Het Hof van Justitie heeft in een
arrest van 11 december 2014 geoordeeld dat het gebruik van een bewakingscamera bij een huis moet voldoen aan de eisen die de privacywet stelt, zodra (ook) de openbare weg wordt gefilmd. Dergelijk cameragebruik valt niet onder de uitzondering voor uitsluitend huishoudelijke doeleinden. Het arrest bevat ook enkele andere interessante overwegingen.
Na jarenlang vandalisme installeert huiseigenaar camera
De kwestie waar het om gaat is op zichzelf eenvoudig. Een Tjechisch gezin wordt jarenlang lastig gevallen door een onbekende persoon, die onder meer ramen had ingegooid. Op een gegeven moment installeert de man des huizes een camera, die beelden maakt van de ingang van het huis, de openbare weg en de ingang van het huis aan de overkant.
Camera filmt vandaal, vandaal wordt veroordeeld
In de nacht van 6 op 7 oktober 2007 werden wederom de ruiten van dit gezin ingegooid. Deze actie is op beeld vastgelegd. De beelden worden overhandigd aan de politie en de verdachte wordt veroordeeld.
Vandaal dient klacht in bij privacy-autoriteit en krijgt gelijk
De verdachte dient vervolgens een klacht in bij de Tjechische privacytoezichthouder over het gebruik van de camera. Deze toezichthouder treedt inderdaad op en constateert (a) dat de beelden zonder toestemming zijn gemaakt, (b) dat er niet geinformeerd is over de camera en (c) dat de camera niet is aangemeld.
Huisiegenaar gaat in beroep
De huiseigenaar gaat tegen dit oordeel van de toezichthouder in beroep bij de rechter. Die stelt nu vragen aan het Europese Hof van Justitie en wil - in de kern - weten of het gebruik van een dergelijk camerasysteem wel valt onder de privacywetgeving.
Hof van Justitie: filmen is verwerking persoonsgegevens
Het Hof van Justitie is in het arrest vrij rechtlijnig. De begrippen persoonsgegevens en verwerken zijn allebei ruim gedefinieerd, dus het filmen van een persoon is een verwerking van persoonsgegevens:
Hof: uitzondering beperkt uitleggen
Het Hof gaat door met de overweging dat de privacyrichtlijn ziet op de bescherming van grondrechten en dat er dus niet te snel mag worden aangenomen dat de regels op grond van een uitzondering niet van toepassing zijn.
De uitzondering uit de richtlijn voor huishoudelijk gebruik dient dan ook heel beperkt te worden gelezen. Zodra het de openbare weg raakt, is van uitsluitend huishoudelijk gebruik al geen sprake meer:
Hof: maar camerasysteem helemaal niet per se verboden
Het gebruik van camerabewaking valt dus onder de privacywetgeving en dient hieraan te voldoen. Het Hof lijkt er echter op te wijzen dat dit helemaal niet betekent dat de camera (dus) niet is toegestaan. Zie in dat kader deze overweging:
Het Hof lijkt aldus er op te hinten dat (gelet op de artikelen waar het Hof naar verwijst):
Conclusie: Tjechische rechter moet belangenafweging maken
Met andere woorden: de Tjechische rechter staat nu voor de taak een belangenafweging te maken. De uitkomst daarvan is minstens zo interessant als deze uitspraak. Het Hof van Justitie geeft immers alleen abstracte regels (kaders), de Tjechische rechter moet nu in concreto bepalen of de huiseigenaar de privacywet heeft overtreden. Dit oordeel is voor Nederland ook interessant, aangezien onze Wet bescherming persoonsgegevens op dezelfde privacyrichtlijn is gebaseerd als de Tjechische privacywet.
Na jarenlang vandalisme installeert huiseigenaar camera
De kwestie waar het om gaat is op zichzelf eenvoudig. Een Tjechisch gezin wordt jarenlang lastig gevallen door een onbekende persoon, die onder meer ramen had ingegooid. Op een gegeven moment installeert de man des huizes een camera, die beelden maakt van de ingang van het huis, de openbare weg en de ingang van het huis aan de overkant.
Camera filmt vandaal, vandaal wordt veroordeeld
In de nacht van 6 op 7 oktober 2007 werden wederom de ruiten van dit gezin ingegooid. Deze actie is op beeld vastgelegd. De beelden worden overhandigd aan de politie en de verdachte wordt veroordeeld.
Vandaal dient klacht in bij privacy-autoriteit en krijgt gelijk
De verdachte dient vervolgens een klacht in bij de Tjechische privacytoezichthouder over het gebruik van de camera. Deze toezichthouder treedt inderdaad op en constateert (a) dat de beelden zonder toestemming zijn gemaakt, (b) dat er niet geinformeerd is over de camera en (c) dat de camera niet is aangemeld.
