Bij
besluit van 17 januari 2017 heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) vastgesteld dat zij de gevolgen voor de concurrentie van de voorgenomen fusie tussen het AMC en VUmc nader moest onderzoek. Voordat het onderzoek was afgerond mocht de fusie in ieder geval niet worden geeffectueerd en konden de fusieplannen in de ijskast. Blijkens een
persbericht van 5 september is de ACM uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat de concurrentie als gevolg van de fusie niet wordt belemmerd. AMC en VUmc mogen fuseren.
Geen concurrentieproblemen door fusie
Het nadere onderzoek van de ACM heeft zicht toegespitst op het segment topzorg (hoog complexe zorg). Binnen het segment topzorg wordt onderscheid gemaakt tussen niet-concurrentiele topzorg en concurrentiele topzorg die (dus) wel door meerdere zorgaanbieders kan worden aangeboden (zie voor het onderscheid mijn hierboven aangehaalde blog over het besluit van 17 januari 2017). Ten aanzien van de concurrentiele topzorg heeft de ACM geconcludeerd dat patiënten en verzekeraars ook na een fusie tussen AMC en VUmc over voldoende alternatieven zullen beschikken. Op het gebied van non-concurrentiele zorg heeft de voorgenomen fusie helemaal geen gevolgen voor de concurrentie. De naam zegt het al: zowel voor als na de fusie is concurrentie door de niet-concurrentiele aard van de zorg gewoonweg niet mogelijk.
Een staartje?
VUmc en AMC zijn niet uit de brand. Het persbericht eindigt namelijk met een saillant detail: tijdens het onderzoek naar de voorgenomen fusie heeft de ACM van zorgverzekeraars kennelijk signalen ontvangen dat VUmc en AMC (ook al voor de voorgenomen fusie) hun positie op het gebied van non-concurrentiele topzorg gebruiken (misbruiken?) om betere contractsvoorwaarden af te dwingen voor concurrentiele topzorg. Dat zou misbruik van aanmerkelijke marktmacht en/of (bij economische activiteiten) van een machtspositie kunnen opleveren en een (andere) grondslag voor handhaving door NZa (op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg) en/of ACM (op grond van de Mededingingswet) kunnen vormen. Hoewel de grondslag van dat onderzoek niet wordt genoemd, ligt het in de reden dat de NZa het voortouw neemt in geval van overlappende bevoegdheden van NZa en ACM.
Geen concurrentieproblemen door fusie
Het nadere onderzoek van de ACM heeft zicht toegespitst op het segment topzorg (hoog complexe zorg). Binnen het segment topzorg wordt onderscheid gemaakt tussen niet-concurrentiele topzorg en concurrentiele topzorg die (dus) wel door meerdere zorgaanbieders kan worden aangeboden (zie voor het onderscheid mijn hierboven aangehaalde blog over het besluit van 17 januari 2017). Ten aanzien van de concurrentiele topzorg heeft de ACM geconcludeerd dat patiënten en verzekeraars ook na een fusie tussen AMC en VUmc over voldoende alternatieven zullen beschikken. Op het gebied van non-concurrentiele zorg heeft de voorgenomen fusie helemaal geen gevolgen voor de concurrentie. De naam zegt het al: zowel voor als na de fusie is concurrentie door de niet-concurrentiele aard van de zorg gewoonweg niet mogelijk.
Een staartje?
VUmc en AMC zijn niet uit de brand. Het persbericht eindigt namelijk met een saillant detail: tijdens het onderzoek naar de voorgenomen fusie heeft de ACM van zorgverzekeraars kennelijk signalen ontvangen dat VUmc en AMC (ook al voor de voorgenomen fusie) hun positie op het gebied van non-concurrentiele topzorg gebruiken (misbruiken?) om betere contractsvoorwaarden af te dwingen voor concurrentiele topzorg. Dat zou misbruik van aanmerkelijke marktmacht en/of (bij economische activiteiten) van een machtspositie kunnen opleveren en een (andere) grondslag voor handhaving door NZa (op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg) en/of ACM (op grond van de Mededingingswet) kunnen vormen. Hoewel de grondslag van dat onderzoek niet wordt genoemd, ligt het in de reden dat de NZa het voortouw neemt in geval van overlappende bevoegdheden van NZa en ACM.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun