Door de grote vlucht die low-cost maatschappijen de laatste jaren hebben genomen, is de luchtvaartsector structureel veranderd. De opkomst van low-cost maatschappijen heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat regionale vliegvelden zich kunnen ontwikkelen (en dus de locale economie bevorderen), wanneer een low-cost maatschappij een regionale vluchthaven als thuisbasis hanteert. Daarbij hebben regionale vliegvelden en low-cost maatschappijen echter een concurrentieachterstand ten opzichte van reeds gevestigde hubs respectievelijk luchtvaartmaatschappijen. De staatssteunregels kunnen ertoe bijdragen deze achterstand te verkleinen.
In 2005 heeft de Commissie richtsnoeren opgesteld voor staatssteun aan regionale luchthavens en low-cost maatschappijen die deze regionale vliegvelden als thuishaven gebruiken. Indien staatssteun aan de voorwaarden uit de richtsnoeren voldoet, is deze staatssteun (na melding ervan bij de Commissie) verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en dus toegestaan. Met behulp van een op 7 april 2011 gestarte consultatieronde beoogt de Commissie te onderzoeken of de huidige richtsnoeren de toets der tijd nog kunnen doorstaan. In de consultatieronde verzoekt de Europese Commissie (onder meer) om de mening van belanghebbende gemeenten en provincies bij de regionale luchthavens (in Nederland bijvoorbeeld Eindhoven Airport, Eelde en Rotterdam Airport). De Commissie is met name geïnteresseerd om informatie te ontvangen “about the changes in the business models of airlines and airports and recent developments concerning the financing of infrastructure and start-up aid to airlines”.
Mogelijk verwijst de Commissie alhier naar een arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 24 maart 2011 (gevoegde zaken T-443/08 en T-455/08). In dit arrest heeft het Gerecht (nogmaals) onderscheid gemaakt tussen enerzijds overheidsinvesteringen in luchthavens die wel staatssteun opleveren, en anderzijds investeringen die geen staatssteun opleveren. Overheidsinvesteringen in de handhaving van de openbare orde en veiligheid op vliegvelden alsmede de daarmee verbonden infrastructuur, zullen onder geen beding staatssteun opleveren. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om veiligheids- en politietaken, maatregelen inzake brandveiligheid en openbare veiligheid, de operationele veiligheid, de meteorologische dienst en de luchtverkeersbeveiliging.
Het Gerecht stelt daarnaast onomwonden vast dat overheidsinvesteringen in de reguliere infrastructuur (bijvoorbeeld landingsbanen) van een regionaal vliegveld in beginsel wel degelijk staatssteun oplevert. Het feit dat er sprake is van staatssteun betekent overigens niet per definitie dat deze staatssteun niet verleend kan worden. Wel dient het voornemen van de overheid om dergelijke staatssteun te verstrekken, voorafgaand ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissie.
In 2005 heeft de Commissie richtsnoeren opgesteld voor staatssteun aan regionale luchthavens en low-cost maatschappijen die deze regionale vliegvelden als thuishaven gebruiken. Indien staatssteun aan de voorwaarden uit de richtsnoeren voldoet, is deze staatssteun (na melding ervan bij de Commissie) verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en dus toegestaan. Met behulp van een op 7 april 2011 gestarte consultatieronde beoogt de Commissie te onderzoeken of de huidige richtsnoeren de toets der tijd nog kunnen doorstaan. In de consultatieronde verzoekt de Europese Commissie (onder meer) om de mening van belanghebbende gemeenten en provincies bij de regionale luchthavens (in Nederland bijvoorbeeld Eindhoven Airport, Eelde en Rotterdam Airport). De Commissie is met name geïnteresseerd om informatie te ontvangen “about the changes in the business models of airlines and airports and recent developments concerning the financing of infrastructure and start-up aid to airlines”.
Mogelijk verwijst de Commissie alhier naar een arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 24 maart 2011 (gevoegde zaken T-443/08 en T-455/08). In dit arrest heeft het Gerecht (nogmaals) onderscheid gemaakt tussen enerzijds overheidsinvesteringen in luchthavens die wel staatssteun opleveren, en anderzijds investeringen die geen staatssteun opleveren. Overheidsinvesteringen in de handhaving van de openbare orde en veiligheid op vliegvelden alsmede de daarmee verbonden infrastructuur, zullen onder geen beding staatssteun opleveren. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om veiligheids- en politietaken, maatregelen inzake brandveiligheid en openbare veiligheid, de operationele veiligheid, de meteorologische dienst en de luchtverkeersbeveiliging.
Het Gerecht stelt daarnaast onomwonden vast dat overheidsinvesteringen in de reguliere infrastructuur (bijvoorbeeld landingsbanen) van een regionaal vliegveld in beginsel wel degelijk staatssteun oplevert. Het feit dat er sprake is van staatssteun betekent overigens niet per definitie dat deze staatssteun niet verleend kan worden. Wel dient het voornemen van de overheid om dergelijke staatssteun te verstrekken, voorafgaand ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Commissie.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun