Wanneer een schuldenaar failliet gaat, verliest hij van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorend vermogen. Hij wordt niet handelingsonbekwaam, maar hij kan de boedel niet binden. De curator is daarentegen wel bevoegd de boedel te beheren en te vereffenen.
In een zaak die speelde bij de Rechtbank Noord-Holland kwam de vraag aan de orde of een volmacht die door de curator tijdens het faillissement aan de bank werd verstrekt voor de levering van een woning, door de bank kon worden gebruikt nadat het faillissement was geëindigd. Het volgende speelde zich af.
X, die op huwelijkse voorwaarden met zijn echtgenote is getrouwd, wordt op enig moment failliet verklaard. Hypotheekhouder Rabobank zegt de financiering van de woning vervolgens op. Om een executieverkoop te voorkomen, geven de curator en de echtgenote van X vervolgens Rabobank een onherroepelijke volmacht om tot onderhandse verkoop en levering van de woning over te gaan. Een maand nadat Rabobank, als gevolmachtigde van X, de woning heeft verkocht, wordt het faillissement beëindigd. Rabobank wil vervolgens overgaan tot het leveren van de woning.
X en zijn echtgenote spannen vervolgens een kort geding aan tegen Rabobank, om te voorkomen dat de woning wordt geleverd. Daarbij stellen zij zich (onder meer) op het standpunt dat Rabobank in strijd handelt met de aan haar verstrekte volmacht en dat deze volmacht niet bruikbaar is voor de levering van de woning, aangezien het faillissement van X reeds is geëindigd. X zou daarom zelf (weer) het beheer over zijn vermogensrechten kunnen uitoefenen en enkel zelf de woning kunnen leveren. Aangezien X geen volmacht aan Rabobank heeft gegeven (maar alleen de curator in zijn faillissement) kan Rabobank op basis van de volmacht van de curator de woning niet leveren. Door opheffing van het faillissement kan de curator niet langer namens X handelen en eindigt de door de curator gegeven volmacht, aldus X en zijn echtgenote.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het Rabobank niet is toegestaan de volmacht nog te gebruiken en overweegt daartoe dat Rabobank door de volmachtverlening niet méér bevoegdheden heeft verkregen dan de bevoegdheden die de curator zelf kon uitoefenen. Na beëindiging van het faillissement kan de curator de boedel niet meer binden en de woning niet leveren, zodat ook Rabobank dat niet kan. De door de curator (enkel in diens hoedanigheid van curator) afgegeven volmacht is met de beëindiging van het faillissement uitgewerkt. Dat de volmacht onherroepelijk is gegeven, doet daaraan volgens de voorzieningenrechter niet af. Kortom: het einde van het faillissement betekent het einde van een door de curator gegeven volmacht.
Ten overvloede geeft de voorzieningenrechter de echtgenoten nog wel mee dat Rabobank haar recht van parate executie behoudt en dat de echtgenoten er met het oog op een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst wellicht verstandig aan doen toch mee te werken aan de levering.
In een zaak die speelde bij de Rechtbank Noord-Holland kwam de vraag aan de orde of een volmacht die door de curator tijdens het faillissement aan de bank werd verstrekt voor de levering van een woning, door de bank kon worden gebruikt nadat het faillissement was geëindigd. Het volgende speelde zich af.
X, die op huwelijkse voorwaarden met zijn echtgenote is getrouwd, wordt op enig moment failliet verklaard. Hypotheekhouder Rabobank zegt de financiering van de woning vervolgens op. Om een executieverkoop te voorkomen, geven de curator en de echtgenote van X vervolgens Rabobank een onherroepelijke volmacht om tot onderhandse verkoop en levering van de woning over te gaan. Een maand nadat Rabobank, als gevolmachtigde van X, de woning heeft verkocht, wordt het faillissement beëindigd. Rabobank wil vervolgens overgaan tot het leveren van de woning.
X en zijn echtgenote spannen vervolgens een kort geding aan tegen Rabobank, om te voorkomen dat de woning wordt geleverd. Daarbij stellen zij zich (onder meer) op het standpunt dat Rabobank in strijd handelt met de aan haar verstrekte volmacht en dat deze volmacht niet bruikbaar is voor de levering van de woning, aangezien het faillissement van X reeds is geëindigd. X zou daarom zelf (weer) het beheer over zijn vermogensrechten kunnen uitoefenen en enkel zelf de woning kunnen leveren. Aangezien X geen volmacht aan Rabobank heeft gegeven (maar alleen de curator in zijn faillissement) kan Rabobank op basis van de volmacht van de curator de woning niet leveren. Door opheffing van het faillissement kan de curator niet langer namens X handelen en eindigt de door de curator gegeven volmacht, aldus X en zijn echtgenote.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het Rabobank niet is toegestaan de volmacht nog te gebruiken en overweegt daartoe dat Rabobank door de volmachtverlening niet méér bevoegdheden heeft verkregen dan de bevoegdheden die de curator zelf kon uitoefenen. Na beëindiging van het faillissement kan de curator de boedel niet meer binden en de woning niet leveren, zodat ook Rabobank dat niet kan. De door de curator (enkel in diens hoedanigheid van curator) afgegeven volmacht is met de beëindiging van het faillissement uitgewerkt. Dat de volmacht onherroepelijk is gegeven, doet daaraan volgens de voorzieningenrechter niet af. Kortom: het einde van het faillissement betekent het einde van een door de curator gegeven volmacht.
Ten overvloede geeft de voorzieningenrechter de echtgenoten nog wel mee dat Rabobank haar recht van parate executie behoudt en dat de echtgenoten er met het oog op een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst wellicht verstandig aan doen toch mee te werken aan de levering.