Recent heeft de NMa het boetebesluit van
18 december 2012 gepubliceerd waarin de NMa boetes van in totaal circa EUR 4 miljoen heeft opgelegd aan zeven ondernemingen die zich bezighouden met de productie en verkoop van plantuien. De ondernemingen zouden zich volgens de NMa schuldig hebben gemaakt aan (op grond van het kartelverbod) verboden concurrentiebeperkende afspraken. Het is de vraag of de ondernemingen door betaling van de boete uit de kartelproblemen zijn. Niet kan worden uitgesloten dat gedupeerde afnemers van plantuien hun schade als gevolg van het kartel trachten te verhalen op de karteldeelnemers.
De verboden gedraging
Volgens de NMa hebben de ondernemingen onderling afgesproken om voor het teeltjaar 2009 (een gedeelte van) hun productie te vernietigen teneinde schaarste op de markt voor plantuien te creëren met als doel hogere verkoopprijzen te realiseren voor de (resterende) producten. Als de NMa een mededingingsbeperkend doel van een afspraak heeft vastgesteld, is de NMa niet verplicht om (diepgaand) onderzoek te doen naar eventuele concurrentiebeperkende gevolgen ervan. De NMa stelt echter in het boetebesluit dat zij beschikt over offertes waaruit volgens haar zou blijken dat de betrokken ondernemingen ook daadwerkelijk hun prijzen hebben aangepast (verhoogd) naar aanleiding van de door het kartel afgesproken vernietiging van de uienproductie.
Het besluit vermeldt hierover:
“Uit twee in de administratie van TOP aangetroffen offertes blijkt dat zij tegenover haar klanten rekening hield met een krimp in het totaalareaal. Eén offerte is verstuurd op 15 juni 2009, kort na de bijeenkomst van 9 juni. In de offerte stelt [vertrouwelijk] van TOP dat de in de offerte opgenomen prijzen voor (diverse soorten) eerstejaars plantuien zijn gebaseerd op een krimp van minimaal 15 %: “Hierbij onze offerte voor het nieuwe jaar (...) Deze prijzen zijn gebaseerd op het feit dat we een areaal krimp verwacht van minimaal 15%”.
Schadevergoeding voor gedupeerden?
Voor gedupeerden van het kartel kan de informatie in het besluit van de NMa bruikbaar zijn bij het verhalen van schade die zij als gevolg van het kartel zouden hebben geleden. Het belangrijkste obstakel voor het instellen van schadevergoedingsacties is over het algemeen namelijk gelegen in de moeilijkheid om de omvang van de schade alsmede het oorzakelijk verband tussen de schade en het kartel vast te stellen.
Tot op heden was de NMa gedupeerden weinig behulpzaam aangezien zij vaak terughoudend is met het begroten van de schade die het kartel daadwerkelijk heeft aangericht. Uit het besluit van de NMa in het uienkartel volgt in ieder geval dat zij de mening is toegedaan dat (ten minste) een karteldeelnemer daadwerkelijk rekening heeft gehouden met de vernietigde productie en een hogere prijs voor plantuien aan een afnemer heeft gevraagd dan wanneer het kartel niet zou hebben bestaan. In combinatie met de eerder besproken uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland over het verhalen van kartelschade door een gedupeerde, kan het boetebesluit aanleiding zijn voor afnemers van plantuien om bij de karteldeelnemers schadevergoedingseisen in te stellen.
De verboden gedraging
Volgens de NMa hebben de ondernemingen onderling afgesproken om voor het teeltjaar 2009 (een gedeelte van) hun productie te vernietigen teneinde schaarste op de markt voor plantuien te creëren met als doel hogere verkoopprijzen te realiseren voor de (resterende) producten. Als de NMa een mededingingsbeperkend doel van een afspraak heeft vastgesteld, is de NMa niet verplicht om (diepgaand) onderzoek te doen naar eventuele concurrentiebeperkende gevolgen ervan. De NMa stelt echter in het boetebesluit dat zij beschikt over offertes waaruit volgens haar zou blijken dat de betrokken ondernemingen ook daadwerkelijk hun prijzen hebben aangepast (verhoogd) naar aanleiding van de door het kartel afgesproken vernietiging van de uienproductie.
Het besluit vermeldt hierover:
“Uit twee in de administratie van TOP aangetroffen offertes blijkt dat zij tegenover haar klanten rekening hield met een krimp in het totaalareaal. Eén offerte is verstuurd op 15 juni 2009, kort na de bijeenkomst van 9 juni. In de offerte stelt [vertrouwelijk] van TOP dat de in de offerte opgenomen prijzen voor (diverse soorten) eerstejaars plantuien zijn gebaseerd op een krimp van minimaal 15 %: “Hierbij onze offerte voor het nieuwe jaar (...) Deze prijzen zijn gebaseerd op het feit dat we een areaal krimp verwacht van minimaal 15%”.
Schadevergoeding voor gedupeerden?
Voor gedupeerden van het kartel kan de informatie in het besluit van de NMa bruikbaar zijn bij het verhalen van schade die zij als gevolg van het kartel zouden hebben geleden. Het belangrijkste obstakel voor het instellen van schadevergoedingsacties is over het algemeen namelijk gelegen in de moeilijkheid om de omvang van de schade alsmede het oorzakelijk verband tussen de schade en het kartel vast te stellen.
Tot op heden was de NMa gedupeerden weinig behulpzaam aangezien zij vaak terughoudend is met het begroten van de schade die het kartel daadwerkelijk heeft aangericht. Uit het besluit van de NMa in het uienkartel volgt in ieder geval dat zij de mening is toegedaan dat (ten minste) een karteldeelnemer daadwerkelijk rekening heeft gehouden met de vernietigde productie en een hogere prijs voor plantuien aan een afnemer heeft gevraagd dan wanneer het kartel niet zou hebben bestaan. In combinatie met de eerder besproken uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland over het verhalen van kartelschade door een gedupeerde, kan het boetebesluit aanleiding zijn voor afnemers van plantuien om bij de karteldeelnemers schadevergoedingseisen in te stellen.
Gerelateerd
Mededinging en staatssteun