In dit artikel wordt ingegaan op de vraag wat in zo’n geval de rechten en verplichtingen van partijen zijn en of deze (markt)omstandigheden een gegronde reden kunnen vormen om de prijzen te verhogen. Voor een uitleg over de rechtmatigheid van prijsstijgingen in de bouw verwijs ik graag naar het artikel van mijn collega’s Lotte Blum en Liz Bras op deze website.
Uitgangspunt: de inhoud van de gesloten overeenkomst
Omdat het Nederlandse (commercieel) contractenrecht uitgaat van het belangrijke principe van contractsvrijheid en het zogenoemde adagium “pacta sunt servanda” (trouw aan het gegeven woord), is de gesloten overeenkomst in principe leidend bij de beantwoording van de vraag of prijzen (wegens marktomstandigheden) verhoogd kunnen worden. Wanneer in het contract of de algemene voorwaarden een bepaling staat die heronderhandeling of indexatie bij grote afwijkingen van de kostprijs mogelijk maakt, biedt dit dus een mogelijkheid voor de leverancier om de prijzen te verhogen. Wanneer op basis van het contractsmodel van de leverancier is gecontracteerd, zal veelal een dergelijke bepaling zijn opgenomen.
Als het contract daarentegen bepaalt dat de prijzen gedurende een bepaalde periode vast staan, dan biedt het contract de leverancier geen mogelijkheid de prijzen aan te passen gedurende die bepaalde periode. Omdat de inhoud van de gesloten overeenkomst tussen partijen het uitgangspunt vormt, blijven de vaste prijzen dan in principe ook gelden. Dit betekent dat de gestegen grondstofprijzen dan in principe voor rekening en risico van de leverancier zijn.
Onvoorziene omstandigheden
Dan rijst de vraag of er buitencontractuele mogelijkheden zijn voor de leverancier om de prijzen te verhogen. Het Nederlandse recht kent het leerstuk van de onvoorziene omstandigheden waarmee een partij de mogelijkheid wordt geboden om een overeenkomst open te breken als zich onvoorziene omstandigheden voordoen. Deze regeling is vastgelegd in artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek (BW) en bepaalt het volgende:
“De rechter kan op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.”
Doet een partij met succes een beroep op deze bepaling, dan kan de rechter een overeenkomst wijzigen of geheel of gedeeltelijk ontbinden (“beëindigen”). Zo’n beëindiging kan zelfs met terugwerkende kracht, de overeenkomst wordt dan geacht nooit te hebben bestaan. Wel moet hieraan altijd een rechter te pas komen.
Voor een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden moet er sprake zijn van: (1) onvoorziene omstandigheden die (2) van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten en (3) niet voor rekening komen van de partij die zich op artikel 6:258 BW beroept.
Een onvoorziene omstandigheid is een situatie die niet expliciet of impliciet in de overeenkomst is opgenomen of verdisconteerd. Uit rechtspraak van vóór de huidige energiecrisis volgt dat schommelingen van prijzen in principe een normaal fenomeen is, waarmee commerciële partijen – bekend met de markt waarin zij contracteren – rekening hebben te houden. Door het afspreken van een vaste prijs, blijkt uit de rechtspraak, wordt een vorm van zekerheid ingekocht, met het daar tegenoverstaand risico dat deze vaste prijs niet meer zal corresponderen met de marktprijs op een bepaald moment. Dit betekent dat niet snel sprake is van onvoorziene omstandigheden als het gaat om prijsstijgingen wegens gewijzigde marktomstandigheden (-en de in het verlengde hiervan ontstane inflatie). Afspraak is nu eenmaal afspraak en daar kan slechts met terughoudendheid aan worden getornd. De gedachte hierachter is dat op (commerciële) partijen een zeker ondernemersrisico rust.
Ter illustratie: toen in 2009 voor een bepaalde leverancier de prijzen voor elektriciteit met 400% waren gestegen, overwoog de rechtbank Den Bosch dat, hoewel partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst een stabiel prijsniveau voor elektriciteit voor ogen hadden en de prijsstijging van 400% dus als onvoorzien kon worden aangemerkt, stijgingen van prijzen, ook onvoorzien grote, tot de algemeen aanvaarde risico’s van een leverancier behoren.
Aan de vereisten van onvoorziene omstandigheden wordt bij explosief gestegen grondstofprijzen dus niet snel voldaan. Het ligt dan ook niet in de lijn der verwachtingen dat een leverancier met wie vóór het ontstaan van de geopolitieke spanningen en de energiecrisis een vaste prijs is overeengekomen, eenvoudig de prijzen kan aanpassen met een beroep op onvoorziene omstandigheden.
Het is alleen ook niet zo dat een beroep op onvoorziene omstandigheden vanwege prijswijzigingen nooit is toegewezen. Zo bestaat er een kort geding uitspraak uit 2012 waarin de prijs van het belangrijkste onderdeel 2,5 keer zo hoog was geworden in welk geval de rechter oordeelde dat bij een zodanige prijsstijging sprake was van een ernstige verstoring van de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties, waardoor het evenwicht tussen deze wederzijdse prestaties geheel werd verbroken. Een dergelijke verstoring van de waardeverhouding ging in dat geval de in de overeenkomst verdisconteerde risicoverdeling te buiten. Daarenboven oordeelde de voorzieningenrechter in Rotterdam in november vorig jaar nog dat niet kon worden uitgesloten dat de explosieve stijging van energieprijzen van dat moment een onvoorziene omstandigheid vormde voor de gasleverancier. Wel werd daarbij veel waarde gehecht aan een eerder overeengekomen loyaliteitsclausule tussen partijen waaruit volgde dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat partijen zich in het geval van onvoorziene en onvoorspelbare omstandigheden als een redelijk zakenpartner zullen opstellen.
Deze uitspraken zijn -voorlopig- echter een uitzondering op de regel en hebben ook in de literatuur op de nodige weerstand gestuit. Vooralsnog ligt de lat voor een aanpassing op grond van onvoorziene omstandigheden dus hoog en wordt deze niet vaak gehaald.
Wellicht wordt dit in de toekomst anders. Zo leidde de corona pandemie (en de als gevolg daarvan opgelegde overheidsmaatregelen) er uiteindelijk toe dat waar partijen eerst volledig gehouden konden worden aan de overeenkomst, later -deels- onder hun verplichtingen uit konden komen door toepassing van het ‘share the pain’ principe.
Conclusie
Vooralsnog is het lastig om extreme prijsstijgingen door te voeren als er vaste prijzen zijn overeengekomen. Een beroep op onvoorziene omstandigheden wordt niet vaak gehonoreerd. De inhoud van het gesloten contract blijft het uitgangspunt, ook in het geval van onzekere marktomstandigheden. De toekomst zal het uitwijzen of dit uitgangspunt op (korte) termijn verandert. Wij houden de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.
Wilt u meer inzicht krijgen in de mogelijkheden om te ageren tegen opgelegde prijsverhogingen op basis van onvoorziene omstandigheden of wilt u laten beoordelen of u de prijzen kunt aanpassen, neem dan gerust met mij contact op.