissiefactoren zijn vastgelegd. De geuremissiefactoren zijn afhankelijk van de geurreductie die een luchtwasser in een bepaald stalsysteem kan behalen.
Verlaging geuremissiefactoren
In 2018 zijn de geuremissiefactoren uit de Rgv naar beneden bijgesteld naar aanleiding van een onderzoek van de door Wageningen University & Research (WUR). Uit dit onderzoek volgt dat, in tegenstelling tot de gemeten enkelvoudige luchtwassystemen, de geurreductie van de gecombineerde luchtwassystemen in de praktijk veel lager is dan waar in de Rgv van wordt uitgegaan. Daarom heeft de Staatssecretaris de geuremissiefactoren per 20 juli 2018 gewijzigd. Het rendement van combi-luchtwassers is verlaagd van 85-70% naar 45%-30%, afhankelijk van het type luchtwasser.
Effectiviteit van combi-luchtwassers
De WUR heeft vervolgens nader onderzoek verricht naar de effectiviteit van combi-luchtwassers. Uit een vervolgstudie in Nederland en Duitsland blijkt dat de combi-luchtwassers inderdaad aanzienlijk lagere geurrendementen realiseerden dan de waarden van 85-70% waarvan voorheen op basis van de Rgv werd uitgegaan. Een steekproef wees uit dat het rendement van enkelvoudige chemische en biologische wassers dichtbij de Rgv-referentieniveaus lagen, maar dat dit niet gold voor de rendementen van combi-luchtwassers. Het gemiddelde Rgv-reductieniveau voor combiluchtwassers lag in de buurt van de Rgv geuremissiefactoren voor enkelvoudige wassers.
Kunnen de gewijzigde geuremissiefactoren in stand blijven?
In haar uitspraak van 21 juli 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) zich uitgelaten over de verbindendheid van de gewijzigde Rgv. Aanleiding was het hoger beroep van een varkenshouder tegen de weigering van een omgevingsvergunning om zijn varkenshouderij uit te breiden met meer stallen en dieren. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant had de aanvraag geweigerd omdat het project niet zou voldoen aan de provinciale stalderingsregeling, en niet voldaan wordt aan de eisen uit de Wgv en Rgv. Verder zou het project leiden tot een hogere cumulatieve geurbelasting en daarmee in strijd zijn met de Verordening Ruimte Noord-Brabant.
De varkenshouder betoogde in hoger beroep dat de Staatssecretaris niet in redelijkheid de geurverwijderingsrendementen uit de Rgv heeft kunnen wijzigen.
Woon- en leefklimaat van omwonenden bij veehouderijbedrijven
De ABRvS concludeert op basis van de onderzoeken van de WUR dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de combi-luchtwassers in de praktijk niet het geurverwijderingsrendement halen waar in de Rgv van werd uitgegaan. Het gemeten gemiddelde geurverwijderingsrendement bedroeg met slechts 40% de helft van het verwachte gemiddelde Rgv-reductieniveau. De Staatssecretaris heeft vervolgens, in afwachting van nader onderzoek, besloten de geurreductiepercentages van combi-luchtwassers gelijk te stellen aan die van enkelvoudige luchtwassers. Volgens de ABRvS is dit oordeel niet onredelijk, nu het lastig is om zonder nader onderzoek vast te stellen welke rendementen de combi-luchtwassers (kunnen) behalen. Met het oog op een goed woon- en leefklimaat van omwonenden bij veehouderijbedrijven heeft de Staatssecretaris daarom in redelijkheid kunnen besluiten om de reductiepercentages te wijzigen naar het niveau dat aantoonbaar minimaal in de praktijk kan worden behaald.
Verder betoogde de varkenshouder dat de wijziging van de Wgv onevenredige gevolgen heeft voor bestaande veehouderijen. De ABRvS overweegt hierover dat deze gevolgen zijn onderkend bij de wijziging van de Rgv. Uit de Nota van Toelichting volgt dat geen overgangsrecht is opgenomen voor vergunningplichtige veehouderijen.
Commentaar gewijzigde geuremissiefactoren
Deze uitspraak van de ABRvS maakt nog maar eens duidelijk dat de gewijzigde geuremissiefactoren in de Rgv niet onverbindend zijn. Eerder zijn de rechtbank Oost-Brabant en de rechtbank Overijssel al tot eenzelfde oordeel gekomen. Ook de ABRvS ziet tot op heden geen aanleiding om de Rgv onverbindend te verklaren.
Overigens lijkt het erop dat de strengere emissiefactoren voorlopig nog wel even van toepassing zullen blijven. Eerder dit jaar berichten onderzoekers van de WUR dat het meten van rendementen van de luchtwassers lastiger blijkt te zijn dan gedacht. Nieuwe geurreductiepercentages zijn nog niet genoemd. Voor veehouderijen die willen uitbreiden is dit een behoorlijke streep door de rekening. Anderzijds beschikken deze veehouderijen wel nog over bestaande rechten. Deze rechten worden niet geraakt door de gewijzigde reductiepercentages.
Meer weten? Neem dan contact op met Jeroen Niederer, advocaat bij de sectie Overheid en Vastgoed en specialist op het gebied van geurhinder en veehouderijen.