In haar
uitspraak over een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht vernietigt de Afdeling de opgelegde gedoogplicht: drie dagen is te kort om aanbod te beoordelen.
De Minister heeft op verzoek van TenneT aan meerdere grondeigenaren een gedoogplicht in verband met de aanleg en instandhouding van een nieuwe 150/380 kV hoogspanningsverbinding. Eén van de eigenaren voert aan dat TenneT geen serieuze en redelijke poging heeft gedaan om langs minnelijke weg met hem tot overeenstemming te komen. TenneT had in april 2015 een aanbod gedaan voor het sluiten van een zakelijk recht overeenkomst, waarna de eigenaar erop had gewezen dat er geen schadevergoeding was aangeboden wegens waardevermindering van bebouwing op zijn omliggende percelen. Nadien, in april 2016, heeft TenneT weliswaar alsnog een aanbod gedaan tot schadevergoeding wegens waardevermindering van bebouwing op de omliggende percelen, maar volgens de eigenaar heeft hij te weinig tijd gehad om dat aanbod te beoordelen.
De Afdeling stelt voorop dat uit artikel 2, vijfde lid, van de BP volgt dat de minister de gedoogplicht pas kan opleggen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet in de gewenste vorm overeenstemming kan worden bereikt. Met verwijzing naar de uitspraak van 30 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6968, overweegt de Afdeling dat de minister zich op grond van artikel 2, vijfde lid, van de BP ervan dient te vergewissen dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen. In dit kader dient de minister te onderzoeken of de voorstellen tot schadevergoeding niet op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden aangemerkt. Doet die situatie zich voor, dan is immers geen sprake van een serieuze en redelijke poging en is niet aan de uit artikel 2, vijfde lid, voortvloeiende overlegverplichting voldaan.
De Afdeling constateert dat TenneT bij brief van april 2016 heeft erkend dat het aanbod van 23 maart 2016 in dit opzicht niet duidelijk was, en heeft in die brief toegelicht dat de aangeboden schadevergoeding wegens waardevermindering ziet op de bedrijfswoning van [appellant sub 2]. De Afdeling stelt verder vast dat de schadecomponent voor waardevermindering van bebouwing van omliggende percelen door TenneT met toepassing van de complexbenadering alsnog is betrokken in het minnelijk overleg. Het door TenneT gedane aanbod tot schadevergoeding wegens waardevermindering van bebouwing op omliggende percelen past in het door TenneT terecht gehanteerde principe van volledige schadeloosstelling. De waardevermindering van bebouwing van omliggende percelen is naar het oordeel van de Afdeling dan ook een relevante schadecomponent waarvan de minister zich moest vergewissen dat die op toereikende wijze in het minnelijk overleg is betrokken. Het tijdens de zitting van 11 april 2017 door de minister ingenomen standpunt dat zijn vergewisplicht enkel betrekking heeft op schadecomponenten die zien op het perceel, waarop de gedoogplicht rust, wordt niet gevolgd, omdat dit onderscheid zich niet verdraagt met het uitgangspunt van volledige schadeloosstelling.
De Afdeling stelt verder vast dat de eigenaar het door TenneT verduidelijkte aanbod tot schadevergoeding wegens waardevermindering van bebouwing op omliggende percelen op 26 april 2016 heeft ontvangen. Nu het gedoogplichtbesluit op 29 april 2016 is genomen, heeft de eigenaar drie dagen gelegenheid gehad om dit aanbod te kunnen beoordelen en daarop te reageren. Dit vindt de Afdeling een te korte termijn en dus niet toereikend om aan te nemen dat sprake is geweest van een serieuze en redelijke poging van TenneT om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen wat betreft de schadecomponent "waardevermindering". Daar komt nog bij dat niet is gebleken dat de minister de genoemde brief van TenneT bij zijn beoordeling van het minnelijk overleg heeft betrokken. Om die reden heeft de minister in dit opzicht niet aan zijn vergewisplicht voldaan. De aan deze eigenaar opgelegde gedoogplicht werd dan ook vernietigd.
Commentaar
Bij dit strenge oordeel speelt een rol dat de Afdeling de waardevermindering van de bebouwing een relevante schadecomponent vindt. Daarmee waren de eerdere biedingen, waarbij geen rekening was gehouden met deze schadepost respectievelijk een onduidelijke aanbieding was gedaan, kennelijk op voorhand onwerkelijk en onredelijk.
