Feiten
Een voormalig cliënt maakte gebruik van de diensten van een advocatenmaatschap en hierbij trad mr. X op als huisadvocaat van de voormalig cliënt. A was algemeen directeur van de voormalig cliënt.
Het bestuur van de voormalig cliënt kwam er in juni 2016, naar aanleiding van een interne financiële controle, achter dat A in 2015 meerdere geldtransacties had (laten) verricht(en) vanaf de rekening van de voormalig cliënt naar (buitenlandse) derden en was de mening toegedaan dat mr. X hier een rol in heeft gehad. De voormalig cliënt stelt enige tijd later mr. X aansprakelijk en legt zeven (vermeende) beroepsfouten aan haar vordering ten grondslag. Die (beweerdelijke) beroepsfouten zien – zakelijk weergegeven – op diverse verzwijgingen van mr. X, het onterecht in rekening brengen van privéwerkzaamheden voor A bij de voormalig cliënt en het geven van slecht advies.
Vervalbeding
Mr. X doet een beroep op het vervalbeding uit de algemene voorwaarden van de advocatenmaatschap. Dit vervalbeding luidt:
“Aansprakelijkheid
(…)
Onverminderd het bepaalde in artikel 6:89 BW vervalt een aanspraak tot schadevergoeding indien niet binnen een jaar nadat de feiten waarop de aanspraak is gebaseerd bij opdrachtgever bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn geweest, die aanspraak bij de bevoegde rechter aanhangig is gemaakt.”
De voormalig cliënt verweert zich hiertegen door te stellen dat zij niet in een contractuele verhouding tot mr. X staat, zodat de algemene voorwaarden niet jegens haar gelden. Daarnaast betoogt de voormalig cliënt dat het vervalbeding slechts ziet op aanspraken tot schadevergoeding. Dat zou tot gevolg moeten hebben dat haar vordering gegrond op het onterecht laten betalen van de voormalig cliënt voor privéwerkzaamheden voor A niet vervallen is. Deze vordering is immers gebaseerd op onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW). Ten slotte stelt de voormalig cliënt zich op het standpunt dat het beroep op het vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Oordeel rechtbank Noord-Holland
De rechtbank oordeelt dat het vervalbeding in de algemene voorwaarden niet ziet op een vordering uit onverschuldigde betaling, nu die vordering een andere grondslag heeft dan een vordering tot schadevergoeding. Dit leidt tot de conclusie dat de voormalig cliënt recht heeft op teruggave van hetgeen onverschuldigd is betaald.
Ten aanzien van (een groot deel) van de overige verweten beroepsfouten oordeelt de rechtbank dat de voormalig cliënt de aanspraak tot schadevergoeding wegens die beroepsfouten (conform de termijn opgenomen in het vervalbeding) te laat heeft ingesteld: namelijk meer dan een jaar nadat de feiten waarop zij die aanspraak baseert bij haar bekend waren.
Het feit dat de voormalig cliënt geen contractuele relatie had met mr. X (maar wel met de advocatenmaatschap) maakt dit niet anders. De algemene voorwaarden bevatten een derdenbeding waaruit volgt dat de bij de advocatenmaatschap betrokken (rechts)personen, zoals mr. X, ook een beroep op de algemene voorwaarden kunnen doen.
Over het beroep van de voormalig cliënt op de redelijkheid en billijkheid oordeelt de rechtbank dat ook dit argument haar niet kan baten. De rechtbank oordeelt hierover als volgt:
“[…] dat de tekst van het vervalbeding in de algemene voorwaarden duidelijk is en niet voor meerdere uitleg vatbaar. Het handelen van [gedaagde sub 5] (red: mr. X) voorafgaand aan het verstrekken van het dossier ‘advies overname’ op 24 november 2017 en de stelling van [de voormalig cliënt, red.] dat het haar veel moeite heeft gekost om alle informatie en dossierstukken boven tafel te krijgen, betrekt de rechtbank niet bij de beoordeling van de vraag of het beroep op het vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De termijn van het vervalbeding is immers pas gaan lopen vanaf het moment van de ontvangst van het dossier ‘advies overname’. Daarnaast is er geen (wettelijke) plicht voor [de advocatenmaatschap en mr. X, red.] om [de voormalig cliënt, red.] te wijzen op het feit dat zij een beroep zal doen op het vervalbeding. [de voormalig cliënt, red.] is een professionele partij die geacht mag worden in de context van rechtsverhoudingen als de onderhavige bekend te zijn met vervalbedingen in algemene voorwaarden. Dit geldt temeer omdat [de voormalig cliënt, red.] ten tijde van de ontvangst van het dossier ‘advies overname’ en voorafgaand aan deze procedure door een advocaat werd bijgestaan. Daarbij komt dat (terecht) niet is gesteld dat een vervaltermijn van één jaar niet gebruikelijk of uitzonderlijk kort is.”
De rechtbank overweegt vervolgens dat de stelling dat de advocatenmaatschap en mr. X niet in enig concreet belang zijn geschaad door dagvaarding na het verlopen van de vervaltermijn, op zichzelf (ook) niet meebrengt dat het vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Een vervalbeding dient met name de rechtszekerheid voor de partij die het vervalbeding hanteert. Het feit dat die partij een beroep op een verzekering kan doen, maakt dit niet anders. Verzekeringsdekking betekent slechts dat de verzekerde een verplichting tot schadevergoeding kan afwentelen op haar verzekeraar, maar doet niet af aan haar belang om met het oog op de genoemde rechtszekerheid - en daarmee ook op het belang van de verzekeraar, en de daaraan verbonden (hoogte van de) premie die verzekerde moet betalen - een vervalbeding te hanteren.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de formulering van een vervalbeding van belang kan zijn voor de reikwijdte van het beding: een aanspraak tot schadevergoeding is niet hetzelfde als een (terug)vordering op grond van onverschuldigde betaling, zodat voor die laatste vordering het vervalbeding geen bescherming kan bieden indien het vervalbeding slechts ziet op een aanspraak tot schadevergoeding.
Daarnaast onderstreept deze uitspraak ook het belang van het derdenbeding. In deze kwestie had de advocatenmaatschap een dergelijk beding in de algemene voorwaarden opgenomen, zodat individuele advocaten zich ook op de algemene voorwaarden kunnen beroepen.
Tot slot bevestigt deze uitspraak dat de vraag of een beroep op de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, afhangt van de specifieke omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer acht worden geslagen op de ratio van een vervalbeding (rechtszekerheid voor de gebruiker) en het kennisniveau van de wederpartij van de gebruiker (professioneel, bijstand door advocaat).