Gedaagde te voortvarend in rechte betrokken, proceskosten voor rekening eiseres

17 oktober 2014, laatst geüpdatet 28 augustus 2024
In de uitspraak van rechtbank Gelderland van 19 september 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6048 is aan de orde dat gedaagde een factuur van haar zorgverzekeraar voor een bedrag van € 101,96 niet tijdig heeft voldaan. De zorgverzekeraar heeft gedaagde vervolgens bij brief van 5 november 2013 gesommeerd om binnen veertien dagen een totaalbedrag van € 102,95 te voldoen (hoofdsom incl. wettelijke rente). In de tekst van de brief staat bovendien dat een bedrag van € 40,-- aan buitengerechtelijke incassoko...
In dit artikel
In de uitspraak van rechtbank Gelderland van 19 september 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6048 is aan de orde dat gedaagde een factuur van haar zorgverzekeraar voor een bedrag van € 101,96 niet tijdig heeft voldaan. De zorgverzekeraar heeft gedaagde vervolgens bij brief van 5 november 2013 gesommeerd om binnen veertien dagen een totaalbedrag van € 102,95 te voldoen (hoofdsom incl. wettelijke rente). In de tekst van de brief staat bovendien dat een bedrag van € 40,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met € 8,40 aan BTW, in rekening gebracht zal worden wanneer niet (volledig) binnen de gestelde termijn wordt betaald. Gedaagde voldoet op 7 januari 2014 een bedrag van € 102,95 aan de zorgverzekeraar, aldus buiten de in de brief aangezegde termijn van veertien dagen. De zorgverzekeraar heeft gedaagde op 29 april 2014 gedagvaard, waarbij zij de buitengerechtelijke incassokosten vordert te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.

Gedaagde erkent in de procedure bij de rechtbank Gelderland dat zij de door de zorgverzekeraar toegezonden facturen met een totaalbedrag van € 101,96 te laat heeft betaald. Zij erkent voorts dat zij daarom wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is aan de zorgverzekeraar. Gedaagde betwist echter de verschuldigdheid van de gevorderde proceskosten. Vanwege betalingsproblemen heeft gedaagde de factuur eerst aan de kant geschoven en begin januari 2014 weer ter hand genomen. Gedaagde heeft op dat moment het in de brief duidelijk zichtbare bedrag van € 102,95 voldaan en zij heeft niet in de gaten gehad dat in de tekst van de brief ook nog vermeld stond dat bij betaling na veertien dagen een extra bedrag van (in totaal) € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd was. De zorgverzekeraar heeft gedaagde ook nooit gewezen op het feit dat zij vergeten was de buitengerechtelijk incassokosten en extra wettelijke rente te voldoen. Dit werd haar pas duidelijk toen op 29 april 2014 de inleidende dagvaarding werd betekend. Gedaagde heeft op dat moment direct contact opgenomen met (de gemachtigde van) de zorgverzekeraar, maar toen werd haar medegedeeld dat zij alleen onder een procedure uit zou kunnen komen wanneer zij de dagvaardingskosten en de proceskosten zou voldoen. Dat de zorgverzekeraar direct is overgegaan tot dagvaarding brengt volgens gedaagde extra en niet in verhouding staande (proces)kosten voor gedaagde mee, terwijl zij naar haar zeggen direct zou hebben betaald als de zorgverzekeraar haar op enige wijze had laten weten dat zij nog meer verschuldigd was dan het reeds door haar betaalde bedrag. De betalingsbereidheid van gedaagde blijkt uit de betaling van het bedrag van € 102,95 en uit betaling van het bedrag van € 48,65 aan buitengerechtelijke incassokosten de zorgverzekeraar na ontvangst van de conclusie van repliek.

De kantonrechter oordeelt dat nu gedaagde erkent dat zij het openstaande factuurbedrag van
€ 101,96 niet binnen de daarvoor gestelde termijn(en) heeft voldaan, zij gehouden is om aan de zorgverzekeraar de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te voldoen. Bovendien is zij, omdat haar betaling heeft plaatsgevonden na afloop van de in de brief van 5 november 2013 genoemde termijn van veertien dagen, gehouden de door de zorgverzekeraar in die brief reeds aangekondigde buitengerechtelijke incassokosten (voor zover nog niet voldaan) te voldoen.

Voorts overweegt de kantonrechter dat nu vast staat dat gedaagde de volledige hoofdsom van € 101,96 reeds enkele maanden voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding had voldaan en gelet op de disproportionele verhouding tussen de te liquideren proceskosten (begroot op € 270,77) en het belang van de zorgverzekeraar (€ 49,32) enerzijds en de onoverzichtelijke lay-out van de brief van de zorgverzekeraar van 5 november 2013 anderzijds, het op de weg van de zorgverzekeraar had gelegen gedaagde eerst nog een sommatie te sturen voor de buitengerechtelijke incassokosten en de (extra) wettelijke rente, alvorens gedaagde in rechte te betrekken. Nu de zorgverzekeraar dit niet heeft gedaan, wordt zij om die reden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden aan de zijde van gedaagde begroot op nihil.

 

Gerelateerd

Rechterhamer

Verjaring in het verzekeringsrecht: de aansprakelijkheidsverzekering

Op 9 juli 2024 heeft het Hof Amsterdam arrest (ECLI:NL:GHAMS:2024:1896) gewezen in een zaak waarin het aanvangsmoment van verjaring bij een...

Proportionele regulering voor verzekeraars

Het verzekeringsbedrijf is in Nederland (en Europa) sterk gereguleerd, met name door de richtlijn Solvency II (Richtlijn 2009/138/EG) en de implementatie...

WAM-verzekeraar verhaalt met succes haar schade op haar verzekerde die met te veel alcohol op een eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt

In de nacht van 23 op 24 november 2018 veroorzaakt de bestuurder van een voertuig onder invloed van alcohol een eenzijdig ongeval waarbij een inzittende...

Opzettelijke brandstichting door een drugsgebruikende verzekerde met een geestelijke stoornis

Brandverzekeringen bieden meestal geen dekking voor schade die een verzekerde zelf opzettelijk veroorzaakt. Maar wat geldt als de verzekerde handelde vanuit...

Verrekening arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met letselschadevergoeding

Op 3 juni 2024 is een beschikking van de rechtbank Limburg gepubliceerd (ECLI:NL:RBLIM:2024:1878), waarin de rechtbank oordeelt dat uitkeringen onder een door...

Tellen inkomsten uit zwart werk mee bij begroten verlies aan verdienvermogen?

De Hoge Raad heeft in het arrest van 12 april 2024 geoordeeld over de vraag of bij de begroting van schade wegens verlies aan verdienvermogen rekening gehouden...
No posts found