Op 6 september 2017 heeft de rechtbank Gelderland
uitspraak gedaan in een kwestie waar de vraag voorlag of de partner aanspraak kan maken op een partnerpensioen, ondanks dat de werkgever eerder verzuimd heeft om de burgerlijke staat van de werknemer/deelnemer door te geven aan de verzekeraar.
Situatieschets
Welke situatie deed zich voor? De werknemer/deelnemer heeft in 2011 een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten met de partner. De werkgever had een collectieve pensioenregeling bij verzekeraar Achmea ondergebracht. Die pensioenregeling kende naast een aanspraak op ouderdomspensioen van de werknemers tevens een aanspraak op partnerpensioen. Het partnerbegrip was als volgt in het pensioenreglement gedefinieerd:
“In het ‘Pensioenreglement Renteniersplan voor de werknemers van Baronie de Heer BV (hierna: het pensioenreglement), valt onder meer het volgende te lezen:
“Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
In het begrip zelf komt dus niet terug de verplichting om aan te melden, in die zin dat hierin niet verwoord staat dat pas sprake is van een partner voor zover de burgerlijke staat daadwerkelijk (tijdig) is aangemeld. Wel komt een dergelijke aanmeld- respectievelijk informatieplicht- terug in de uitvoeringsovereenkomst, maar deze is slechts gesloten tussen de werkgever en de verzekeraar.
In 2013 overlijdt de werknemer/deelnemer en maakt de partner aanspraak op partnerpensioen. De verzekeraar stelt zich dan op het standpunt dat de partner destijds niet als partner is aangemeld bij de verzekeraar en weigert op grond daarvan de dekking.
Terechte weigering partnerpensioen?
De partner vecht dit aan en wordt in het gelijk gesteld. Voor de beoordeling kijkt de rechtbank naar de letterlijke tekst van het partnerbegrip in het pensioenreglement. Daarin leest de rechter terug dat het enkel bestaan van een notarieel samenlevingscontract voldoende is om als partner voor het partnerpensioen te kunnen worden aangemerkt. Dit lijkt mij een juiste constatering. Aan de partner kan niet worden tegengeworpen het feit dat in de relatie werkgever tot verzekeraar is overeengekomen dat de werkgever alle wijzigingen en inlichtingen die van belang zijn voor de grondslag van de verzekering meldt, en de werkgever dit heeft nagelaten.
Informatieplicht werkgever
Met de enkele vaststelling van de aanspraak op partnerpensioen was het geschil tussen partijen nog niet ten einde. In de procedure bij de rechtbank Gelderland riep de verzekeraar de werkgever namelijk in vrijwaring op en beriep zich daarbij op de uitvoeringsovereenkomst. Die uitvoeringsovereenkomst bepaalt onder meer dat de werkgever de pensioenverzekeraar moet vrijwaren voor pensioenaanspraken indien de werkgever niet voldoet aan de verplichtingen die voor hem uit de uitvoeringsovereenkomst voortvloeien. Meer specifiek stelt de verzekeraar zich op het standpunt dat sprake was van tekortschieten op het terrein van de aanmeld- en/of informatieverplichting, met gevolg dat de vrijwaringsclausule aan de orde zou moeten zijn.
De werkgever bracht hier tegenin dat sprake is van een zogenoemd onbepaald partnersysteem. Kort gezegd komt het systeem erop neer dat de werkgever premie voor het partnerpensioen betaalt en deze premie wordt bepaald op basis van door de verzekeraar bepaalde actuariële grondslagen en uitgangspunten, los van de persoon van de partner. Voor deze systematiek is dus niet direct noodzakelijk dat de pensioenuitvoerder bekend is met de persoon van de partner. De rechtbank gaat echter niet volledig mee in het betoog van de werkgever. Weliswaar wordt ondersteund de constatering dat sprake is van een onbepaald partnersysteem, maar dat laat onverlet dat de werkgever volgens de rechtbank nog steeds melding had moeten maken van het feit dat sprake is van een partner. Die meldplicht gaat volgens de rechtbank echter niet zo ver dat van de werkgever verlangd kan worden dat deze actief informatie inwint bij de werknemer. Volgens de rechtbank kan de werkgever geen melding maken van feiten waarvan zij geen weet heeft.
