Het besluit bevat standpunten over de heffing van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting over in het kader van een onteigeningsprocedure toegekende belastingschadevergoedingen. De actualisatie is voornamelijk redactioneel van aard, en voorziet in de volgende wijzingen:
- Onderdeel 1.6 ‘Andere onbelaste vergoedingen’ is vervallen, omdat het voldoende duidelijk uit de wet voortvloeit;
- Onderdeel 2 ‘Omschrijving belastingschade’. Een verouderde wetsverwijzing is geactualiseerd;
- Onderdeel 4 ‘Procedure’ (thans onderdeel 8) is gewijzigd door te benadrukken dat het initiatief voor het opstellen van een berekening van de omvang van de belastingschade bij belastingplichtige ligt. Daarnaast is de verwijzing naar een vragenformulier vervallen omdat hier in de praktijk geen gebruik van wordt gemaakt.
Het Besluit omschrijving belastingschade in het kort
Definitie belastingschade
In het kader van een onteigening of een verkoop ter voorkoming van onteigening kunnen door de onteigenaar/koper voor verschillende posten vergoedingen worden betaalt die tot het belastbare inkomen van de onteigende/verkoper worden gerekend. Van belastingschade is sprake indien ten gevolge van de onteigening/verkoop meer of eerder belasting wordt geheven dan geheven zou zijn indien datzelfde inkomen zonder onteigening anders verdeeld en op andere tijdstippen aan de onteigende zou zijn toegevallen (HR 7 januari 1970, ECLI:NL:HR:1970:AB3994). De belastingschade bestaat dan uit het verschil tussen:
- de inkomsten- of vennootschapsbelasting die de onteigende verschuldigd wordt over de thans in één bedrag ontvangen vergoeding van inkomensschade én;
- de contant gemaakte som van de bedragen aan inkomsten- of vennootschapsbelasting over het na onteigening te missen (zelfde) inkomen of winst dat, onderscheidenlijk die, over een reeks van jaren zou zijn verschuldigd.
Op bovenstaande omschrijving van het begrip belastingschade is in de rechtspraak een belangrijke nuancering aangebracht. Van belastingschade is namelijk geen sprake indien een redelijk handelende ondernemer die in gelijke omstandigheden verkeert als de belastingplichtige, rekening houdend met de belastingheffing over de boekwinst, ook zonder (dreigende) onteigening dezelfde transactie zou zijn aangegaan (HR 26 augustus 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2542) . Het zal dan gaan om een aanbod dat zo goed is dat het redelijkerwijze niet kan worden afgeslagen.
Daarnaast kunnen de landbouwvrijstelling, herinvesteringsreserve, investeringsfaciliteiten en willekeurige afschrijvingen onder omstandigheden met zich brengen dat er onder de streep geen sprake is van belastingschade.
Heffing over belasting(schade)vergoedingen
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een in het kader van een (dreigende) onteigening toegekende belastingschadevergoeding niet leidt tot heffing van inkomsten- of vennootschapsbelasting (HR 1 juni 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY0637).
Het kan echter voorkomen dat de onteigenaar een belastingvergoeding betaalt die hoger is dan de daadwerkelijk door de onteigende geleden belastingschade. Over het deel van de vergoeding dat de belastingschade overstijgt is in beginsel inkomsten- of vennootschapsbelasting verschuldigd. De onteigende zal in dat geval een deel van de ontvangen belastingvergoeding moeten afstaan aan de fiscus. Als de onteigenaar dit nadeel vergoedt, dan zal de onteigende ook over deze tweede vergoeding belasting verschuldigd zijn.
Op praktische gronden doorbreekt de staatssecretaris deze vicieuze cirkel door in het besluit goed te keuren dat na de heffing inkomsten- of vennootschapsbelasting over de tweede belastingvergoeding geen verdere belastingheffing meer plaatsvindt.
Procedure
Het besluit voorziet in een procedure ter vaststelling van de omvang van de belastingschade.
Het initiatief voor het opstellen van een berekening van de omvang van de belastingschade ligt daarbij bij de belastingplichtige. De belastinginspecteur neemt desgevraagd een standpunt in over deze berekening.
Daarnaast is het mogelijk dat een bij de onteigening betrokken partij de belastingschade laat begroten door een derde. In dat geval verstrekt de belastinginspecteur de daarvoor benodigde gegevens, mits daarvoor toestemming is gegeven door de belastingplichtige.
De inspecteur blijft eindverantwoordelijk voor een juiste belastingheffing. Dat betekent dat de inspecteur uiteindelijk beoordeelt of en in hoeverre een bepaalde belastingvergoeding tot het belastbare inkomen uit werk en woning moet worden gerekend.
Als u vragen heeft over het geactualiseerde besluit of over onteigening en schadeloosstelling in het algemeen, dan kunt u contact opnemen met Joske Hagelaars, specialist onteigening bij Dirkzwager.