De Minister heeft op verzoek van TenneT aan meerdere grondeigenaren een gedoogplicht in verband met de aanleg en instandhouding van een nieuwe 150/380 kV hoogspanningsverbinding. Eén van de eigenaren voert aan dat TenneT geen serieuze en redelijke poging heeft gedaan om langs minnelijke weg met hem tot overeenstemming te komen. TenneT had in april 2015 een aanbod gedaan voor het sluiten van een zakelijk recht overeenkomst, waarna de eigenaar erop had gewezen dat er geen schadevergoeding was aangeboden wegens waardevermindering van bebouwing op zijn omliggende percelen. Nadien, in april 2016, heeft TenneT weliswaar alsnog een aanbod gedaan tot schadevergoeding wegens waardevermindering van bebouwing op de omliggende percelen, maar volgens de eigenaar heeft hij te weinig tijd gehad om dat aanbod te beoordelen.
De Afdeling stelt voorop dat uit artikel 2, vijfde lid, van de BP volgt dat de minister de gedoogplicht pas kan opleggen, indien langs minnelijke weg redelijkerwijs niet in de gewenste vorm overeenstemming kan worden bereikt. Met verwijzing naar de uitspraak van 30 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6968, overweegt de Afdeling dat de minister zich op grond van artikel 2, vijfde lid, van de BP ervan dient te vergewissen dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen. In dit kader dient de minister te onderzoeken of de voorstellen tot schadevergoeding niet op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden aangemerkt. Doet die situatie zich voor, dan is immers geen sprake van een serieuze en redelijke poging en is niet aan de uit artikel 2, vijfde lid, voortvloeiende overlegverplichting voldaan.
De Afdeling constateert dat TenneT bij brief van april 2016 heeft erkend dat het aanbod van 23 maart 2016 in dit opzicht niet duidelijk was, en heeft in die brief toegelicht dat de aangeboden schadevergoeding wegens waardevermindering ziet op de bedrijfswoning van [appellant sub 2]. De Afdeling stelt verder vast dat de schadecomponent voor waardevermindering van bebouwing van omliggende percelen door TenneT met toepassing van de complexbenadering alsnog is betrokken in het minnelijk overleg. Het door TenneT gedane aanbod tot schadevergoeding wegens waardevermindering van bebouwing op omliggende percelen past in het door TenneT terecht gehanteerde principe van volledige schadeloosstelling. De waardevermindering van bebouwing van omliggende percelen is naar het oordeel van de Afdeling dan ook een relevante schadecomponent waarvan de minister zich moest vergewissen dat die op toereikende wijze in het minnelijk overleg is betrokken. Het tijdens de zitting van 11 april 2017 door de minister ingenomen standpunt dat zijn vergewisplicht enkel betrekking heeft op schadecomponenten die zien op het perceel, waarop de gedoogplicht rust, wordt niet gevolgd, omdat dit onderscheid zich niet verdraagt met het uitgangspunt van volledige schadeloosstelling.
De Afdeling stelt verder vast dat de eigenaar het door TenneT verduidelijkte aanbod tot schadevergoeding wegens waardevermindering van bebouwing op omliggende percelen op 26 april 2016 heeft ontvangen. Nu het gedoogplichtbesluit op 29 april 2016 is genomen, heeft de eigenaar drie dagen gelegenheid gehad om dit aanbod te kunnen beoordelen en daarop te reageren. Dit vindt de Afdeling een te korte termijn en dus niet toereikend om aan te nemen dat sprake is geweest van een serieuze en redelijke poging van TenneT om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen wat betreft de schadecomponent "waardevermindering". Daar komt nog bij dat niet is gebleken dat de minister de genoemde brief van TenneT bij zijn beoordeling van het minnelijk overleg heeft betrokken. Om die reden heeft de minister in dit opzicht niet aan zijn vergewisplicht voldaan. De aan deze eigenaar opgelegde gedoogplicht werd dan ook vernietigd.
Commentaar
Bij dit strenge oordeel speelt een rol dat de Afdeling de waardevermindering van de bebouwing een relevante schadecomponent vindt. Daarmee waren de eerdere biedingen, waarbij geen rekening was gehouden met deze schadepost respectievelijk een onduidelijke aanbieding was gedaan, kennelijk op voorhand onwerkelijk en onredelijk.
Gerelateerd
Grondbeleid