Kortom:
Wijze les
Welke lessen kunnen hieruit getrokken worden? Volgens mij kunnen alle drie de spelers (de werknemer/deelnemer, de werkgever en de verzekeraar) hier lering uit trekken. De werknemer doet er sowieso verstandig aan om wijzigingen in de privésituatie te melden aan de werkgever respectievelijk verzekeraar. Het partnerbegrip in het pensioenreglement is immers (binnen fiscale grenzen) vrij te bepalen, dus het is ook mogelijk dat er in het pensioenreglement wordt vastgelegd dat alleen dan sprake is van een partner voor zover deze partner daadwerkelijk is aangemeld bij de verzekeraar.
De werkgever kan hier lering uit trekken door in ieder geval alle wijzigingen die hij ontvangen heeft van de werknemer tijdig en correct aan te leveren bij de verzekeraar.
Voor verzekeraars zou deze uitspraak aanleiding kunnen bieden om nog eens het partnerbegrip in het pensioenreglement dan wel de informatieverplichting in de uitvoeringsovereenkomst onder de loep te nemen en eventueel aan te passen. Dit klemt eens te meer, nu werkgevers - getuige de uitspraak - zich in een dekkingsdiscussie mogelijk kunnen verschuilen achter het argument dat de werknemer zelf heeft nagelaten om de wijziging in de burgerlijke stand aan hem door te geven. In dat geval krijgt de verzekeraar alsnog de rekening gepresenteerd.
Situatieschets
Welke situatie deed zich voor? De werknemer/deelnemer heeft in 2011 een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten met de partner. De werkgever had een collectieve pensioenregeling bij verzekeraar Achmea ondergebracht. Die pensioenregeling kende naast een aanspraak op ouderdomspensioen van de werknemers tevens een aanspraak op partnerpensioen. Het partnerbegrip was als volgt in het pensioenreglement gedefinieerd:
“In het ‘Pensioenreglement Renteniersplan voor de werknemers van Baronie de Heer BV (hierna: het pensioenreglement), valt onder meer het volgende te lezen:
“Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
- Partner - (…)
- (…)
- de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer:
- duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voert, en
- met wie geen bloed- of aanverwantschap in de eerste graad bestaat, en
- de (gewezen) deelnemer en de man of vrouw zijn beiden noch gehuwd noch zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan, en
- de (gewezen) deelnemer heeft aangetoond dat er gedurende vijf jaar een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd of er is sprake van een tussen beide gesloten notarieel samenlevingscontract dat ten minste een half jaar geleden is gesloten. (…)”
In het begrip zelf komt dus niet terug de verplichting om aan te melden, in die zin dat hierin niet verwoord staat dat pas sprake is van een partner voor zover de burgerlijke staat daadwerkelijk (tijdig) is aangemeld. Wel komt een dergelijke aanmeld- respectievelijk informatieplicht- terug in de uitvoeringsovereenkomst, maar deze is slechts gesloten tussen de werkgever en de verzekeraar.
In 2013 overlijdt de werknemer/deelnemer en maakt de partner aanspraak op partnerpensioen. De verzekeraar stelt zich dan op het standpunt dat de partner destijds niet als partner is aangemeld bij de verzekeraar en weigert op grond daarvan de dekking.
Terechte weigering partnerpensioen?
De partner vecht dit aan en wordt in het gelijk gesteld. Voor de beoordeling kijkt de rechtbank naar de letterlijke tekst van het partnerbegrip in het pensioenreglement. Daarin leest de rechter terug dat het enkel bestaan van een notarieel samenlevingscontract voldoende is om als partner voor het partnerpensioen te kunnen worden aangemerkt. Dit lijkt mij een juiste constatering. Aan de partner kan niet worden tegengeworpen het feit dat in de relatie werkgever tot verzekeraar is overeengekomen dat de werkgever alle wijzigingen en inlichtingen die van belang zijn voor de grondslag van de verzekering meldt, en de werkgever dit heeft nagelaten.
