Bij een arbeidsurenvermindering bestaat in sommige gevallen aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding. Dat blijkt uit een arrest dat de Hoge Raad afgelopen vrijdag wees.
De wens voor een urenvermindering kan verschillende redenen hebben. Bijvoorbeeld als de langdurige ziekte van een werknemer meebrengt dat werken voor de oorspronkelijke contractsomvang niet realistisch meer is, maar een kleiner aantal uur haalbaar is .
Onze wet kent geen 'gedeeltelijk ontslag'. Een arbeidsovereenkomst kan alleen in zijn geheel worden beëindigd. De regels voor aanspraak op de transitievergoeding sluiten hierbij aan. De wet voorziet niet in een aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding bij een vermindering van de contractsomvang. Vandaar dat een gedeeltelijk ontslag in de praktijk vaak gerealiseerd wordt door een arbeidsovereenkomst helemaal te beëindigen en direct aansluitend een nieuwe arbeidsovereenkomst voor een minder aantal uur dan voorheen aan te gaan.
Omdat de arbeidsovereenkomst (eerst) helemaal beëindigd wordt, kun je betogen dat een hele transitievergoeding verschuldigd is. Toch komt dat onrechtvaardig voor, omdat er in feite geen geheel ontslag plaatsvindt. Zou vanwege dit laatste geen transitievergoeding verschuldigd zijn? Of slechts een gedeelte? Daar moest de Hoge Raad dus over oordelen.
In de zaak die de Hoge Raad voorgelegd kreeg, bleek uit de verklaringen van de werkgever en de werknemer dat zij in feite slechts bedoeld hadden om de arbeidsovereenkomst aan te passen. Dat bracht mee dat de Hoge Raad uitsprak "dat de bestaande arbeidsovereenkomst in aangepaste vorm is voortgezet" en dat erop neerkomt "dat de bestaande arbeidsovereenkomst in feite gedeeltelijk is beëindigd en dat daarom naar evenredigheid van de omvang van die beëindiging een transitievergoeding is verschuldigd." Naar evenredigheid betekent concreet dat de gedeeltelijke transitievergoeding berekend moet worden naar rato van de vermindering van de arbeidstijd en uitgaande van het loon waarop voorheen aanspraak bestond.
Let op: niet in alle gevallen van arbeidsurenvermindering heeft een werknemer aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding. De Hoge Raad beperkt de werking van zijn oordeel namelijk nadrukkelijk. Het kader dat de Hoge Raad geeft is als volgt:
"De mogelijkheid van gedeeltelijk ontslag met daaraan gekoppeld de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding moet worden aanvaard voor het bijzondere geval dat, door omstandigheden gedwongen, wordt overgegaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van de werknemer. Hierbij valt te denken aan het noodzakelijkerwijs gedeeltelijk vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden en aan blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer."
Concreet gelden dus dat de urenvermindering:
(1) plaatsvindt omdat omstandigheden daartoe dwingen;
(2) substantieel moet zijn (de arbeidstijd wordt minimaal met 20% verminderd);
(3) structureel moet zijn (de vermindering zal naar redelijke verwachting blijvend zijn).
De wijze waarop de urenvermindering gerealiseerd wordt, maakt volgens de Hoge Raad niet uit. Hij overweegt namelijk uitdrukkelijk dat het geldt bij (i) een gedeeltelijke beëindiging, (ii) een algeheel ontslag gevolgd door een nieuwe, aangepaste arbeidsovereenkomst dan wel (iii) aanpassing van de arbeidsovereenkomst.