Huisiegenaar gaat in beroep
De huiseigenaar gaat tegen dit oordeel van de toezichthouder in beroep bij de rechter. Die stelt nu vragen aan het Europese Hof van Justitie en wil - in de kern - weten of het gebruik van een dergelijk camerasysteem wel valt onder de privacywetgeving.
Hof van Justitie: filmen is verwerking persoonsgegevens
Het Hof van Justitie is in het arrest vrij rechtlijnig. De begrippen persoonsgegevens en verwerken zijn allebei ruim gedefinieerd, dus het filmen van een persoon is een verwerking van persoonsgegevens:
Een door een camera vastgelegde afbeelding van een persoon valt derhalve onder het begrip persoonsgegevens in de zin van de in het vorige punt bedoelde bepaling, aangezien de betrokken persoon hierdoor kan worden geïdentificeerd.
(...)
Welnu, bewaking met behulp van video-opnames van mensen die, zoals in het hoofdgeding, doorlopend worden vastgelegd, en wel op de harde schijf, is een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, overeenkomstig artikel 3, lid 1, van richtlijn 95/46.
Hof: uitzondering beperkt uitleggen
Het Hof gaat door met de overweging dat de privacyrichtlijn ziet op de bescherming van grondrechten en dat er dus niet te snel mag worden aangenomen dat de regels op grond van een uitzondering niet van toepassing zijn.
Aangezien de bepalingen van richtlijn 95/46, die voor de verwerking van persoonsgegevens een regeling vaststelt die afbreuk kan doen aan de fundamentele vrijheden, en in het bijzonder aan het recht op een privéleven, noodzakelijkerwijs moeten worden uitgelegd in het licht van de grondrechten die in het Handvest zijn opgenomen (zie arrest Google Spain en Google, EU:C:2014:317, punt 68), dient de uitzondering die is voorzien in artikel 3, lid 2, tweede streepje, van die richtlijn, strikt te worden uitgelegd.
De uitzondering uit de richtlijn voor huishoudelijk gebruik dient dan ook heel beperkt te worden gelezen. Zodra het de openbare weg raakt, is van uitsluitend huishoudelijk gebruik al geen sprake meer:
32 Wat betreft natuurlijke personen, vormen, uit het oogpunt van punt 12 van de considerans van richtlijn 95/46, ook correspondentie en het bijhouden van adressenbestanden „activiteiten die met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden worden verricht”, zelfs als zij incidenteel raken of kunnen raken aan het privéleven van anderen.
33 Voor zover het gebruik van een videobewakingssysteem, zoals dat in het hoofdgeding, de openbare ruimte bestrijkt – zelfs gedeeltelijk – en hierdoor buiten de privésfeer geraakt van degene die door middel van dit systeem gegevens verwerkt, kan het niet worden beschouwd als een activiteit die met uitsluitend „persoonlijke of huishoudelijke doeleinden” wordt verricht in de zin van artikel 3, lid 2, tweede streepje, van richtlijn 95/46.
Hof: maar camerasysteem helemaal niet per se verboden
Het gebruik van camerabewaking valt dus onder de privacywetgeving en dient hieraan te voldoen. Het Hof lijkt er echter op te wijzen dat dit helemaal niet betekent dat de camera (dus) niet is toegestaan. Zie in dat kader deze overweging:
Tegelijkertijd is het bij de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn, overeenkomstig in het bijzonder de artikelen 7, sub f, 11, lid 2 en 13, lid 1, sub d en g, in voorkomend geval mogelijk rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de verantwoordelijke voor de verwerking, die, zoals in het hoofdgeding, met name de bescherming van de eigendom, de gezondheid en het leven van de verantwoordelijke en zijn familie betreffen.
Het Hof lijkt aldus er op te hinten dat (gelet op de artikelen waar het Hof naar verwijst):
- de huiseigenaar best wel een gerechtvaardigd belang kan hebben om de camera op te hangen (artikel 7 sub f);
- het niet informeren over de camera best wel eens gerechtvaardigd zou kunnen zijn (artikel 11 lid 2);
- het zo kan zijn dat niet aan alle privacyregels hoeft te worden voldaan, omdat voorkoming van strafbare feiten en/of de bescherming van eigendom en gezondheid en leven van de huiseigenaar zwaarder weegt (artikel 13 lid 1).
Conclusie: Tjechische rechter moet belangenafweging maken
Met andere woorden: de Tjechische rechter staat nu voor de taak een belangenafweging te maken. De uitkomst daarvan is minstens zo interessant als deze uitspraak. Het Hof van Justitie geeft immers alleen abstracte regels (kaders), de Tjechische rechter moet nu in concreto bepalen of de huiseigenaar de privacywet heeft overtreden. Dit oordeel is voor Nederland ook interessant, aangezien onze Wet bescherming persoonsgegevens op dezelfde privacyrichtlijn is gebaseerd als de Tjechische privacywet.
Gerelateerd
Privacy