Informatieplicht werkgever
Met de enkele vaststelling van de aanspraak op partnerpensioen was het geschil tussen partijen nog niet ten einde. In de procedure bij de rechtbank Gelderland riep de verzekeraar de werkgever namelijk in vrijwaring op en beriep zich daarbij op de uitvoeringsovereenkomst. Die uitvoeringsovereenkomst bepaalt onder meer dat de werkgever de pensioenverzekeraar moet vrijwaren voor pensioenaanspraken indien de werkgever niet voldoet aan de verplichtingen die voor hem uit de uitvoeringsovereenkomst voortvloeien. Meer specifiek stelt de verzekeraar zich op het standpunt dat sprake was van tekortschieten op het terrein van de aanmeld- en/of informatieverplichting, met gevolg dat de vrijwaringsclausule aan de orde zou moeten zijn.
De werkgever bracht hier tegenin dat sprake is van een zogenoemd onbepaald partnersysteem. Kort gezegd komt het systeem erop neer dat de werkgever premie voor het partnerpensioen betaalt en deze premie wordt bepaald op basis van door de verzekeraar bepaalde actuariële grondslagen en uitgangspunten, los van de persoon van de partner. Voor deze systematiek is dus niet direct noodzakelijk dat de pensioenuitvoerder bekend is met de persoon van de partner. De rechtbank gaat echter niet volledig mee in het betoog van de werkgever. Weliswaar wordt ondersteund de constatering dat sprake is van een onbepaald partnersysteem, maar dat laat onverlet dat de werkgever volgens de rechtbank nog steeds melding had moeten maken van het feit dat sprake is van een partner. Die meldplicht gaat volgens de rechtbank echter niet zo ver dat van de werkgever verlangd kan worden dat deze actief informatie inwint bij de werknemer. Volgens de rechtbank kan de werkgever geen melding maken van feiten waarvan zij geen weet heeft.
Kortom:
- voor de aanspraak op partnerpensioen is het partnerbegrip in het pensioenreglement doorslaggevend. Deze kan in beginsel niet beperkter worden uitgelegd dan uit de tekst van het pensioenreglement blijkt. Daardoor kan de verzekeraar zich niet op het standpunt stellen dat een partnerpensioenaanspraak ontbreekt vanwege het ontbreken van een aanmelding bij de verzekeraar;
- indien tussen de werkgever en verzekeraar een informatie- respectievelijk aanmeldverplichting is overeengekomen, gaat deze verplichting niet zo ver dat de werkgever hier zodanig actief mee moet omgaan dat de werkgever gehouden is om op actieve wijze informatie in te winnen bij de werknemers.
Wijze les
Welke lessen kunnen hieruit getrokken worden? Volgens mij kunnen alle drie de spelers (de werknemer/deelnemer, de werkgever en de verzekeraar) hier lering uit trekken. De werknemer doet er sowieso verstandig aan om wijzigingen in de privésituatie te melden aan de werkgever respectievelijk verzekeraar. Het partnerbegrip in het pensioenreglement is immers (binnen fiscale grenzen) vrij te bepalen, dus het is ook mogelijk dat er in het pensioenreglement wordt vastgelegd dat alleen dan sprake is van een partner voor zover deze partner daadwerkelijk is aangemeld bij de verzekeraar.
De werkgever kan hier lering uit trekken door in ieder geval alle wijzigingen die hij ontvangen heeft van de werknemer tijdig en correct aan te leveren bij de verzekeraar.
Voor verzekeraars zou deze uitspraak aanleiding kunnen bieden om nog eens het partnerbegrip in het pensioenreglement dan wel de informatieverplichting in de uitvoeringsovereenkomst onder de loep te nemen en eventueel aan te passen. Dit klemt eens te meer, nu werkgevers - getuige de uitspraak - zich in een dekkingsdiscussie mogelijk kunnen verschuilen achter het argument dat de werknemer zelf heeft nagelaten om de wijziging in de burgerlijke stand aan hem door te geven. In dat geval krijgt de verzekeraar alsnog de rekening gepresenteerd.
Gerelateerd
Pensioen en beloning